Kaddisj voor een kut
Dimitri Verhulst
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Contact, 2010 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : VERH |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Contact, 2007 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : VERH |
Dirk Leyman
ob/kt/27 o
'Het is een kunstmatige natie, een slecht opgetrokken bouwwerk: half marmer, half muurkalk", zo omschreef Victor Hugo België in 1830. Decennia later devalueerde Charles Baudelaire in zijn beruchte Pauvre Belgique! de Brusselse dames tot "figuren van Rubens in reuzel" en tot "groenten gekweekt in drassige grond". Lange tijd was België voor schrijvers niet meer dan een ideale schietschijf.
In zijn woordwoeste Dinsdagland schuwt Dimitri Verhulst evenmin de schimpscheut. Voor hem is België een "klein land gelegen tussen een glas water en een bidon mosterdgas". Toch bolwast hij zijn heimat zelden zonder gloedvolle compassie. Verhulst zoekt naar restanten van la Belgique profonde. Hij vergaapt zich aan coureurs, kaatsers en kampeerders, dokkert met de boemeltrein door een "tussendoorland" of prevelt mee in processies langs een lint van eindeloze Onze-Lieve-Vrouwekapelletjes. Gulzig laaft hij zich aan het vertier van het plebs, zoals in de Gentse zesdaagse ambiance van bier en braadworst. Hij deelt tal van amicale schouderklopjes uit, maar evengoed zet hij die sakkerse Belgen met gruizige details en grimmige humor op hun nummer. Zoals James Ensor de Baden van Oostende tekende, zo monstert Verhulst het carnaval in zijn geboortestad Aalst. Op de plekken waar het gerstenat welig tiert, de onderbuik schudt en schorre kelen luid galmen, is Verhulst present om de Belgische ziel te ontbloten. Hoe rauw zijn Dinsdagland soms ook is, de emoties zijn authentiek én nog niet verkaveld, zoals het Belgische landschap dat wel is.
Een geheel ander, heel wat erudieter België verschijnt in Mijn België. Leen Huets boek is doordrenkt van een goedmoedig heimwee en koestert tactiel de oude Belgische parafernalia. Zij delft het erts van een verloren gewaande natie op in antiquariaten en bibliotheken, op rommelmarkten én in stoffige archieven. Zonder de lezer te overdonderen gidst ze hem in 160 hoofdstukjes langs een hoogstpersoonlijk Belgisch labyrint. In Mijn België tuimel je van de ene verrassing in de andere.
De dag van mijn afspraak met Dimitri Verhulst en Leen Huet oogt volmaakt Belgisch. De lucht is grijzig en gesloten. In het gonzende café van het Instrumentenmuseum, panoramisch hoog boven Brussel, ligt het land aan onze voeten gevlijd. Obers met dubbele tongval beredderen hun kieskeurige klandizie: gepoederde, nuffige oudjes die neuzend in La Libre Belgique de 'courses hippiques' bespreken, Brussels en Frans door elkaar husselend. En zie, op het koninklijk paleis wappert dapper een tricolore vlag. Belgium, here we come!
Leen, Mijn België is onmiskenbaar nostalgisch getint. Wat was de prikkel tot dit boek?
Huet: "Ik wou vooral de prettige België-herinneringen uit mijn jeugd terugvinden. Het beeld van je vaderland vorm je immers als je kind bent. Op de lagere school leer je over Julius Caesar, Ambiorix en de oude Belgen en zie je die koddige prentjes bij de tijdslijn. Later hoor je nog slechts heel terloops iets over dat voorouderlijke België. Ik wou na dertig jaar weleens nagaan wat er van die iconen overeind bleef. Wat is er werkelijk bekend over Ambiorix? Hoe zit het nu met Hadewych en Isengrimus? Hoe is het mijn jeugdheld Jacky Ickx vergaan? Terwijl ik dit boek maakte, heb ik België als het ware herontdekt."
Vanwaar die keuze voor de encyclopedievorm?
Huet: "Het idee kwam van mijn uitgever Emile Brugman. Zo'n abecedarium leent zich tot bladerend lezen, alsof je op een slingerend weggetje loopt. Bijkomend voordeel ervan is dat je er willekeurig veel in kwijt kunt. Ik bleef maar spitten en speuren en lemma's toevoegen, puur om het plezier."
