Oorlog en terpentijn : roman
Stefan Hertmans
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2011 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ESSAY : HERT |
Karel Verhoeven
em/ov/04 n
Even vrees je dat je de overpeinzingen van een chagrijnige cultuurpessimist in handen hebt. Hertmans, grootmeester van het essay, lijkt zich te nestelen in de rol van savante observator van de hedendaagse dwaasheid. De schrijver-filosoof is niet gemaakt voor de babbelshows en stand-upcomedy. Hij bekijkt hoofdschuddend de kwetterende emo, en voelt zich uitgesloten. Hij klinkt wat bitter: 'Je bent een muurbloem of een megafoon. Een watje of een toeter. Een middenweg is niet langer eerbaar.' Trekt de essayist zich terug in de papieren Arcadia van zijn bibliotheek?
Hertmans zet zich gelukkig over dat chagrijn heen. Heet lezen tegenwoordig schuldig verzuim, welaan, laten we dan meer lezen. Laat die klassieken aanrukken, samen met Hölderlin, Nietzsche, Sloterdijk, Kierkegaard, de troubadours, Houellebecq en een indrukwekkend, bont gezelschap. Misschien kunnen we via hen wat meer leren over welke verlangens ons zo ophitsen en welke ontgoochelingen we zo krampachtig, maar tevergeefs uit de weg gaan.
Het telen van prei
De lezer mag warmlopen met beschouwingen over het Vlaams-nationalisme en over engagement in de kunsten. Maar cruciaal wordt het over seks. Hertmans wordt gefrappeerd door een interview op een Vlaamse televisiezender met twee dertigers over hun job als seksentertainer. De vrouw, naakt in beeld en wat kinky opgemaakt, 'vertelde rustig dat anaal en dubbel gepenetreerd wel leuk was met vrienden en zo'. 'De man zelf verzekerde dat hij eerder het passieve type was en dus liever werd gepenetreerd dan zelf anaal te penetreren.' De twee praten zakelijk, emotieloos. Ze hadden het evengoed kunnen hebben over het telen van prei. Ze bekijken kirrend de stoute fotoshoot die van hen gemaakt wordt. De tv-makers hebben vast stichtende bedoelingen.
Wat een reductie, denkt Hertmans over dat volslagen gebrek aan inlevingsvermogen. Hoe is het fout gelopen dat we zulke emotionele zelfonthouding toepassen op wat zo intens emotioneel is - vrijende mensen? Vroeger mocht je geen seks hebben, nu rust een verbod op emoties. Waar zijn we de liefde kwijtgespeeld? We bannen emotie over dat waarmee we het nauwst verbonden zijn, en worden van de weeromstuit hysterisch sentimenteel over bagatellen. Een dood huisdier krijgt een echte begrafenis. We winden ons op over een humanitaire crisis in een verwegland. Maar van wat ons van nabij aangrijpt, wenden we angstig de ogen af.
We zijn de maat van het menselijke uit het oog verloren. We passen niet meer in onze wereld zoals de man van Vitruvius die Da Vinci tekende, in zijn cirkel paste. Toen was de mens nog de maat der dingen. Een tijd lag de maat bij God. Daarna verloren we de maat aan de industrie. Nu aan ons verlangen om de wereld almaar groter te maken. We voelen ons niet meer geborgen. Alles is te groot, te kil en te abstract. Waar vinden we nog een paradijselijk Arcadia?
Valse profeet
Zelfs de alomtegenwoordige lichaamscultus biedt geen soelaas. Alsof genot de enige deugd is en losbandigheid ons weer authentiek zou maken. Franse libertijnen dissen dat sinds enkele decennia weer graag op. Libertijnen houden vol dat de beschaving een complot is om ons het genot te verbieden. Hertmans vindt dat vale onzin. Vooral Michel Onfray heeft van dat epicurisme zijn filosofisch levenswerk gemaakt. Hertmans schoffelt hem met grote ijver onder. Een valse profeet is die Onfray. Die heeft niet begrepen dat zijn epicurisme gewoon cynisme geworden is. Dat de markt die 'bevrijding' gretig voor haar kar heeft gespannen. Media dragen de platte commercie uit. Omdat ze bang zijn van echte, kwetsbare begeerte, wordt seks glad, mechanisch, oeverloos vervelend, maar wel makkelijk reproduceerbaar. Daar is Marx. 'De pornoster is werkelijk de mens van de gerobotiseerde eeuw.' Het pornografische leven is uitgeblust. Er rest niets dan malaise, hopeloze tristesse, dwaze sentimentaliteit.
