Diamant zonder r
Maria Barnas
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Arbeiderspers, cop. 2013 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 12479 |
31/10/2013
Big Bang. Ooit verwees de term spottend naar de baanbrekende theorie die het ontstaan van het heelal verklaart. Intussen laat niemand er zich nog smalend over uit en zijn de astrofysische gevolgen ervan keurig in kaart gebracht. Of toch ongeveer. Maar wat zo’n eenmalige knal met een dichter doet, is een vraag die zich nauwelijks laat beantwoorden. Tenzij het antwoord over het almaar uitdijende universum in vele richtingen mag uitzwermen en wisselende vormen kan aannemen.
Maria Barnas publiceerde, op een paar romans en essays na, de bundels Twee zonnen (2003) en Er staat een stad op (2007), waarvoor ze achtereenvolgens de C. Buddingh’-prijs 2004 en de J.C. Bloemprijs 2009 ontving. Dat ze haar poëtische reputatie met haar derde bundel bevestigt, is het minste wat je kan zeggen. Jaja de oerknal is een geslaagde poging om een ik-figuur te plaatsen tegenover de mateloosheid van het heelal. Ja, als je de intimiteit van de melkweg even wegdenkt, waar word je dan uiteindelijk mee geconfronteerd? Zelf formuleert ze die vraag in het openingsgedicht zo:
Jaja de oerknal hoor ik mezelf zeggen.
Hoe is het mogelijk dat dit in mijn mond past?
Het ontstaan een klont op mijn tong.
Stil. Angst is een zwerm die rust in een boom.
Of zijn het woorden die zich inktzwart
op de takken verdringen. Het is een vorm
van paniek die opwelt in mij en als opvliegende
zwerm uit mijn keel breekt. Het heelal slaat
de vleugels uit. Wij klapwieken en juichen schril.
Wat staat de lezer nog te wachten na een dergelijke bekentenis? Het besef dat het leven uit een mondvol angst bestaat? Vanzelfsprekend, maar ook dat die angst zich niet zomaar laat beteugelen, zoals blijkt uit de eindeloos lijkende opsomming in ‘Waar men bang voor is’. Angst neemt bij voorkeur de vorm aan van een zwerm zwarte vogels, een centrale metafoor in deze strak geritmeerde gedichten, die niet zelden aan rijmloze sonnetten doen denken. De ‘nerveuze vogels’ die ‘wij uit de keel zien breken’ fladderen onheilspellend tussen de regels van deze poëzie door, waarin de ik-figuur haar/zijn positie tracht te bepalen: ‘Het is wit in mijn hoofd. Kan iemand me details geven? / Ik sta in het midden van een verbijsterd heelal’.
Waar kan zo’n ik, afkomstig ‘uit het lage moerasland’ daarenboven, zich uiteindelijk op verlaten? Daar geeft de bundel nauwelijks uitsluitsel over, maar het is onmiskenbaar dat de ik de wereld bekijkt vanuit een ‘vernauwd’ of omgekeerd perspectief. In ‘Vlaggen paniek’ lijken hemel en aarde bovendien van plaats te hebben gewisseld: ‘Wanneer het oog het landschap wervelend / en ondersteboven op het netvlies vangt / rijd ik over de snelweg in een gekanteld land’. Tussen de ik en de ruimte heerst een averechtse verhouding: een dalende koker lijkt de omgevende wereld op te stulpen, zoals het animo van een opverend voetbalpubliek ingaat tegen de aanvankelijke ‘rust’ en latere ‘ergernis’ van de niet-betrokken toeschouwers. ‘Ze rijzen / als één man. Heffen de armen en juichen’, heet het in ‘Verlenging’, maar ook: ‘Wij blijven zitten. / Klampen ons vast aan extra tijd’.
Even opvallend als de ‘ooghoek’ van waaruit de ik-figuur een deinende/kantelende wereld observeert, is haar/zijn verlangen naar begrenzing. Talrijk zijn de verwijzingen naar grenswoorden als ‘plafond’, ‘rand’, ‘duinrand’, ‘bosrand’, ‘dakrand’, ‘zoom’, ‘kade’, ‘overkant’, ‘lijn’, enzovoort. Gaat het keer op keer om een (hopeloze) poging ‘de oeverloze tijd’ te bezweren? Ongetwijfeld, want Maria Barnas tracht onophoudelijk een ‘streep’ te trekken ‘onder de tijd op een bladzijde in een agenda’ waarin ‘plaats en naam ontbreken’. Gaat het daarbij om de tijd die alleen door een totale apocalyps of de dood zelf kan worden gestuit? Allicht wel. Zich identificerend met Philippe Petit, die over een strakke draad balanceert, verwoordt de ik de existentiële spanning die daarmee gepaard gaat zo: ‘Ik duw hem tegen het aarzelen voort / en maak ons groter dan het almaar vallende. / Hul me in zijn jas van dood en oefen huiveren’.
Zo’n oefening in ‘huiveren’ voltrekt zich ongezien in het ‘gesloten hoofd’ van de dichter, want ‘de bladertooi in het hoofd van de dichter / [is] bonter en voller dan die van de windstille / boom die verstrekkend staat te branden / in het raam’. Het (begrensde) hoofd van de dichter lijkt me een treffende poëticale metafoor voor het onbegrensde heelal waar Barnas’ poëzie haar bestaansrecht aan ontleent. Een poëzie ‘grenzend aan het einde / van het weiland waar de schapen blijven staan // en de nacht in het gras kruipt tegen het zand op / en in de bosrand zinkt en zingt’. Poëzie dus waar de lezer kleiner van wordt en de wereld groter. Of omgekeerd. [Yvan de Maesschalck]
T. van Deel
De derde dichtbundel van Maria Barnas, in 1997 gedebuteerd met de roman 'Engelen van ijs', zet al meteen in het eerste gedicht de toon: 'Angst is een zwerm die rust in een boom. / Of zijn het woorden die zich inktzwart / op de takken verdringen. Het is een vorm // van paniek die opwelt in mij en als opvliegende / zwerm uit mijn keel breekt.' Angst, paniek, oeverloosheid, verdrinken, dood, ontbinding, 'alles valt uit elkaar' in 'deze wereld die me bekend is en vreemd': 'Zolang we lopen doen we met elke stap / een stap in het ongewisse en kunnen we ons // in de geel kermende bermen in de lome namiddag / en in de voorbeeldige wrakken langs de afkoelende / rivier als verlaten huizen in elkaar vergissen.' Dit citaat is kenmerkend voor de adjectivische, nogal expliciete manier van dichten van Barnas. 'Waar men bang voor is', vier overvolle bladzijden lang, somt honderden woorden op waar we bang voor zouden zijn: 'Kennis, everzwijnen, blozen, werken of functioneren, goed nieuws, seks' etc. Eigenlijk voor alles dus. 'Ik sta in het midden van een verbijsterd heelal' – aan deze menselijke conditie probeert Maria Barnas, soms naar mijn smaak wat al te dichterlijk, stem te geven. Anderzijds is zij de eerste die Robben en Ribéry in poëzie laat optreden! Ironie kan haar dus niet vreemd zijn.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.