Het boek zit tjokvol ingenieuze doorverwijzingen. Niet voor niets staat er een Belgisch ganzenbord op de cover.
Huet: "Dat Belgische ganzenspel trof ik achteraan in een boek van Marie Gevers, Les merveilles de la Belgique (1952), waarin een mecenas Brusselse schoolkinderen de kans geeft om met de pronkstukken van hun vaderland kennis te maken, volgens de methode van het kansspel. Dat verrassingsprincipe beviel me wel. Zo kon ik de lezer ook naar de luchtiger onderwerpen leiden en bijvoorbeeld Jean Rays roman Malpertuis aan Belgian Waffles linken."
Dimitri, jouw boek is een bundeling Zeno-reportages. Toch merk je meteen de thematische samenhang.
Had je vooraf een België-boek in het hoofd?
Verhulst: "Nee, dat is echt toevallig gegaan. Na mijn eerste stuk voor De Morgen over de wielerzesdaagse van Gent, vond ik een nieuwe journalistieke manier van formuleren. De rechtstreekse aanspreekbaarheid van de lezer lag me wel. Na een paar stukken over duivensport, wielrennen en bedevaarten zag ik ook de rode draad. Bovendien wou ik altijd al eens een echt reisboek maken. Vanaf dan werd het devies: verwonderd rondreizen in eigen land en erover schrijven alsof het buitenland is."
Je bedrijft een dubbelzinnig soort reisjournalistiek: je leeft je volop in je onderwerp in, maar tegelijk blijf je een waarnemer aan de zijlijn.
Verhulst: "Ik beken: ik zou een slechte journalist zijn. Door een openlijke vraag te stellen aan iemand, heb ik het gevoel alsof ik hem beledig. Toch kan ik maar iets zinnigs over een onderwerp schrijven als het me volledig bij de lurven pakt. Wielrennen, kaatsen, de duivensport: ik ben daar echt zot van. Neem ook die bedevaart naar Halle, een fenomeen uit mijn kindertijd. Zou dat nog bestaan, vroeg ik me af? En ja, met openvallende mond zag ik hoe er nog steeds hopen twintigers bij nacht en ontij zevenentachtig kilometer naar een basiliek wandelen. Dan wil ik meteen weten wat hen drijft."
Huet: "Het valt me op hoe sterk jouw boek ook in je jeugdjaren is geworteld."
Verhulst: "Ja, toen ik op zoek ging naar 'mijn' België, kwam ik voortdurend uit bij mijn zeer volkse jeugd: carnaval, de Ronde van Vlaanderen, mijn zwak voor thé dansants, de kerstkalkoen. Kijk, dikwijls als we het over België hebben, doen we er heel erudiet over. We pakken uit met surrealisme, Magritte, Baudelaire en zijn Pauvre Belgique. Maar 'België' wordt ook door ongeschoolden en arme dutsen gemaakt. Ik wilde een land weergeven dat ook door een analfabeet zou worden begrepen."
De titel Dinsdagland verwijst naar een filmkomedie over Amerikaanse toeristen: 'If it's Tuesday, this Must be
Belgium' (1969).
Verhulst: "Ik heb een tijdlang met de Gentse toeristenbootjes gevaren. En ik verzeker je: dat beeld van een dinsdagland klopt als een bus. Op dinsdag zijn de autocars met Amerikanen daar, de volgende dag mag je de Japanners verwachten. Europa wordt volgens een strak dagschema afgehaspeld. Dinsdagland is ook een knipoog naar een nooit geschreven boek van Louis Paul Boon: België op zondag. Hij vond België een typisch zondags land. In mijn stukken is het ook vaak zondag. Zondag is dan ook de dag waarop er gedronken, gefeest en met de duiven gespeeld wordt."
In het slothoofdstuk over het gehucht Zwankendamme overvalt je nochtans 'een gevoel van dinsdagsheid. Hier is het dinsdag, alle dagen, ik weet het zeker. Dit is een dinsdags land', schrijf je melancholisch.
