Het eiland van de vorige dag
Umberto Eco
Umberto Eco (Auteur), Bart Kraamer (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Bakker, 2011 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : OVER LITERATUUR-SCHRIJVERS : 813 ECO |
31/12/2011
Bekentenissen van een jonge romanschrijver heet het nieuwste non-fictiewerk van Umberto Eco, en dat is op zijn minst een merkwaardige titel voor een auteur van 79 jaar oud. Doordat hij zijn eerste roman pas in 1980 publiceerde, beschouwt Eco zichzelf echter nog steeds als een ‘heel jonge en zeer zeker veelbelovende schrijver’. Toch meent hij al genoeg ervaring te bezitten om ‘enkele woorden te mogen wijden aan de manier waarop ik werk’. Eco put daarbij zowel uit de vele papieren die zijn creatief proces ondersteunen en ontwikkelen, als uit de vele lezersreacties op zijn werk.
Net in die reacties ligt voor Eco het belangrijkste verschil tussen een creatief en een wetenschappelijk schrijver. Doordat die laatste in zijn artikel een thesis ontwikkelt, kan hij (simpel gezegd) slechts bevestigend of ontkennend antwoorden op reacties. De creatieve auteur daarentegen poogt het ‘leven met al zijn tegenstrijdigheden’ weer te geven en vraagt zijn lezers om zelf met een oplossing te komen. ‘Een tekst is een gemakzuchtig werktuig dat wil dat zijn lezers een deel van zijn werk doen — dat wil zeggen, het is een instrument dat is ontworpen om interpretaties uit te lokken,’ lezen we in hoofdstuk twee. De tekst is echter evenzeer het eindpunt van de interpretatie: de ‘interne tekstuele coherentie’ controleert immers ‘de anders oncontroleerbare initiatieven van de lezer.’
In het derde hoofdstuk stelt Eco zich de vraag: ‘Wat betekent het dat we diep meevoelen met een persoon van wie we weten dat die nooit bestaan heeft?’ Eco beschouwt een personage als een semiotisch object: naar welke ‘reeks eigenschappen [...] die is opgenomen in de encyclopedie van een cultuur’ verwijst bijvoorbeeld de uitdrukking ‘Anna Karenina’? Eco komt daarbij tot de paradoxale vaststelling dat ‘fictionele verklaringen’ kunnen worden gebruikt ‘als lakmoesproef om vast te stellen of iets onbetwistbaar waar is’. Encyclopedische kennis moet immers telkens getoetst worden aan ‘externe empirische legitimiteit’: zij blijft steevast aan twijfel onderhevig. Karenina’s zelfmoord betreft daarentegen ‘interne tekstuele legitimiteit’ en blijft dus telkens waar.
Het vierde hoofdstuk, waarin Eco zijn liefde voor lijstjes bezingt, lijdt in hevige mate aan wat in hoofdstuk twee en drie ook verveelde: een overmaat aan (lange) voorbeelden. Vaak zijn die geplukt uit Eco’s persoonlijke sfeer, repetitief en storend voor de theoretische spankracht. Het eerste en enigste hoofdstuk waarin Eco daadwerkelijk bekentenissen doet over zijn schrijverschap, is dan ook het beste. Verhalend proza start voor hem vanuit de verbeelding van de fictionele wereld. Dit poogt hij zo exact mogelijk te doen door allerhande documenten te verzamelen en door zijn settings te tekenen: ‘Het ontwerp van mijn fictionele wereld bepaalde dus de lengte van de dialogen’. Volgens Eco creëert in proza dan ook de wereld de taal, en niet omgekeerd zoals in poëzie. En daar hadden we graag nog veel meer over gelezen. [Hans Demeyer]
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.