Suikerspin
Erik Vlaminck
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Wereldbibliotheek, 2011 |
VOLWASSENEN : ROMANS : VLAM |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Wereldbibliotheek, 2011 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : VLAM |
Dirk Leyman
te/ep/28 s
In Brandlucht heerst een latente spanning tussen een dochter, vader en moeder. Deze wijdvertakte saga van labiele Vlaamse migranten in Canada staat bol van de ellende en mondt uit in wraaklust. Erik Vlaminck maakt er een meerstemmige roman van, over de wurgslang van het verleden.
Er is lange tijd wat meewarig gedaan over het talent van Erik Vlaminck (°1954). Misschien omdat hij in zijn stevige familieromans altijd de eenvoudige spreektaal heeft gecultiveerd. Was dat een enkele keer niet een gemaksoplossing? Misschien ook omdat hij een merkwaardig professioneel parcours achter de rug heeft. Want inderdaad, met zijn beroepsverleden in de psychiatrische hulpverlening en de thuislozenzorg, kun je hem een laatbloeier in de letteren noemen.
Zijn officiële debuut kwam er pas in 1992 met Quatemperdagen, na enige experimentele romans die onder de radar bleven. Sindsdien zette Vlaminck zichzelf geduldig op de kaart met een zesdelige cyclus, waarin "een aantal door iedereen zorgvuldig verzwegen familieverhalen" aan de oppervlakte werden gespit, later gebundeld in Langs moederszijde, Langs vaderszijde en Langs schrijverszijde. Betrokkenheid, mededogen, de familiedoem en dat eeuwige zoeken naar identiteit: het zijn de eeuwige pijlers van zijn schrijverschap. Vandaar dat Vlaminck gemakshalve werd ondergebracht bij een kluitje sociaal geëngageerde Vlaamse schrijvers à la Geertrui Daem en Annie Van Keymeulen. De laatste jaren kreeg hij meer erkenning en uitdrukkelijk ook voet aan de grond in Nederland, met dank vooral aan de 'circusroman' Suikerspin (2008).
En zeker, Vlaminck heeft de tijdgeest mee. Het mag weer, in geschrifte en op het scherm: verhalen geworteld in de klei, familiesaga's die zich vertakken als een liaan en knoestige karakters. Al schuwt hij de wrange en laconieke humor daarbij niet.
Broeinest
In Brandlucht verplaatst hij zijn decor naar Canada, iets wat hij eerder al deed in Wolven huilen (1993), waarin hij de geschiedenis van zijn grootvader evoceerde. De kiem van Brandlucht ligt dáár, zeker omdat de auteur bij zijn research toen op het vlekje Delhi in Zuid-Ontario stuitte. Het bleek een broeinest van ingeweken Vlamingen. In de jaren zestig bouwden ze er aan een importdorp vol Vlaamse middenstand en met prominent veel duivenkoten. De verhalen lagen er zomaar voor het oprapen.
Vlaminck voelt zich zichtbaar in zijn element in deze voortdurend van perspectief wisselende roman waarin hij ons graag op het verkeerde been zet. We maken kennis met de flamboyante 'duivendoktoor' Tony Verkest, afkomstig uit Geel en werkzaam in een 'zottenhuis'. Dan is er zijn Hollandse bedilzieke en altijd maar mopperende echtgenote Mina. Zij is afkomstig uit het Brabantse Zundert, waar ook Vincent van Gogh geboren werd. Ze vergaat bijna van de heimwee, leeft constant in het verleden. En tot slot is er hun dochter Elly, die gaandeweg het bepalende personage wordt en uit de beknelling van de gezinscocon wil breken. Elk van hen mag zijn waarheid kwijt, maar dat drijft de verwarring de hoogte in. Wiens waarheid moeten we geloven? Steeds meer sla je aan het twijfelen. Bijna veertig jaar lang laat de wurggreep van het verleden zich gevoelen.