Verhulst: "Dat dinsdagse slaat op de banaliteit die je in België voortdurend overvalt. Zwankendamme, vlakbij Zeebrugge, is een desolaat gebied. Je ziet daar nog de oude restanten van het ooit verheerlijkte industriële België. Er wonen nog mensen in piepkleine cité-huisjes met bouwjaar 1928. Je zou bijna vergeten dat mensen dáár kunnen leven, maar er is nog een bakker en een slager. Eigenaardig genoeg is het voor veel buitenlanders een bekend stuk België. In Zwankendamme passeren immers de illegalen voor ze zich in Zeebrugge in een container proberen te wringen. Voor hen is Zwankendamme de enige flard België die ze te zien krijgen, voor ze misschien op zee sterven. Ontluisterend."
Je bent ijzersterk in het blootleggen van de Belgische paradoxen. Wanneer je over de Ronde van Vlaanderen schrijft, wijs je op dat gemangeld zitten tussen volks en verkaveld: 'Het is de Ronde van de nostalgie aan het worden, een eendagsrit door een echo van vroeger.'
Verhulst: "Ja, de mythe wordt precies één dag in stand gehouden. Er is een ongelooflijk verschil tussen de helikopterbeelden van de Ronde van Vlaanderen en wanneer je op het parcours tussen de mensen staat. Het idyllische Vlaanderen dat men zo graag laat zien, bestaat allang niet meer. De lelijkheid rukt steeds verder op: uniforme winkelstraten, steenwegen en kantoordozen voeren de boventoon. Maar als je tussen de supporters staat te schreeuwen, vergeet je dat en lijkt het of je decennia in de tijd teruggeslingerd wordt." Huet: "Het landschap liegt, schrijf je ergens. Tegenwoordig zie je het ware België vooral vanuit de trein: de achtertuintjes en daarin de scheve, kleurige kaboutertjes en schommels."
Verhulst: "Voor de trein kun je niks verstoppen. De mensen worden genadeloos op hun hebben en houden betrapt."
Leen, ook jij maakt je behoorlijk dik over de manier waarop met het Belgische landschap omgesprongen wordt. In een stuk over
Renaat Braem, schrijf je: 'Een dictatuur van architecten zou duidelijk niet beter uitpakken dan eentje van militairen, monniken of welzijnswerkers.'
Huet: "Ik zou bang zijn van een land waar één groep het voor het zeggen krijgt. De theoretische geschriften van Renaat Braem - de man die België ooit het lelijkste land ter wereld noemde - zijn behoorlijk angstaanjagend, omdat ze heel dwingend zijn. Hij pleitte voor machines à habiter zonder ziel en woningen die slechts één leven lang meegaan. Tja, geef mij dan toch maar de heersende Belgische bouwchaos. Toch verschilt zijn theorie nogal van de praktijk. De door Braem gebouwde sociale blokken staan in schril contrast met zijn privé-woning. Zijn eigen huis is fantastisch én uitgekiend. Zo zat zijn leven ook vol Belgische tegenstrijdigheden. Hijzelf was communistisch geïnspireerd, maar zijn vader speelde op de beurs."
Altijd weer die Belgische schizofrenie. Is België als natie volgens jullie eigenlijk nog een lang leven beschoren?
Verhulst: "Hoe je het ook bekijkt, er wordt van alle kanten aan België getrokken en een scheiding geforceerd. Misschien dat we met onze boeken op de valreep de meubels willen redden en een boekhouding van België opmaken. Om daarna tot het inzicht te komen dat wij Vlamingen toch wel samenhoren met die mensen van achter het Zoniënwoud, want, ach, we zien het verschil niet eens."
Hoe groot schat je de affiniteit van een modale Vlaming met een Waal nog in?
Huet: "Ze is alleszins groter dan de band met de modale Nederlander."
Verhulst: "We kunnen eens een testje doen. Als Vlaanderen en Wallonië echt onafhankelijk worden, dan kan Vlaanderen gewoon Vlaanderen blijven heten. Maar stel dat Elio di Rupo vervolgens zegt: wij Walen, wij hoeven onze naam níét te veranderen, wij eisen de naam België op en blijven gewoon 'Belgen' heten. Wel, dan ben ik er zeker van dat de Vlamingen ongelooflijk nijdig zouden worden. Ten zuiden van ons ligt plots België! Wat nu gezongen?"
