Sisyphus achterna : hoe het failliet van Lehman onze wereld blijft veranderen
Johan Van Overtveldt
Johan Van Overtveldt (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij Antwerpen, 2012 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : ECONOMIE : 340.7 OVER |
28/02/2013
De Amerikaan Milton Friedman, zoon van Joods-Hongaarse immigranten, zou dit jaar 100 zijn geworden, maar stierf op 16 november 2006 op 94-jarige leeftijd. Samen met Paul A. Samuelson (1915-2009) en John Maynard Keynes (1883-1946) wordt hij tot de belangrijkste economen van de twintigste eeuw gerekend. Hij was een belangrijk gezicht van de ‘Chicago School’ en een grondlegger van het ‘monetarisme’. Die economische stroming benadrukt het belang van de hoeveelheid geld in een economie als instrument om inflatie te bestrijden. Zijn ideeën over individuele economische vrijheid hebben, mede dankzij zijn talent voor communicatie en campagne, in de jaren tachtig belangrijke politici als Ronald Reagan en Margaret Tatcher zwaar beïnvloed.
Zowel de titel van dit boek – Red de vrije markt – als de ondertitels – De terugkeer van Milton Friedman en Voor al wie de crisis echt wil begrijpen en bezweren – zetten de lezer op het verkeerde been. Dit is geen economisch naslagwerk dat de ideeën van Friedman grondig uiteenzet. En wie onderbouwde oplossingen voor de huidige economische crisis verwacht, komt er ook bekaaid af. ‘Dit boek gaat over Milton Friedman, een briljant econoom en een intellectueel met omstreden ideeën en denkbeelden. Een gepassioneerd verdediger van de principes van de vrijemarkteconomie en tegelijk een onderzoeker die wetenschappelijke kwaliteit steevast hoog in het banier voerde. Bovendien slaagde Friedman er ook in zijn boodschap uit de dragen tot ver buiten het domein van de economie en de economen.’ Zo vat Johan van Overtveldt zelf dit boek samen (pagina 19).
De auteur is een groot bewonderaar van Friedman en steekt dat niet onder stoelen of banken. Op zich is dat niet erg, maar hij neigt naar idolatrie. Neem nu het stuk waarin hij uiteenzet hoe Friedman denkt over de theorieën van John Maynard Keynes. Terecht toont hij aan dat de theorieën van Keynes, net als die van Friedman, genuanceerder in elkaar steken dan algemeen aangenomen wordt. Maar de manier waarop hij de twee economen omschrijft, stuit tegen de borst. Door heel het boek heen bewierookt Van Overtveldt Friedman met woorden als ‘talent’, ‘briljant’, ‘begaafd met een zeer snel werkend brein’ en ‘belangrijk’. Keynes wordt dan weer (uitvoerig) beschreven als ‘extreem zelfverzekerd’, ‘verwaand’, ‘zelfingenomen’, ‘hautain’ en ‘koppig’.
De auteur slooft zich verder uit om aan te tonen dat Keynes eigenlijk tegen de vakbonden is, en een voorstander van de vrijemarkteconomie en het kapitalisme. Waarom hij dat doet, is onduidelijk. Want Keynes was inderdaad geen linkse econoom en hij wilde zeker niet het kapitalisme aanvallen. Hij stelde wel dat men niet kon rekenen op de vrije markt om volledige werkgelegenheid te bereiken. Daarvoor is ingrijpend overheidsoptreden nodig, bijvoorbeeld via grootschalige investeringen, ook al veroorzaakt dat tijdelijk een begrotingstekort. Terwijl Friedman steeds heeft bepleit dat men een monetaire politiek moet voeren, waarbij de centrale bank de geldhoeveelheid in de maatschappij met een bepaald percentage per jaar zou moeten laten groeien, om werkloosheid en inflatie tegen te gaan.