Wraak
Nadat Vlaminck eerst nog een treffend, licht badinerend beeld ophangt van het echtelijke gekissebis, krijgt het verhaal een duw in de rug wanneer vader Tony ervandoor gaat. Zijn jaarlijkse uitstapjes naar de Kempen, zogezegd om een handeltje in duiveneieren op te zetten, zijn niet zo onschuldig en leveren hem het alibi voor buitenechtelijk vertier. Tot hij het hazenpad kiest en Canada achter zich laat. Vooral Elly wil er per se het fijne van weten en kan het maar niet verwerken. Ze stuit op een muur. De hang naar mythomanie en flamboyantie van haar vader is onontraadselbaar, een levenslang trauma. De vrouwelijke personages komen het best uit de verf, omdat ze minder eendimensionaal zijn. Maar zoals steeds schuwt Vlaminck de stereotypie niet. Het hoort onmiskenbaar tot zijn alaam om ze naar zijn hand te zetten, ze te kneden en ten slotte uit te persen. Ook de taal is ingetogen en sober, zonder grote stemverheffing en zonder een enkele fiorituur.
Dat lucifers en pyromanie een drijvende rol spelen in dit soms nogal uitgesponnen boek, is zonneklaar. Zo gaat tweemaal het duivenhok van Tony in de fik. Vlaminck strooit behendig vingerwijzingen in het rond en houdt de lezer daarmee aan de slag tot aan het eind, wanneer de wraaklust zijn uitweg moet vinden.
Vlaminck kiepert nogal wat porties ellende over de lezer uit. Het lijkt alsof hij wil zeggen: de mens is onveranderlijk, hij loopt telkens weer in dezelfde zeven sloten, een gedachte die bij naturalistische schrijvers à la Cyriel Buysse al opgeld maakte. Niets nieuws onder de zon, kun je zeggen. Maar Vlaminck maakt er absoluut geen herhalingsoefening van. Het gaat hem om drijfveren. Laten mensen niet voortdurend kansen liggen om het onuitgesprokene op te helderen en in het reine te komen met hun verleden, om schoon schip te maken? En waarom heeft de verzoening tussen dochter en vader op een haar na niet kunnen plaatsvinden? Brandlucht blijft lang nasmeulen.
Mark Cloostermans
us/ug/26 a
'Mijn roman Wolven huilen van 1993 speelt zich af in Canada. Daarom verbleef ik in het begin van de jaren negentig twee keer een tijdje in Canada en logeerde ik bij een Vlaamse immigrante', vertelt Erik Vlaminck. 'Na een tijdje kon zij mijn interessesferen zo'n beetje inschatten. Ze raadde me aan om Delhi, in Zuid-Ontario, te bezoeken. Delhi heeft een gemeenschap van Belgen - het zijn allemaal Vlamingen, maar ze zullen het hier altijd 'België' blijven noemen - die in de jaren zestig geëmigreerd zijn en zich vastklampen aan de gewoonten van toen. De tijd is er blijven stilstaan. Er is een Vlaamse slager en een café dat voor hetzelfde geld in een Vlaams dorp zou kunnen staan. Op het kerkhof dragen de grafstenen Nederlandse teksten - daar heb ik trouwens alle namen voor de roman gehaald. En je ziet in heel Canada geen duivenkot, maar in Delhi: overal. Ik vond dat ik daar iets mee moest doen. Bedenk dat duiven symbolisch heel bruikbare beesten zijn: ze keren altijd terug naar huis. Net als de personages, die zich niet kunnen losmaken van hun wortels.'
'Ik woon in Borgerhout. Daar zie je net hetzelfde: de Marokkanen houden zich vast aan de cultuur van Marokko zoals die was toen ze vertrokken.'
Ontsnappen
'In heel veel van mijn boeken draait het om een zoektocht naar identiteit. Kunnen mensen ontsnappen aan hun voorouders, aan de omgeving waar ze uitkomen, aan hun bouwstenen? Ook al brand je de boel af, de fundamenten blijven. Ik denk dat je er nooit helemaal van afgeraakt.'
Brandlucht is van kaft tot kaft een genoegen. Met benijdenswaardige flair laat Erik Vlaminck zijn roman van de jaren zestig naar de 21ste eeuw zappen, van Canada naar de Kempen en terug. Centraal staat Elly, dochter van een Nederlandse moeder en een Vlaamse vader. Die vader gaat er op een dag vandoor; Elly zoekt uit wat hem daartoe bewogen heeft. Niet alleen de feiten zijn een onaangename verrassing: de lezer ziet ook hoe de beslissing van Gaston voortwoekert tot in het leven van zijn kleindochter. Bij momenten is dit een heftige roman. De sleutelzin is: 'Als iets niet meer leefbaar is, kan het beter afbranden.' Wraak nemen de personages het liefst met een doosje lucifers.