Maar geloof je echt dat Elio di Rupo zoiets zou doen?
Verhulst: "Nee, maar ik ga het hem toch eens aanpraten (lacht). Veel notoire flaminganten zouden het idee geen seconde verdragen. Men is gefixeerd op de tweedeling Vlaanderen-Wallonië, maar men heeft nooit gedacht dat Vlaanderen-België ook weleens een optie zou kunnen zijn."
Wat vang je in die piste dan met Brussel aan?
Verhulst: "Awel, wanneer België barst, geven we Brussel doodleuk cadeau aan Europa. Als hoofdstad van Europa is het niet meer dan logisch dat Brussel eigendom van Europa wordt. De Belgische wetten zouden er vervangen worden door de Europese grondwetten, als die tenminste ooit volledig op punt staan. De fiscaal aantrekkelijker belastingen zouden er Europees zijn en Brussel zou een geloofwaardig symbool van Europa kunnen worden. Het is op slag een hoofdstadstaatje waar men enkel nog voor Europa en de burgemeester naar de stembus moet. Het idee lijkt mij minder onnozel dan een microlandje willen verscheuren. Het zou Brussel bij een scheuring veel communautair heen-en-weergetrek besparen. Wedden dat er opeens weer veel volk in Brussel zal willen wonen?"
Huet: "Vergeet trouwens ook het Duitstalige landsgedeelte niet. Voor mij blijven ze nog steeds de nobele onbekenden. Ze ontroeren mij omdat ze een appendix zijn. Ze geven ook nooit een krimp, het lijkt alsof ze zich alles laten welgevallen. Misschien zijn zij de laatste echte Belgen."
Leen, uit Mijn België blijkt dat jouw ideale Belgen vooral Franstalige Vlaamse schrijvers zijn, zoals Marie Gevers en Max Elskamp. Vanwaar die fascinatie?
Huet: "Ik ben geboren in de Kempen. Het leek me lang een landstreek waar geen enkele schrijver iets zinnigs over te melden had, behalve dan Hendrik Conscience. Tot ik de Franstalige Antwerpenaars Georges Eekhoud, Marie Gevers en Max Elskamp ontdekte. Met een ongewone combinatie van taal en gevoel hadden zij in het Frans over mijn streek geschreven. Plots was het alsof ik op reis was in eigen land. Eigenlijk bestaan er in de Franse taal geen Vlaamsere boeken dan die van Marie Gevers. Tegelijk werd haar Frans in Parijs als exotisch bestempeld. Het zijn Belgische schrijvers tussen wal en schip. Vooral Eekhoud is mijn held gebleven."
Verhulst: "Wacht even, ik val uit de lucht. Wie is die mens? Leen, jouw boek is echt wel voor gealfabetiseerde mensen. (algemeen gelach)
Huet: "Dimitri, ik kan het niet helpen, het is België voor gevorderden. (Leen toont de foto van Eekhoud uit Mijn België aan Dimitri) Ook de bourgeois Eekhoud trok aan het eind van de negentiende eeuw naar de Kempische grensstreek, destijds nog beschouwd als een achterlijk hol van Pluto. Eekhoud kwam zelfs rondneuzen in de beruchte Kempische gevangenissen en kolonies in Wortel, waar de landlopers naartoe werden gebracht. Ik bewonder Eekhoud om zijn ruimdenkendheid, moed én talent. Hij is trouwens een van de eerste westerse schrijvers die uitgesproken over een homoseksuele relatie schreven. Voor Escal-Vigor (1899) kreeg hij in Brugge een proces voor pornografie aan de broek, zowat op hetzelfde moment als Oscar Wilde. Achteraf is het hoogst verrassend dat Eekhoud wél vrijgesproken werd."
Hij is niet de enige vergeten held die je opdiept. Aangrijpend is het verhaal van Martial Van Schelle.