Het boek is ook onvolledig. De auteur wil met praktijkvoorbeelden aantonen dat Friedman het bij het rechte eind had. Maar kritiek van tegenstanders wordt niet punctueel weerlegd. Zo lag Friedman zwaar onder vuur omwille van zijn betrokkenheid bij het Pinochet-regime in Chili. Volgens Van Overtveldt is die betrokkenheid zwaar overschat en ging het enkel om een samenwerkingsverband tussen universiteiten toen Pinochet nog niet aan de macht was. Die Chileense ‘Chicago Boys’ zouden dan een economisch beleid hebben gevoerd dat ‘neerkwam op de uitvoering van het programma dat de wijze mensen van de Wereldbank en het IMF al jaren verkondigden’. Waardoor Chili zich zou ontwikkelen tot een economisch mirakel. De lezer komt echter niet te weten dat andere economen, onder wie Amartya Sen, dit zouden weerleggen. Evenmin dat Chili ‘duurzame groei zou kennen wanneer de neoliberale ideologische koorts zou zijn gezakt’, zoals OESO-econoom Javier Santiso het stelt.
Ook die andere levensbedreigende crisis wordt niet belicht. Onbeperkte groei en welvaartstoename, industrialisering en het gebruik van fossiele brandstoffen gaan ten koste van het leefmilieu en het klimaat. Toch schenken de theorieën van Friedman weinig of geen aandacht aan die milieuaspecten.
Voorbeelden die aantonen dat de ideeën van Friedman in de praktijk niet altijd werken, ontbreken. Neem nu Japan in de jaren negentig, een land in een crisis die wat deed denken aan de Great Depression van de jaren dertig. Zoals Paul Krugman beschrijft, bleken de ideeën van Friedman over monetair beleid in tijden van depressie de toets niet te doorstaan. De Japanse centrale bank pompte veel cash in de economie, maar de Japanse consument potte de extra yen op in plaats van die uit te geven. De werkloosheid bleef relatief laag dankzij enorme overheidsinvesteringen in de bouw. En Japan kende pas economische opleving dankzij investeringen door ondernemers in nieuwe technologie. ‘De resultaten tonen duidelijk aan dat Keynes’ pessimisme het haalt van Friedman’s optimisme’, aldus Krugman.
Van Overtveldt gaat ook af en toe inhoudelijk uit de bocht. Zo schrijft hij een stijging van het gemiddelde inkomen per capita wereldwijd, een hogere levensverwachting en een beter niveau van schoolopleidingen tijdens ‘The age of Friedman’ in één paragraaf toe aan beleid geïnspireerd op de ideeën van de man. Of neem nu de huidige economische crisis, die volgens Van Overtveldt het gevolg is van overheidsfalen, en niet zozeer marktfalen. De overheid heeft te weinig aandacht gehad voor een goede regulering van de financiële markten, waardoor hebzucht de overhand kreeg. Dat de huidige crisis onder meer te wijten is aan een tekort aan goede regulering, is zeker juist. Maar het klopt niet dat de oorzaak van de crisis gewoonweg bij de overheid ligt. Laat een manke regulering nu net het gevolg zijn van decennia campagne voeren voor een kleine overheid, deregulering en privatisering, onder meer door Friedman.
[Els Keytsman]
R.J. Blom
Dit boek analyseert de theorieën van de Amerikaanse econooom en Nobelprijswinnaar Milton Friedman. Hij wordt tegenwoordig (ten onrechte, volgens de auteur) vaak gezien als de vader van het wilde kapitalisme. In dit kader gaat het dan ook over de huidige wereldwijde crisis en de gedachte dat niemand daar iets aan doet en dat we eigenlijk geen goede economen meer hebben sinds Friedman overleed in 2004. Friedman wordt aangemerkt als een van de belangrijkste economen van de twintigste eeuw, al wordt niet ontkend dat Keynes is uitgeroepen tot de belangrijkste econoom. De Keynes-theorie staat echter lijnrecht tegenover die van Friedman. De auteur gaat daarop in een van de hoofdstukken in. Keynes en Friedman domineerden sinds 1935 het economisch debat. Voor wie geïnteresseerd is in deze twee grootheden, vormt dit werk een uitstekende analyse van het werk (en leven) van Friedman. Het boek is toegankelijk geschreven en geeft een prima tijdsbeeld van een periode van honderd jaar economische geschiedenis. De schrijver is hoofdredacteur van het bekende Vlaamse weekblad Knack.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.