Beschikbaarheid en plaats in de bibliotheek
ARhus - De Munt
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Ten Have, 2011 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : FILOSOFIE : 155.2 ROUS |
Besprekingen
15/05/2012
'Niets is zo ongelijk aan mij als ik', was de titel van een kort essay dat Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) omstreeks 1744 schreef voor Le Persifleur ('De Spotter'). Dat tijdschrift, dat nooit zou verschijnen, was een van de vele projecten die werden bekokstoofd door Diderot, d'Alembert, Condillac en Rousseau in het Parijse café Panier Fleuri, waar ze tijdens wekelijkse bijeenkomsten hun ideeën toetsten en hun plannen ontwikkelden. Een project dat wel werd gerealiseerd was de Encyclopédie (het eerste deel verscheen in 1751) — het zou een immense invloed uitoefenen op de geestelijke ontwikkeling van de toenmalige wereld. Van de vier grote geesten die toen de gelagtafel deelden zou Rousseau zeker niet de minste blijken. Als criticus van een verlichtingsdenken dat de rede als alleenzaligmakend zag, als de eerste die onder de vele gestalten van de mens zijn diep verborgen emotionele natuur blootlegde, als de eerste die de maatschappij verantwoordelijk stelde voor onrecht en ongelijkheid en daardoor het vuur van de revolutie aanwakkerde, en, vooral als verdediger van een vrijheidsconcept dat tegen willekeur is en voor onderwerping aan de wet die men zichzelf voorschrijft, blijft hij een van de sleutelfiguren van de moderne wijsbegeerte. En dan hebben we het nog niet over zijn ontdekking dat de kindertijd cruciaal is in de ontwikkeling van de mens, over zijn belangstelling voor natuur, zijn directe invloed op de romantiek, op de psychoanalyse, de literatuur...
Een enorme prestatie voor een man die een laatbloeier kan worden genoemd. Zijn eerste belangrijke werk, dat hem meteen bekend zou maken, Vertoog over wetenschappen en kunsten, verschijnt pas in 1750. Het werd geschreven na het plotse inzicht dat Rousseau op de weg naar Vincennes — waar Diderot gevangen zat — zou krijgen over de menselijke goedheid die door de beschaving wordt aangetast. Hij is dan 38 en heeft een avontuurlijk leven achter de rug, waarbij hij in moeilijke omstandigheden van de ene stad naar de andere trok en meerdere beroepen zou uitoefenen om in zijn levensonderhoud te voorzien. Voordien had hij al zonder veel succes liederen, theaterstukken, een opera en een ballet geschreven.
In deze biografie wordt die odyssee, mede aan de hand van zijn eigen verslag in de Bekentenissen (postuum verschenen), omstandig uit de doeken gedaan. Hijzelf ligt trouwens aan de basis van het beeld dat we vandaag van deze complexe en paradoxale persoonlijkheid hebben en dat, op een aantal aanvullingen uit archieven en getuigenissen na, weinig verschilt van wat hij over zichzelf vertelt. Als we vandaag iets kunnen zeggen over zijn masochistische en egocentrische kanten, zijn seksuele frustraties, zijn paranoïde trekken, de overgevoeligheid en de hypochondrie waaronder hij leed, het diepe wantrouwen dat hij zou koesteren tegen zijn medemens, wat op de duur zou eindigen in echte achtervolgingswaan, dan hebben we dat uit zijn eigen geschriften. Onderzoek zal alleen maar bevestigen wat de verhoudingen met de vrouwen in zijn leven hebben betekend. Met zijn surrogaatmoeder Madame de Warens (mede oorzaak van zijn overstap naar het katholicisme, waar hij later van terugkomt), met de salondames Dupin en d'Epinay die zijn roem zullen begeleiden, en met Thérèse Levasseur, de (was)vrouw waar hij de rest van zijn leven bij zou blijven en die hem vier of vijf kinderen schonk, welke meteen — eeuwige schande — naar het Hôpital des Enfants-Trouvés werden gebracht. Dat laatste is een feit waarop Rousseau nog altijd hard wordt afgerekend, waarbij men vergeet dat in die tijd meer dan een kwart van alle geborenen verlaten werden. Een excuus is dat overigens niet en zijn eigen verdediging (anders hadden we het misschien niet eens geweten) is daaromtrent weinig overtuigend. Zijn schuldgevoel was ongetwijfeld aanleiding om in 1762 Emile, of Over de opvoeding te laten verschijnen. In hetzelfde jaar overigens als Het maatschappelijk verdrag, het eerste deel van een onafgewerkt project over de soevereiniteit van het volk, dat na zijn in 1755 uitgegeven Vertoog over de ongelijkheid, de bron vormt waaruit zijn politieke filosofie is opgebouwd. Een jaar voordien, in 1761, had de publicatie van de romantische geschiedenis Julie, of De nieuwe Heloïse (een nieuwe versie van Romeo en Julia) hem in heel Europa tot een beroemdheid gemaakt. Wonderjaren dus.
De biografie vertelt zeer gedetailleerd over de dikwijls saillante gebeurtenissen uit dit turbulente leven en maakt daarbij gebruik van de meest recent verworven kennis, zoals blijkt uit het omvangrijke notenapparaat. Toch heb ik de indruk dat de anekdotische aanpak, vooral in de eerste helft (die overigens voor een groot deel terug te brengen is op wat Rousseau in zijn Mémoires naar voren brengt), het beeld eerder dreigt te verduisteren dan te verlichten. De mens Rousseau verdrinkt soms in het al te subjectief en emotioneel geladen verhaal. De biograaf, hoogleraar letterkunde in Harvard, interpreteert nogal vrijpostig en gaat soms voor conclusies die niet altijd onderbouwd zijn. Jean-Jacques Rousseau: een rusteloos genie is dus een standaardwerk, maar omdat het vrij compleet is en vooral in het tweede gedeelte (waarin het werk onder de loep wordt genomen), beter to the point, loont het alleszins de moeite. Wel jammer van de nogal houterige vertaling en de slordige uitgave met te veel zetfoutjes. [Jan Baes]
T.M. Bauduin
De auteur, literatuurprofessor aan Harvard, heeft een diepgravende en boeiende biografie geschreven van de romantische filosoof Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) en vooral van zijn fascinerende levenswandel en -houding. Rousseau werd pas bijzonder laat succesvol en leidde een leven van twaalf ambachten en dertien ongelukken. Met behulp van brieven, maar ook meesterwerken als 'Emile' (1762), 'Het maatschappelijk verdrag' (1762) en 'Bekentenissen' (1781), schetst de auteur de filosoof in de volle breedte: niet alleen als origineel denker, maar ook als het paranoïde genie die weigerde te trouwen en al zijn kinderen naar het weeshuis bracht. Damrosch besteedt meer aandacht aan de menselijke kanten van Rousseau dan aan een diepgravende analyse van zijn filosofie, maar aangezien er van het laatste al genoeg is en van het eerste te weinig, is dat gerechtvaardigd. Wel voor de doorzetter; het boek is nogal een pil. Goed geschreven, redelijk vertaald; voorzien van enkele zwart-witillustraties, een tijdlijn, uitgebreide eindnoten en een register. Verzorgde uitgave in gebonden uitvoering met leeslint.
Suggesties
Krijg een e-mail wanneer dit item beschikbaar is
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.