Wereldverbeteraar
Niemand heeft die onttovering naakter en met een grotere grijns beschreven dan Michel Houellebecq. Houellebecq heet een cynisch auteur te zijn. Hertmans steekt zijn grote sympathie voor Houellebecq niet weg. In een wervelend essay ontrafelt hij secuur dat cynisme. Hij geeft er veel over zichzelf prijs. Hij deelt het misprijzen van Houellebecq voor de verbitterde kleinburgerlijke romantici die de romans van Houellebecq bevolken. Maar met Houellebecq voelt hij ook medeleven met de hopeloosheid van het modale leven. Au fond is Houellebecq een wereldverbeteraar, pleit Hertmans, een reformist, een zedenmeester, een moralist, een utopist, een cultuurpessimist. Zou dat allemaal ook voor Hertmans gelden?
DE AUTEUR: een veelbekroond dichter, essayist en romancier.
HET BOEK: een erudiete, veelzijdige essaybundel.
ONS OORDEEL: je zou er haast een hele kast romans voor weggeven.
STEFAN HERTMANS
De mobilisatie van Arcadia.
De Bezige Bij, 286 blz., 19,90 ?.
Stefan Hertmans signeert op de Boekenbeurs op 5/11 (16-17 u).
De aanrader van de week.
Marnix Verplancke
em/ov/16 n
Stefan Hertmans
De Bezige Bij, 285 blz., euro19,90.
We kunnen er niet onderuit: we beleven emotionele tijden.
Waar het altijd zomer is, het fruit in de bomen hangt te glimmen, een klaterende rivier pijnlijk helder stroomt en geen enkele vogel ooit een schel gefluit laat horen, daar ligt Arcadia, het mythische land dat alleen door zijn menselijkheid van het Aards Paradijs verschilt. Het is een belangrijk verschil. Stefan Hertmans, dichter, prozaïst en compromisloos intellectueel gaat in zijn nieuwste essaybundel op zoek naar de manier waarop wij vandaag met die Arcadische droom omgaan. Enerzijds is de droom pregnanter geworden, maar anderzijds zijn we door de emotionele oppervlakkigheid van de media minder in staat ons eigen Arcadia in te vullen. Waar het Hertmans om te doen is, traceert hij in het werk van Michel Houellebecq, W.G. Sebald en Sören Kierkegaard. Vooral deze laatste is volgens Hertmans een onoplosbaar dilemma op het spoor gekomen: de verscheurende keuze tussen passie en conventie. Ook al lijkt Hertmans door de veelheid aan referenties een omgevallen boekenkast, hij komt vaak bijzonder scherp uit de hoek. In zijn essay over het hedendaagse België toont hij bijvoorbeeld fijntjes aan dat wij op politiek vlak in een Kierkegaardiaanse patstelling zijn beland. Nationalistische passie noch ironisch belgicisme kan een antwoord bieden op de hedendaagse problemen.
31/12/2011
Enthousiasme als deugd en ondeugd
Op de cover zie je een boom met een genereuze kruin in een vaag zuiders landschap, en omdat je tegelijk ook de titel van het boek leest, denk je onwillekeurig dat je naar een foto van een idyllisch Arcadia kijkt, met gezellig luierende boeren en herders. Tot je beseft dat de mensen onder de boom dood zijn — kennelijk doodgeschoten of omgekomen bij een explosie. Een topos in veel moderne kunst, merkt Stefan Hertmans in dit boek op, is ‘het verwoeste of geschonden landschap’, en die topos heeft ook het beeld van Arcadia aangetast, dat pastorale landschap van eenvoud en harmonie met de natuur.
Arcadia komt in veel essays van dit boek voor, met verschuivende betekenissen: soms verwijst het naar iets moois en lieflijks dat onherroepelijk verloren is gegaan, soms naar de verloren onschuld, soms naar de fictie van een authentiek verleden. Maar wat betekent ‘de mobilisatie van Arcadia’? Geen enkel essay draagt die titel, kennelijk moet de formule ons op het spoor zetten van een rode draad, misschien zelfs van een tijdsdiagnose à la Peter Sloterdijk, aan wie de term ‘mobilisatie’ vermoedelijk is ontleend — Sloterdijk duidt er de tendens mee aan om alles — ook het meest passieve, oneigentijdse of verstilde — te activeren, te versnellen, in te lijven, te intensiveren.
De formule komt twee keer in het boek voor. Aan het eind van een essay over onze hysterische zucht naar emoties vraagt Hertmans zich af wat er van het vitalisme van de jaren dertig is geworden. Het kreeg een facelift en werd ingelijfd in een wereld van fitnessvideo’s, safari’s, prestatieseks, autorally’s en gezondheidsfanaten, stelt hij vast: ‘het is zijn arcadische geheugen kwijt omwille van de totale mobilisering van Arcadia’. Erg duidelijk is dat niet — met de pastorale soberheid van Arcadia heeft het vitalisme nooit veel te maken gehad. Vermoedelijk bedoelt Hertmans dat de vitalistische verheerlijking van natuur en lichaam haar arcadische wortels moest vergeten om te kunnen worden gemobiliseerd — door de commercie, de media, de lifestylebusiness? — voor een pseudo-Arcadia.
