Onze kinderjaren : kindergedichten voor volwassenen
Xavier Roelens
Xavier Roelens (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Contact, 2012 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 12909 |
15/02/2013
Xavier Roelens is al geruime tijd actief in het ‘nieuwe’ literaire milieu, als medewerker van diverse jongerentijdschriften en internetsites en op het podium. Tegelijk blijft hij vooralsnog in de eerste plaats iemand die zijn plaats en zijn identiteit als dichter zoekt. De dichter experimenteert, probeert zoveel mogelijk prikkels uit om te zien wat ze met zijn poëzie teweegbrengen. De energie en het proces primeren daarbij soms zelfs op het eindresultaat, zoeken is belangrijker dan vinden. Dat alles maakt van Roelens een bijzonder boeiende, maar tegelijk hoogst onevenwichtige en grillige auteur. Zijn ‘officiële’ debuut, er is een spookrijder gesignaleerd (2007), werd dan ook lauwtjes onthaald, als interessant maar onvoldragen. Het lijkt erop dat ook deze nieuwe bundel aarzelend ontvangen zal worden, al betekent hij onmiskenbaar een stap vooruit. In Over de twee hoofdbestanddelen van de mens: water & relaties gaat Roelens allereerst de strijd aan met het blad. In tegenstelling tot de klassieke bladschikking van poëzie probeert hij op uiteenlopende wijzen daarmee te experimenteren. De openingsgedichten van elke reeks staan in het wit afgedrukt op een zwarte achtergrond (in plaats van andersom), sommige verzen lopen van de bladzijden af (en worden dus letterlijk gedeeltelijk onleesbaar), andere verzen deinen uit over een groot aantal bladzijden of worden gepresenteerd in de vorm van prozasegmenten, en ga zo maar door. Vaak is het moeilijk om aan die keuzes een duidelijke functie toe te kennen, maar ze laten toch zien hoe ieder spreken, ook dat van de poëzie, op allerlei manieren aan ‘banden’ wordt gelegd (al is het maar door de typografische conventies) en hoe tegelijk dat spreken in feite geen duidelijk begin heeft noch een afgerond einde. Dat alles maakt het uiteraard voor de lezer moeilijk om ‘zijn’ of ‘haar’ plaats in deze poëzie te vinden, maar die vervreemding is net de bedoeling van de dichter.
De toon van de gedichten is al even divers. Zo opent elke reeks met een vers in het West-Vlaams dialect; deze gedichten, die door hun gedrongen zegging tot de beste van de bundel behoren, trouwens, zijn gebaseerd op het aloude principe van de Natureingang waarin de natuur en de mens als het ware elkaars spiegelbeeld vormen. De andere verzen zijn dan weer veel diverser qua stijl en taal; verhalende fragmenten wisselen af met detaillistische beschrijvingen of lijstjes, en vaak worden teksten ingebed in grotere teksten waardoor de homogeniteit ook weer doorbroken wordt. Vanzelfsprekend worden de mogelijkheden van de tekstverwerker en grafische programma’s bij dat alles gretig aangewend. Minder opvallend maar zeker even efficiënt is het gebruik van allerlei interteksten, materiaal dat wordt ontleend aan papieren en internetbronnen. Enkele keren krijgt de poëzie zelfs de indruk van flarf, een collage van bestaande zinnen die via een zoekmachine op het internet gevonden worden.
Kortom, Roelens is ook nu weer een poëtische ADHDer, die van alles tegelijk wil proeven. Het gevolg is een ambivalente leeservaring; nieuwe smaken en smaakcombinaties werken soms verrassend, maar op andere momenten resulteren ze vooral in indigestie en een gevoel van willekeur (in plaats van poëtische noodzaak). Toch vallen in de bundel als geheel een aantal boeiende thematische krachtlijnen te onderkennen. Het overkoepelende thema is dat van de mens (dat blijkt als uit de titel), die als een merkwaardig biologisch wezen verschijnt. Hij is weliswaar geheel en al natuurlijk (bestaande uit natuurlijke materialen), maar door zijn brein heeft hij zich gaandeweg van die oorsprong verwijderd en is hij zelf een vijand geworden van de natuur waaraan hij participeert. Hier krijgt de poëzie van Roelens een expliciete ecologische boodschap. Hij analyseert de buitenstaandersrol van de mens en de manier waarop diens bestaan wordt overspoeld door indrukken, wrakstukken (ook letterlijk) van zijn eigen leven. De mens is een strandjutter die zijn eigen identiteit omzeggens samenraapt uit wat hij zelf heeft weggegooid of is verloren. De lezer treft in deze bundel tal van wrakstukken aan, maar het is wel aan hem of haar om daaruit zijn eigen samenhang en zin te distilleren. In die zin zou men toch durven hopen dat Roelens bij zijn volgende bundel zijn retorisch en beeldend talent wat meer onder controle houdt. [Dirk De Geest]
Albert Hagenaars
De Vlaamse schrijver (1976) debuteerde in 2007 met wisselend succes als dichter en is sindsdien op diverse fronten actief, o.a. als redacteur en jurylid. De titel suggereert al wat de lezer kan verwachten: typografische experimenten; grappen en grollen; een onstuitbare hoeveelheid onderwerpen; associatief bepaalde woordenslierten; en ja, tussendoor ook poëzie, soms aangenaam compact, vaker uitrollend in uitbundig proza. Aan zijn aanstekelijke plezier om alle registers open te gooien en te tonen wat je met taal zoal vermag, ligt het dus niet. Hoewel de bundel drie afdelingen kent, zouden veel teksten sterker over kunnen komen als Roelens meer ordening had gezocht, vooral intrinsiek. Een van de belangrijkste kenmerken van poëzie, spankracht, is te zwaar onder druk komen staan, tenzij de lezer dit gebrek door isolatie in een aangepaste leeshouding weet te compenseren. Daartoe wordt hij echter zeker niet opgeroepen, integendeel. Het liefst heeft Roelens dat er wordt gelezen zoals hijzelf schrijft: exuberant, zonder omkijken, om in een roes te geraken of, wie weet, een staat van genade!
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.