Huet: "Van Schelle was de buurjongen van mijn grootvader in mijn geboortedorp Merksplas. Ooit wil ik een biografie over hem schrijven. Hij was onder meer zwemcoach van Leopold III, nam als zwemmer deel aan de Olympische Spelen van 1920 en werd er vijfde. Maar hij deed ook aan bobsleeën en ballonvaren. Tussen de twee wereldoorlogen was hij een van de bekendste sportmannen van België. Tijdens de Tweede Wereldoorlog ging hij in het verzet en stierf hij in Breendonk. Na de oorlog is hij totaal vergeten. Hoe komt dat? Ons sportgeheugen is heel kort geworden."
Leen, wel opvallend is dat jij wielrennen helemaal links laat liggen. In jouw register komt Eddy Merckx zelfs geen enkele keer voor.
Huet: "Belgische clichés zoals Merckx wilde ik bewust vermijden. Simenon is nog zo'n afgezaagd onderwerp. En van Magritte ben ik ook niet zo wild. Mij ging het echt om hoogstpersoonlijke dingen. Pas op, ik kan wel fietsen, hoor."
Verhulst: "Als er iets is waar België door bekend is, dan toch Merckx. Toen ik aan Problemski Hotel bezig was, kreeg ik van het Klein Kasteeltje een cd-rom, waarop een soort mini-België voor asielzoekers was geperst. Eddy Merckx was een prominent item. Dat moet nogal een schok zijn als je vanuit Oezbekistan uit een vrachtwagen komt gekropen. Je mag op de computer naar Eddy Merckx kijken en intussen chocola en frietjes eten."
'Wielrennen krikt ons bruto nationaal doorzettingsvermogen op', schrijf je. Dat ik tijdens het lezen van Dinsdagland vaak aan wielerfreak-schrijver Bob den Uyl moest denken, is vast ook geen toeval.
Verhulst: "Ik ben wild van Bob den Uyl. Net als ik was hij dol op fietsen. Hij is de meest onderschatte schrijver van Nederland en had een haat-liefdeverhouding met ons land. Hij zei ooit: 'België is een land waar je met een plank van vijf meter kunt doorlopen zonder een voet op de grond te zetten.' Een schitterend beeld is dat. Hij heeft me overtuigd om te gaan gokken in het casino van Spa. Bob den Uyl wou er met de fiets heen maar hij had wel één belangrijk credo: hij fietste enkel als hij wind in de rug had. Als hij met tegenwind kampte, dan stopte hij, dook een café binnen en wachtte tot de wind draaide. Zodoende geraakte hij nooit in Spa, hoewel hij gokverslaafd was. Ik ben bij wijze van hommage dan maar in zijn plaats naar Spa roulette gaan spelen."
Over duivenmelken zijn jullie het roerend eens: 'Duivenmelken hoort bij de Belgische volksziel als het hellend vlak van Ronquières en nieuwsberichten over opgehaalde schotbalken', schrijft Leen. 'Wat maakt dat een volk massaal een grijze vogel in de haast altijd grijze lucht stuurt?', vraag Dimitri zich af.
Huet: "De Belgische duivenmelkers zijn wereldberoemd. Zelfs in Joseph Conrads Heart of Darkness komt een Belgische duivenmelker voor, die in Matadi aan de Congostroom zijn passie beoefent."
Verhulst: "Het is heel gek dat de duivenberichten van de radio verdwenen zijn. Er spelen meer mensen met de duiven dan er Belgen naar de mis gaan, maar de mis heeft wel nog een vaste stek op Radio 1. Misschien is de duivensport een atavistische trek van de Belg. Want wat doe je met die duif? Je stuurt ze weg maar eigenlijk wil je dat ze zo snel mogelijk terugkomt. Dat is een typisch Belgisch verlangen. Belgen keren graag snel terug naar hun nest."
De duivenmelker zit zelfs noodgedwongen aan zijn hok gekluisterd.
Verhulst: "Ja, de duiven hebben véél meer van de wereld gezien dan de duivenmelker zelf. Al trouwt je zoon of je dochter, als duivenmelker moet je toch naar huis om de duiven te gaan voederen. Het is trouwens een wreed spelletje. Neem nu de jaarlijkse topvlucht naar Bourges. Die is ooit georganiseerd als een vredeswedstrijd, door Auschwitz-slachtoffers die de gruwel wilden herdenken. En wat gebeurt er? De duiven worden in één overvolle trein naar de vertrekplaats gepropt. Dat is toch even erg als een jodendeportatie!?"