Ook in een essay over de Belgische politiek komt de formule voor. Dat genuanceerd beargumenteerde stuk is scherp verwoord: Hertmans trekt flink van leer tegen de ‘Vlaams-populisten’ met hun ‘houten koppen’, tegen de egocentrische verdedigers van een monocultureel ‘huisje-tuintje-Arcadia’. En hij poneert dat de politiek van de ‘Vlaams-radicalen’ gebaseerd is op de ‘populistische leugen van een gemobiliseerd Arcadia’. Heeft het Vlaams-nationalisme zijn succes inderdaad te danken aan de propaganda voor een ‘arcadische heilstaat Vlaanderen’, voor de nostalgische leugen van een zogenaamd authentiek, premodern en mythisch verleden? Erg overtuigend lijkt me dat niet, en de analytische kracht van ‘de mobilisering van Arcadia’ als tijdsdiagnose — en als rode draad voor de essays — lijkt me beperkt. Kennelijk bedoelt Hertmans dat restanten van nostalgische utopieën worden geactiveerd en meteen ook geperverteerd, maar de term Arcadia — op zijn best een vage metafoor — moet in deze argumentatie te veel begripsmatig werk opknappen.
Is dat erg? Niet echt, denk ik: een essaybundel hoeft geen rode draad te hebben. In De mobilisatie van Arcadia staan veertien intelligente, meestal zwierig geschreven en altijd gedreven essays die een zeer breed spectrum bestrijken. Ze gaan over ons lege emotionalisme, over Belgische politiek, over het artistieke engagement, over de vraag of de mens nog de maat van de dingen is, over Arcadia en andere imaginaire plekken waar de literatuur thuis kan zijn, over Lacaniaanse lezingen van troubadourslyriek en Wagners Parsifal, over werk van Houellebecq, Michel Onfray, Kierkegaard, W.G. Sebald, Roberto Calasso en Hugues C. Pernath. Hertmans sluit de bundel af met een nadrukkelijk existentialistische, sterk door Maurice Blanchot geïnspireerde meditatie over de schrijver en de dood. Hertmans’ belezenheid — zo blijkt uit al deze essays opnieuw — is enorm, zijn cultuurhistorische en filosofische eruditie verbluffend, zijn ernst, felheid en betrokkenheid onaangetast: hij is bijvoorbeeld niet te beroerd om met het afgekloven bot van het ‘artistieke engagement’ toch nog een soepje te koken, dat niet eens helemaal waterig proeft. De grote deugd van Hertmans blijft zijn enthousiasme.
De bundel is subtiel gecomponeerd. Achterin staan de essays over literatuur; gaandeweg vernauwen ze zich tot de punt van Hertmans’ pen. Voorin staan kritische essays over wereld en maatschappij. Het allereerste essay begint al meteen met een klaroenstoot: ‘We kunnen er niet onderuit: we beleven emotionele tijden. Waar men ook kijkt, commotie is de norm, intensiteit de vorm.’ Het is het fulminante begin van een heus Tekenen-des-Tijds-essay, waarin de schrijver probeert om het fantoom van de tijdgeest op de staart te trappen. Zo’n teken des tijds moet je natuurlijk eerst zelf construeren. Hertmans ziet op tv twee ‘seksentertainers’ die onaangedaan en professioneel-technisch over hun werk praten, als ging het ‘om het telen van prei’. Die emotionele onthouding intrigeert hem; hij ziet ze wel vaker bij mensen die op andere gebieden dan weer grote sentimenten koesteren. ‘Het vermogen om emoties los te knippen van een aanleiding, maakt dialectisch de weg vrij om sentimenten zonder zinnige aanleiding te programmeren.’ Het resultaat: hysterische, maar gevoelloze emoties — absurde emotionele uitbarstingen, vaak om futiele details, zonder urgentie en vooral zonder empathie. Dat is voor Hertmans het meest verontrustende: dat onze overdreven sentimentaliteit samengaat met een compleet gebrek aan mededogen en inlevingsvermogen.
Het essay steunt sterk op cultuurkritische gemeenplaatsen — het schrikbeeld van de cleane, emotieloze seks; de sentimentele dierenliefhebber die zijn oude moedertje verwaarloost; de bewogen derdewereldactivist die de sukkelaar op de stoep niet ziet staan — maar het is retorisch erg sterk: eloquent en met veel vuurwerk smaalt Hertmans over onze narcistische en hysterische, lege emoties. Sowieso is hij een schrijver die lezers die van understatement en droge, laconieke zinnen houden danig moet irriteren. De variërende herhaling en vooral de verheviging en de overdrijving zijn favoriete stijlfiguren, die hem wel eens doen uitglijden — enthousiasme is ook zijn grote ondeugd. Zo vindt hij dat de Vlaamse christendemocraten ‘flamingant, conservatief tot zelfs uiterst rechts’ zijn geworden en noemt hij reality-tv van ‘haast apocalyptische betekenis’ — de programma’s doen hem denken aan de laboratoria van ‘een mentale Mengele’.