Veel van uw werk is gebaseerd op waargebeurde feiten. Hebben de personages uit 'Brandlucht' ook echt door Delhi gelopen?
'De verhalen in deze roman heb ik onder meer horen vertellen in The Belgian Hall, een Belgisch café in Canada. Ze zijn uitvergroot, gefragmenteerd, met elkaar verbonden... Er is niet één bron voor Brandlucht.'
Moet je geluk hebben om op zulke verhalen te botsen?
'Dat is geen geluk: je moet het zien. Neem mijn romancyclus over mijn familie. Mensen zeiden me wel eens dat ik geluk had, omdat er zo veel in mijn familie gebeurd zou zijn. Dat is niet waar. Er gebeurt evenveel in eender welke familie, maar je moet het willen zien.'
'Mijn vrouw heeft ooit eens gezegd dat het toch straf is dat iemand met zo weinig fantasie als ik zoveel boeken kan schrijven. Dat klopt, hoor. Ik moet alles gezien hebben, ik moet overal geweest zijn. Je kunt heel veel opzoeken op internet, maar het lijkt alsof die informatie dan te snel binnenkomt, zodat ze me niet raakt. Research doen in archieven is meer mijn natuurlijke snelheid. Voor Gastons jeugd in Geel heb ik opzoekwerk gedaan naar wezen die in Geel werden geplaatst, ook al hadden ze geen psychische problemen. In het boek levert dat misschien drie pagina's op, maar ik pluis het heel precies uit. Dat is een dwangmatig trekje van me: de feiten moeten minstens kúnnen kloppen.'
De passage over Gastons tijd in Geel is een beetje een valstrik: het lijkt even alsof psychische problemen zijn gedrag kunnen verklaren, maar die blijkt hij helemaal niet gehad te hebben. U verleidt de lezers tot conclusies die u vervolgens weerlegt. Waarom?
'Laatst, toen de kranten volstonden over de zogenaamde minnares van Leterme, was de conclusie meteen: die vrouw mankeert iets. Maar we kennen de situatie niet, we kennen haar voorgeschiedenis niet. Mensen trekken zo snel conclusies. Dat is een van de redenen waarom ik in Brandlucht vanuit verschillende perspectieven schrijf: je krijgt verscheidene invalshoeken, maar op het einde ken je de waarheid nóg niet. Hoe meer informatie je hebt, hoe minder kans op waarheid.'
Als we Elly's moeder zien door Elly's ogen, lijkt het een vreselijk mens, maar Elly's dochter kan het juist uitstekend vinden met haar grootmoeder. Wie heeft gelijk?
'Allebei een beetje. Belangrijker is dat grootouders hun kleinkinderen heel anders behandelen dan hun kinderen. Het zijn dezelfde mensen, maar met de kleinkinderen zullen ze op een veel minder dwingende, beklijvende manier omgaan. Kleinkinderen kijken dus ook anders naar die mensen dan hun kinderen. Daarnaast is er natuurlijk ook het vermoeden dat er bij Elly een paar dingen niet in de haak zijn. Dat vertekent haar realiteit.'
U speelt met de grens tussen normaal en abnormaal.
'Een volstrekt subjectieve grens. Iedereen kent, van ver of van nabij, iemand die psychische problemen heeft. Dat zit in elk leven. En je weet pas zeker dat iemand problemen heeft als de grens al een hele tijd gepasseerd is. In het psychiatrisch centrum waar ik werkte, werd ook altijd gezocht naar de druppel die ervoor had gezorgd dat mensen de trappers kwijtraakten. Maar die druppel is onbelangrijk. Het gaat om de emmer die stilaan vol raakt. Het is niet zo moeilijk voor een schrijver om dé druppel te tonen, met een aanwijzing of een metafoortje. Maar wat leer je daaruit?'
