De hoogste tijd : een eeuw vrouwenkiesrecht
Monique Leyenaar
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Fontein, cop. 2012 |
VERDIEPING 2 : BABILLE : IK EN DE WERELD : VERHALEN : POLA |
15/09/2012
Elke jeugdauteur die over de Holocaust wil schrijven, staat voor een moeilijke evenwichtsoefening: hoe kan je recht doen aan de gruwelijke waarheid zonder de lezer te traumatiseren? In Een andere wereld wordt dit deels opgevangen door de bijzondere positie van het hoofdpersonage, de veertienjarige Lotte. Zij wordt samen met haar ouders en broertje naar Theresienstadt gedeporteerd, een van de relatief ‘veilige’ concentratiekampen van de nazi’s, die als ‘modelstad’ moest dienen. Doordat Lottes vader een bekende Nederlandse kunstschilder is, geniet het hele gezin van een aantal voorrechten in het kamp. Zo slapen de vier samen in een appartement en niet in een kazerne, blijven ze gespaard van transporten naar de dodenkampen in het oosten en worden ze met de rest van de familie herenigd. Ondanks deze voordelen blijft het leven in Theresienstadt ook voor Lotte bikkelhard: ze krijgt nauwelijks eten, moet zwaar werk verrichten, wordt vernederd en betast en ziet dagelijks mensen sterven en/of verdwijnen. Bovendien zit aan haar vaders job ook een bittere schaduwzijde: als hoofd van de kunstenaarswerkplaats moet hij onder andere propagandatekeningen voor de nazi’s maken. Deze ambivalente positie is voor Lotte haast ondraaglijk. Enerzijds beseft ze dat ze geluk heeft, anderzijds kan ze niet in het reine komen met het feit dat net haar vader met zijn tekeningen de leugens van de nazi’s helpt verspreiden. Meer nog dan op de strijd om te overleven en de strijd om een vleugje menselijke waardigheid, ligt het zwaartepunt op Lottes innerlijke strijd. Een sterke keuze van Monique Polak, omdat deze invalshoek een dankbaar tegengewicht biedt aan zoveel absurde gruwel.
Minder overtuigend, soms zelfs ronduit storend, is de erg uitvoerige vertelstijl, die veel te expliciet is. Werkelijk alles moet verteld, verklaard, overpeinsd of herhaald worden door de ik-verteller. Zelfs beelden die geen woorden hoeven, zoals de bouw van een nepcafé in het kamp (‘bedenk eens hoe absurd dat is, een café in een gevangenis!’), de angst van nieuwkomers voor gasdouches of het inschakelen van kinderen om asresten in de rivier te dumpen (‘De nazi’s willen de asresten vernietigen, het bewijs dat duizenden gevangen hier zijn gestorven en gecremeerd. En wij helpen de nazi’s bij het wegwerken van dat bewijs.’), worden van een uitleg vergezeld. Het lijkt wel alsof de auteur zich ervan wil vergewissen dat de lezer elk detail correct interpreteert. Begrijpelijk, wanneer je weet dat deze roman grotendeels gebaseerd is op de getuigenis van Polaks eigen moeder, die pas na zestig jaar de stilte over haar verblijf in Theresienstadt verbrak. Maar deze bijwijlen drammerige stijl heeft een averechts effect: het verhaal boet aan kracht in.
Gelukkig heeft het boek voldoende sterke kanten om een aanwinst in de Holocaust(jeugd)literatuur te zijn. Enkele fragmenten grijpen je naar de keel en blijven dagenlang hangen, bv. wanneer de kinderen op het perron verwachtingsvol hun breedgeschouderde, frisgeschoren opa zoeken en de gebroken, ineengedoken schim oorspronkelijk niet herkennen. Tot slot is ook Lottes coming of age overtuigend uitgewerkt. Het verwende, ietwat naïeve meisje groeit in het kamp uit tot een kritische, strijdlustige jongvolwassene die haar zoektocht naar de waarheid weigert op te geven. Lottes morele dilemma’s vormen een mooi aanknopingspunt om met jongeren over het thema te discussiëren. De sterkste passages, waar Lotte filosofeert over wat mens-zijn in het kamp nog betekent, herinneren aan Primo Levi’s Is dit een mens: ‘Franticek heeft gelijk. Mensen moeten pakken wat ze pakken kunnen. Mensen moeten voelen dat ze leven. Deze kus moet ik pakken om te voelen dat ik leef’. Met Nederlandstalige en Engelstalige bronnen, een authentiek portret van Polaks moeder in het kamp en aantekeningen van de schrijfster. [Marit Trioen]
D.J. Hoenink
De joodse Lotte van Raalte (14, ik-figuur) wordt in 1943 met haar familie getransporteerd naar Theresienstadt, een concentratiekamp waar vooral veel kunstenaars terechtkomen. Lottes vader tekent en schildert voor de nazi´s, omdat zijn leven en dat van zijn familie ervan afhangt. Zo wordt voor internationale waarnemers de plek omgetoverd tot een modelkamp, en er wordt een propagandafilm gemaakt. Maar intussen maakt Lotte de vreselijkste dingen mee en heersen angst, ziekte, honger en dood. En bekruipt haar de twijfel of wat haar vader doet, eigenlijk wel door de beugel kan. Want wat is goed en wat is kwaad? Hoe ver kun je gaan om jezelf en je gezin te beschermen, in het besef dat elke actie in jouw voordeel in zo'n kamp weer nadeel voor een ander oplevert? Hoe blijf je overeind in een wereld waarin al je waarden waardeloos blijken? Lotte worstelt met al deze vragen. Daarbij nog een eerste verliefdheid en een wreed afgebroken vriendschap. Een boek dat snoeihard binnenkomt. Geïnspireerd door het waargebeurde verhaal van Jo Spier. Goede aanvulling op al bestaande Holocaustverhalen. Vanaf ca. 13 jaar.