Sterker nog dan vorige bundels van Hertmans is De mobilisatie van Arcadia doordrenkt van filosofie. Plato, Levinas, Nussbaum, Lacan, Badiou, Sloterdijk, Hegel en vele anderen worden met instemming geciteerd of waarderend toegeknikt. Met namedropping heeft dat overigens niets te maken: Hertmans voelt zich in hun werk als een vis in het water; hij denkt in en met de filosofie, die voor hem een soort ‘masterdiscours’ geworden lijkt. ‘De werkelijkheid van ons leven valt nooit samen met de theorieën daaromtrent’, merkt hij terecht op. Maar als hij zijn filosofische zevenmijlslaarzen aantrekt, wil hij dat wel eens vergeten. Dan hebben zijn stukken meer weg van referaten en verkwanselt hij voor een filosofisch bord linzen datgene wat de unieke kracht van een goed essay uitmaakt: dat het — zoals Willem Jan Otten ooit schreef — zinnen bevat die geen denksystemen weergeven of uitwerken, maar je de sensatie bezorgen aan het denken te zijn.
In een niet zo helder geconstrueerd essay vraagt Hertmans zich af wat de imaginaire plekken van de literatuur zijn geweest. Hij reconstrueert er enkele: de tuin van Thomas Mores Utopia, het besloten tuintje van de ridderromans, Arcadia bij Vergilius, Dante’s Purgatorio (‘de topos van de literatuur als een soort arcadische tussenruimte, de tussenruimte namelijk ook waar Dante de klassieke dichters en filosofen zonder onderscheid samenbrengt’), de chora bij Plato, de vervlietende niet-plaats bij Badiou, enzovoort. Dat is indrukwekkend, maar literatuur verschijnt hier als een nogal bloedeloze, onwereldse zaak, zonder lezers, ingebed in een vaagweg geschiedfilosofisch verhaal.
Dat is anders in wat misschien de beste stukken in dit boek zijn: met veel inzicht geschreven essays over Houellebecq, Sebald en Roberto Calasso. Het essay over Houellebecq begint met een scherpzinnig portret van Diogenes, het soevereine, ‘kynische’ temperament, in zijn verhouding tot Alexander de Grote, de cynische machthebber. Aan het eind komt Hertmans daarop terug, en schetst hij het personage Michel Houellebecq als een Diogenes in het mediatijdperk, die meteen ook een stap verder is dan de filosoof, ‘omdat hij zijn eigen onmogelijkheid om outcast te blijven in zijn relativeringen betrekt’. Houellebecq blijft niet doof voor de lokroep van de literaire consecratie, maar tegelijk haat hij het om te moeten doorgaan voor een schrijver, ‘een type dat hij eigenlijk minacht omdat het te flauw is als aanduiding voor zijn vehemente bezigheden, voor zijn gepassioneerd engagement dat lijkt op dat van een profeet — maar dan een die net als de keizer geen kleren aanheeft. Daarmee vervalt hij in de meest pathetische aller zonden, die hij ook in zijn personages zo intens en gevoelig kan beschrijven: die van de walg voor zichzelf. Waarna hij schouderophalend overgaat tot de orde van de dag.’ Dat is scherpzinnig opgemerkt en helder geformuleerd — een uitstekend essay.
[Eddy Bettens]
Wim Fievez
Veertien filosofisch getinte essays die de Vlaamse schrijver (1951) in de afgelopen acht jaar heeft geschreven. De auteur becommentarieert daarin de huidige toestand van de Westerse cultuur en die van de Belgische samenleving in het bijzonder. Aan de hand van de misantroop Houellebecq en de vrijdenker Peter Sloterdijk schetst Hertmans een beeld van onze cultuur die, door de invloed van de media en het ongebreidelde individualisme, onpersoonlijk en afstandelijk is geworden en waar gevoelloze maar sensationele emoties een evenwichtige omgang met politiek, kunst en seks verhinderen. De kritische essays zijn erudiet, gaan nooit rechtstreeks maar altijd met een omtrekkende beweging op een onderwerp af, waardoor de auteur in de gelegenheid is zijn indrukwekkende kennis van de Europese literatuur en filosofie ten toon te spreiden, in een denkbeweging die soms moeilijk is te volgen, maar vaak interessant en uitdagend is.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.