Hoewel 'Brandlucht' een realistische roman is, permitteert u zich stereotypen: de rechtlijnige Hollandse, de foefelende Vlaming, bepaalde genderclichés ook...
'Ik wil het cliché niet mijden als het nuttig is. Het blijft mij verwonderen hoe de samenleving, ook vandaag nog, in stereotypen blijft denken. Gaston is van de generatie van mijn ouders. Hij vindt het niet goed dat vrouwen autorijden. Er zijn dingen voor mannen en er zijn dingen voor vrouwen, zegt hij. Maar wat stond er laatst in de krant? Dat het aantal terreinwagens blijft stijgen. En dat artikel bevat de opmerking: er zijn veel vrouwen die zo'n auto kopen. Dat is blijkbaar niet normaal, een vrouw die met een terreinwagen wil rijden. De misvattingen blijven gewoon bestaan.'
Zijn wij dan zo'n conservatief volk?
'Ik denk dat wel eens, ja. Voor het schrijven van Brandlucht heb ik drie maanden in Canada gezeten en daar is men toch een stuk vrijer in het omgaan met normen en handelingen. Je ziet daar vaker dan hier, bijvoorbeeld, homo's en lesbiennes hand in hand over straat lopen. Mijn fictieve Vlaamse gezinnetje integreert zich niet.'
'Er is nog een ander belangrijk punt: het verschil tussen stad en dorp. Ik heb een schrijfhuisje in Westmeerbeek, omdat ik in de stad niet tot schrijven kom. Het valt me altijd weer op dat het dorp en de stad zulke totaal andere werelden zijn. Hoe je met de buren omgaat, de sociale controle, wat er is qua cultuuraanbod... - alles is anders. Het onderscheid zou zelfs invloed hebben op je hersenen. Die werelden leven naast elkaar en volgens mij is die dualiteit heel belangrijk voor de politiek in ons land.'
Het spel met stereotypen draagt ook het risico in zich dat je verzeilt in uitlachclichés. Ik denk dan bijvoorbeeld aan een detail als het rolletje wc-papier, verpakt in een gehaakt jasje, dat op de hoedenplank van Gastons auto staat.
'Ik denk dat het verschil zit in het meenemen van de lezer. Je leeft mee met de personages en gaat begrip voor hen opbrengen. Dan is de neiging om hen uit te lachen kleiner. Dat rolletje wc-papier in een gehaakt jasje is lachwekkend, maar al veel minder als je een uur van je tijd in dat personage gestoken hebt en begrijpt dat hij trots is op dat ding. Het blijft koorddansen, hoor. Enerzijds teken je er mensen mee, letterlijk en figuurlijk. Anderzijds teken ik ze niet alleen maar met dát detail. Ik geloof in het verstand van de lezer.'
Hoe kijkt een schrijver als u, die expliciet werkt met Vlaamse stereotypen, naar het politieke debat over identiteit?
'Ik vermoed dat dit boek mijn antwoord op die vraag is. In het politieke debat haakt men dingen aan elkaar die niet bij elkaar horen. Ik hou van het Vlaams als taal - daarom speel ik er ook zo graag mee, daarom sprokkel ik elke dag sterke zinnetjes - maar daarom hoef ik nog niet boos te zijn op Frans- of anderstaligen. Identiteit valt hier te gemakkelijk samen met je afzetten tegen anderen. Ik vind dat het anders moet kunnen. In het boek haal ik onder meer humor uit de verschillen tussen het Vlaams en het Nederlands, maar die verschillen hoeven toch niet problematisch te zijn? We hebben te veel vijandbeelden. Wij Vlamingen tegen de Franstaligen, wij tegen de allochtonen... Gaston heeft die typische oogkleppen op. Hij praat zichzelf overal uit. Iedereen is tegen hem.'
'Brandlucht' is officieel uw achtste roman, maar uw hele vroege werk, van 1975 tot 1992, is verdwenen. Daar zitten romans bij, toneelteksten...
'Mijn proza was in de beginjaren erg experimenteel. Ik probeerde toen alle grenzen af te tasten, zeer ver door te gaan in stilistisch consequent zijn. Maar het was ook gewoon meegaan in experimenten die toen actueel waren en in beperkte kring zeer gewaardeerd werden. Het probleem is dat die boeken onleesbaar zijn. Ze zijn niet relevant. Het was alleen voor mij interessant.'