Annie Beullens
ua/an/22 j
De auteur vertelt in dit boek wat haar moeder als veertienjarig joods meisje overkwam tijdens de Tweede Wereldoorlog. Lotte, zo heet ze, woont met haar ouders en broertje Theo in Amsterdam. Ze zijn joods maar niet praktiserend. Vader werkt als tekenaar/cartoonist bij de krant ‘De Telegraaf’. In het joods lyceum waar Lotte verplicht naartoe moet, zit ook Anne Frank. Aanleiding tot de arrestatie van het gezin is een cartoon over Hitler die haar vader voor de krant maakte. In april 1943 wordt het gezin getransporteerd naar Theresienstadt in Tsjecho-Slowakije. Het is een garnizoenstad voor 7000 soldaten, maar de gedeporteerden zullen er met meer dan 30 000 ‘opgestapeld’ worden. Toch is Theresienstadt geen vernietigingskamp. Het moet eerder dienen om het imago van de nazi’s voor de buitenwereld op te poetsen en zich voordoen als modelkamp, telkens als er ‘pottenkijkers’, zoals het Rode Kruis, op bezoek komen. Heel veel van de kampbewoners zijn kunstenaars. Hun gezinnen krijgen een iets betere woonst, d.w.z. één kamer in plaats van een slaapzaal. Vader wordt als tekenaar ingezet voor nazipublicaties en verfraaiingswerken. Moeder en de kinderen moeten in de keuken werken. Lotte leert in het kamp Hannelore kennen, een leeftijdsgenote uit Hamburg, die ook haar vriendin wordt. Het harde leven maakt zoals ook elders in de kampen gebeurde de kinderen vroeg volwassen. Ze zien transporten, ze zien dagelijks mensen die gestorven zijn aan ontbering, typhus en door executie. Lotte leert dat ziek zijn gevaarlijk is, want wie niet productief is, is nutteloos en wordt onverbiddelijk op transport gezet. Elke nieuwe lading gevangenen betekent automatisch transport van anderen naar de vernietigingskampen.
Op 23 juni 1944 komt het Deense Rode Kruis op bezoek. Ze hebben wel hun bezoek ruim vooraf aangekondigd, wat de nazi’s de tijd geeft om alles te fatsoeneren. De commandant moet door de kinderen ‘oom’ genoemd worden, de straten krijgen namen in plaats van nummers, en alhoewel er geen scholen zijn wordt er op een gebouw ‘jongensschool’ geschilderd. De vader van Lotte moet een muurschildering maken voor het zogenaamde kinderhospitaal. Hij kiest voor het sprookje van Rapunzel die gevangen wordt gehouden door de boze heks, als daad van enig verzet. Ze krijgen nieuwe kleren en een extra bad en zelfs twee stukjes vlees in de soep, er zijn muziekconcerten enz. Ieder heeft zijn rol te spelen in dit grote leugenspel. Wie iets verkeerd zou zeggen, wordt doodgeschoten. De delegatie tuint erin en schrijft in haar rapport: leefomstandigheden zijn behoorlijk goed. Nadat ze vertrokken zijn, herneemt het grauwe leven zich. Lotte leert wat verlies betekent; haar vriendin Hannelore verdwijnt met een transport.
Als de oorlogskansen keren, vernietigen de nazi’s zoveel mogelijk documenten met o.a. persoonsgegevens en de asresten van overleden gevangenen. Kinderen onder de zestien jaar moeten hierbij helpen. In de winter 1944-'45 stijgt het aantal transporten. Er worden gevangenen van het ene kamp naar het andere gebracht. Ook gevangenen met besmettelijke ziekten komen aan in Thersienstadt als de Amerikanen en de Russen naderen. Op een dag vluchten alle nazi’s uit het kamp dat betekent bevrijding. Alhoewel, de ouders van Theo en Lotte moeten nog nablijven. Zij worden door de Russen ondervraagd om na te gaan of ze niet collaboreerden met de Duitsers. Terug in Nederland moeten ze zich ook onderwerpen aan een ondervraging door het leger want het is verdacht als een ganse familie intact uit de kampen komt.
Niettegenstaande het feit dat er al zoveel boeken over de Holocaust verschenen zijn, werpt dit boek toch weer een ander licht op hoe het mechanisme van systematische uitroeiing werkte. De schrijfster baseerde zich op de herinneringen van haar moeder en op de tekeningen die haar grootvader, Jo Spier, maakte. De geschiedkundige feiten worden zo exact mogelijk weergegeven. Alleen het laatste transport uit Nederland werd verlaat en dat komt nogal ongeloofwaardig over. Er is een portret van Lotte, getekend door een bevriend kunstenaar in Theresienstadt, en een uitgebreide bibliografie. Op de achterflap staat wel een flagrante vergissing: Lotte wordt er Anne genoemd.
Een waardevol boek.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.