'Mijn zesdelige romancyclus ben ik beginnen te schrijven toen mijn ouders gestorven waren. Ik werkte voltijds in de welzijnssector, maar ik kon het schrijven niet laten. Ik had toen het gevoel dat ik mijn norm niet haalde, omdat ik het niet voltijds kon doen. Ten slotte heb ik gekozen voor mijn jongensdroom: schrijver worden. Dat is een van de redenen waarom ik mij nu engageer voor de Vlaamse Auteurs Vereniging. Als je goede schrijvers wil hebben, dan moet je de professionele omgeving creëren waarin die mensen voltijds kunnen schrijven.'
Frank Hellemans
us/ug/24 a
Ontario, waar Vlamingen thuis waren. Vooral als ze uit Menen en Nijvel kwamen. Erik Vlaminck, meester van de Vlaamse documentaire volksroman, situeert Brandlucht voornamelijk in de buurt van de Canadese stad. Ooit bloeide daar de tabaks-teelt, waar heel wat Vlamingen en Nederlanders na de Tweede Wereldoorlog de zwarte sneeuw van het verwoeste Europa probeerden te vergeten.
Hoofdpersonage Tony Verkest, de sjoemelaar van Geel of ook wel 'de duivendoktoor' genoemd, komt eerst in beeld, samen met zijn Hollandse echgenote en dochtertje Elly. Alle drie hebben ze zo hun geheimen. Tony trekt elk jaar vier weken naar zijn vaderland, zogezegd om er duiveneieren te halen en ze in Canada voor veel geld te verpatsen. Pas in het midden van het boek wordt de echte drijfveer van zijn dubbelleven onthuld. Mina, zijn stuurse vrouw, heeft heimwee naar het Zundert van haar jeugd, waar Vincent van Gogh nog heeft rondgestruind. En Elly is gefascineerd door de mythomane verhalen van vaderlief. Tot ze jaren later naar de Kempen trekt om er de waarheid te achterhalen en er een wrekende pyromane wordt. 'Als iets niet meer leefbaar is, kan het beter afbranden', klinkt het tot drie keer toe in deze roman.
Vlaminck is een kroniekschrijver van het Vlaamse volksleven die een speciaal oor heeft voor het volksidioom, vol laconieke levenswijsheid, zoals dat door echte mensen van vlees en bloed wordt gesproken. 'In het gekkenhuis is iedereen zijn eigen baas', heet het. Of nog altijd actueel: 'In België (...) zijn er, behalve bij de voetbalsport en het kaartspel, voor niks strikte regels.' In de zesdelige roman fleuve waarmee hij zichzelf op de kaart zette, liet hij een eeuw Antwerpse en Kempense familiegeschiedenis de revue passeren. In Suikerspin , zijn voorlaatste roman, wist hij aan de hand van raak gekozen fotografische details en waarachtig uitgespelde dialogen honderd jaar kermisgeschiedenis op de planken te brengen. In Brandlucht is het de wereld van de Vlaams-Nederlandse expats in Canada die oorspronkelijk centraal staat. Maar naarmate het verhaal vordert, concentreert Vlaminck zich meer en meer op de psyche van zijn vrouwelijke hoofdpersonages. Vlamincks mannen zijn in de regel binnenvetters die al snel uitgepraat zijn, terwijl zijn vrouwelijke karakters een grotere, innerlijke spankracht hebben. Elly ontpopt zich tot een wraakgodin, die in één moeite door ook haar eigen leven verwoest. Haar dochter Linda komt pas laat het fijne te weten over haar moeder en grootouders.
Zo overspant Brandlucht drie generaties sterke vrouwen - die weliswaar elk op hun manier het onderspit delven. Alleen Linda, de jongste telg uit het driegeslacht, is nog niet helemaal beschadigd. Vlaminck, die in zijn romans als geen ander empathisch over het leven van maatschappelijke verschoppelingen weet te vertellen, heeft zijn actieradius nu dus uitgebreid tot de vrouw, nigger of the world. Terwijl manlief drinkt, met de duiven speelt en seksistische opmerkingen maakt, proberen de vrouwen het vuur brandend te houden. Dat dit in Brandlucht wel heel letterlijk op te vatten is, wordt geleidelijk aan duidelijk.
Toch wijst de verteller niemand met de vinger. Ook dat tekent Vlaminck ten voeten uit. Al heeft hij een boontje voor het leven aan de zelfkant - mensen zijn er vaak authentieker en eerlijker -, hij zal het nergens idealiseren. Eerder integendeel.
Vlaminck is de erfgenaam van het grote naturalistische proza waar Vlaamse auteurs, zoals Cyriel Buysse, zo bekend om zijn geworden. Diens Het recht van de sterkste , de machoroman bij uitstek, heeft in Brandlucht zijn vrouwelijk pendant. Het recht van de zwakste: daar is het Vlaminck in Brandlucht om te doen.
31/12/2011
‘Een familie is zo ziek als haar geheimen’: dit aan de Ierse schrijver Malachy McCourt ontleende motto ging vooraf aan Houten schoenen, het vijfde deel in de romancyclus die Erik Vlaminck wijdde aan zijn persoonlijke familiegeschiedenis en die in 2005 werd afgerond met Het schismatieke schrijven. Nadien ging Vlaminck op zoek naar een verruiming van de thematiek. En toch: het blijft hem intrigeren hoe het (vaak verzwegen) verleden generaties lang kan blijven doorwerken in een familie. In Suikerspin (2008) belichtte hij vier generaties kermisexploitanten, in zijn recent verschenen Brandlucht gaat het over een Vlaams-Nederlandse familie in Canada.
In een kort vooraf bij Brandlucht zet Vlaminck de lezer op weg naar Canada: ‘Tijdens de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog emigreerden honderden Vlaamse ‘tabakswerkers’ naar het zuidwesten van de Canadese provincie Ontario. Die streek was tegelijk een geliefde bestemming voor heel wat ondernemende Nederlandse landbouwers die daar de ruimte vonden om een bedrijf op te zetten.’ Canada was reeds de centrale setting in de roman Wolven huilen (1993), waarin Vlaminck het levensverhaal vertelt van Alfons Huybrechts, de halfbroer van zijn grootmoeder, en diens vrouw Liza — twee ontheemde mensen die in eenzaamheid en verbittering vergeefs het gevecht zijn aangegaan met zichzelf en met een verleden dat nooit ècht verleden is geworden. Vlaminck trok in hun spoor naar Ontario en meteen viel hem op hoe de tijd er binnen de Vlaamse en Nederlandse families die er woonden, als het ware was blijven stilstaan. Onder elkaar spreken de emigranten Vlaams en Nederlands en, wat meer is, alle clichés over Vlamingen en Nederlanders blijven er lijfelijk en tastbaar in ere gehouden, van de duivenhokken van de eersten tot en met de ‘Hollandse specialiteiten’ als karnemelk en drop, en het aanbinden van de schaatsen als de plassen dichtgevroren zijn.
Brandlucht steekt van wal in het jaar 2002. Tweemaal per week gaat Elly langs bij haar oude moeder Mina. De relatie tussen beiden is verzuurd: Mina verwijt Elly dat ze haar te schande heeft gemaakt, onder meer door te weigeren (nog verder) haar voornaam Elly te gebruiken. Die weet maar al te goed waarom ze afstand heeft genomen van die naam, maar: ‘Ik zwijg. Ik weet waarom ik zwijg’. Het antwoord op dit ‘waarom’ wordt pas aan het slot van de roman gegeven, wanneer Vlaminck het kluwen van deze familiegeschiedenis heeft ontrafeld. En weer blijkt hoeveel geheimen worden meegedragen en hoe de betrokkenen er, eens die geheimen aan de oppervlakte zijn gekomen, liever van wegkijken dan met de waarheid geconfronteerd te worden. Het is grotendeels via dochter Elly en kleindochter Linda dat de lezer in fragmenten die teruggaan tot 1964 en zullen eindigen in 2010, deelachtig wordt aan de levens van twee mensen die in hun onbeholpenheid naast en tegenover elkaar zijn komen te staan in een land waar ze zich nooit echt hebben thuisgevoeld.
In een ‘Surplus’ waarmee de roman wordt afgerond, vertelt Vlaminck de geschiedenis van de olifant Jumbo, die in de streek rond Delhi en Saint Thomas (waar de Canadese geschiedenis van Mina en haar man Tony zich afspeelt) tot een soort held was uitgegroeid. Jumbo werd ooit aangekocht door circuseigenaar Phineas Taylor Barnum (vandaar, noteert Vlaminck terloops, de oorsprong van het woord ‘barnumreclame’). In 1885 deed het circus Saint Thomas aan. Daar komt Jumbo, in een poging de kleine olifant Tom Thumb te redden, om bij een treinongeval. Jumbo’s skelet werd later in een museum in Boston tentoongesteld. Het museum werd in 1975 bij een brand totaal vernietigd. ‘Brandlucht overal’: zo luiden de slotwoorden van de roman. Die brandlucht hangt over de hele roman. De terugkerende motiefzin is deze: ‘Als er iets niet meer leefbaar is, dan is het beter dat het afbrandt’. Die uitspraak heeft Elly voor het eerst uit de mond van haar vader Tony gehoord toen hij haar als twaalfjarig kind mee had genomen om naar een brandend hotel te gaan kijken, waarbij het vermoeden bestond dat de eigenaar die brand zelf had aangestoken. Het vuur als vernietigend element, als middel om datgene te laten verdwijnen wat al te zeer herinnert aan minder fraaie dingen. Daarom steekt Elly het duivenhok van haar vader in België in brand, daarom steekt ze zovele jaren later, als ze zelf in de marginaliteit is verzeild geraakt, het huis van haar moeder Mina in brand: ‘Het is alsof ik van duizend lasten bevrijd word’.
De portretten die Erik Vlaminck in Brandlucht uittekent van Mina, Elly en Linda, drie generaties vrouwen die hun persoonlijk gevecht leveren in de schaduw van mannen, overtuigen tot in de kleinste details. Ze zwijgen zo vaak en zo veel, die vrouwen, maar de lezer kan uiteindelijk alleen de slotsom trekken dat zij het heft in handen nemen (lees: het vuur brandend houden) en de (familie)geschiedenis sturen, ook al verwoesten ze zo, net als Elly, hun eigen leven.
Taal en sfeer in Brandlucht zijn volks en de personages op het lijf geschreven. Als Elly de hik heeft, kent vader Tony het middel om er vanaf te raken: ‘Ge steekt uw vinger tien seconden in uw gat en het is over’. En als Elly het heeft over de Belgische vrouw met wie haar vader in België getrouwd blijkt te zijn, luidt het met de uitdrukkingen die ze in het café gehoord heeft: ‘Ik zou haar willen uitschelden. Haar de huid van het gezicht krabben. Haar zeggen dat ze een kop heeft om stront op te sorteren en een gat om konijnenvellen op te drogen’. Direct taalgebruik, machotaal van aan de toog, maar door Vlaminck perfect gedoseerd de roman binnengesmokkeld. [Jooris Van Hulle]
Gerard Oevering
Kroniek over drie sterke vrouwen. Zij kennen zichzelf niet, de ander niet, en worden beheerst door giftige gevoelens voor elkaar. Het verhaal speelt zich af in de Belgische gemeenschap in het Canadese Ontario. Elly is de hoofdfiguur. Ze is zeer gesteld op haar vader. Zij verdedigt hem tegen het venijn van haar strenggelovige moeder. Hij leidt een dubbelleven en laat uiteindelijk het gezin in de steek. Jaren later besluit Elly hem in België te gaan zoeken. Ze vindt hem, wordt afgewezen, wreekt deze afwijzing met het verbranden van zijn ‘duivenkot’ en keert zwanger naar Ontario terug. Haar dochter Linda is zeer gehecht aan haar grootmoeder, maar staat met de moeder op gespannen voet. Het verhaal is hecht gestructureerd. Elk detail heeft een functie in het verhaal. Door de verschillende vertelperspectieven zijn de gebeurtenissen niet zo eenduidig als ze lijken. Het einde is tragisch. Het verhaal is spannend, met volkse humor en mooie observaties. De soepele stijl is vaak prachtig gekleurd door Vlaams taaleigen. Normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.