Belgen hebben ook iets met fokken. Dat merk je in onze omgang met paardenrassen en Brabantse trekpaarden, die van jullie allebei een kleine ode krijgen.
Huet: "Dat is een curieus fenomeen. Toen België pas bestond wou het zich een eigen identiteit aanmeten en daarom werden er à volonté nieuwe rassen gekweekt: Saint-Huberthonden, Mechelse schepers, kippenrassen, Belgische azalea's... Ook het paard is zo'n creatie. De Oude Dikke van Wijnhuyze is een Belgisch oericoon. Het staat ook zo triestig in de wei te kijken."
Verhulst: "Met reden. Ik las onlangs dat het Brabantse trekpaard nog slechts zes jaar oud wordt. In tien jaar tijd is de levensverwachting van het Brabantse trekpaard van vijfentwintig naar zes jaar gebracht. De snee is eraf. Terwijl een Belgisch paard als dekhengst vroeger makkelijk 10.000 frank per beurt kon verdienen. 10.000 frank om één keer van bil te gaan, terwijl een dagloner 1 frank kreeg om zich de kl**** van tussen de benen te wroeten. Ongelooflijk, hé?"
Doffe ellende. Bestaan er nog wel België-iconen waaraan iedereen zich kan optrekken?
Verhulst: "Ze zeggen weleens: de Belgische nationale voetbalploeg. Wel, ik geloof het niet. Ik ben onlangs naar de laatste wedstrijd van de Rode Duivels gaan kijken. En weet je wat de supporters roepen om de mannen aan te moedigen? Belgium, Belgium... Engels als grootste gemene deler. Wij zijn een beschaamd volk. Een Belg kiest ook altijd kunstmatige iconen, die te zeer door de intelligentsia worden opgedrongen. Toots Thielemans bijvoorbeeld. Allez, geen mens kan toch iets neuriën van Toots Thielemans..."
Bluesette?
Verhulst: "Bluesette, ja, maar kun jij dat na-neuriën? Als icoon stelt dat niets voor. We missen pakkende beelden. Om dit boek rond te maken was ik graag nog eens in onze tiende provincie Benidorm gaan rondkijken, zeker nu we Congo niet meer hebben. Daar zie je wat mensen graag van hun eigen land naar het buitenland exporteren, zoals Chinatown in New York of zo."
En hoe zou zo'n 'Belgo-town' er dan moeten uitzien?
(Huet en Verhulst bijna unisono):
"Frieten."
"Posters van Eddy Merckx."
"Tijl Uilenspiegel?"
"Cafés met veel lawaai."
"Cafés, zeker!"
"Met biljarttafels."
"En veel sigarettenrook. Het zouden vaak dingen zijn waar we op neer kijken als we in België zijn. Zo van: daar ga ik niet binnen, wat een nest is dat daar. Ja, Belgium moet een beetje louche zijn."
Marc Holthof
te/ep/25 s
(tijd) - Duivenmelkers, pisterenners en Bobby Setter zijn de hoofdpersonages uit 'Dinsdagland. Schetsen van België', een verzameling van voornamelijk in De Morgen gepubliceerde teksten waarin Dimitri Verhulst zich met haat én liefde over zijn moederland uitlaat. Verwacht geen politieke analyses of historische overzichten van onze staat, Verhulst begeeft zich voor zijn onderzoek het liefst tussen het volk. De reden daarvoor: 'Het leven speelt zich af tussen de soep en de patatten'.
Centraal op de cover staat 'Dimitri', de familienaam is weggelaten. De achtergrond kleurt zwart, geel en rood. De kaft van dit boek is een knipoog naar de hoes van 'Sketches of Spain', het klassieke album van Miles Davis. De vergelijking met de legendarische trompetspeler houdt daarmee niet op. Zoals de jazzmuzikant allerlei variaties op een centraal thema improviseert, zo drukt Verhulst in de verschillende hoofdstukken van dit boek op telkens andere manier ook altijd weer hetzelfde uit: vroeger was alles beter.
Verhulst is een wielerfreak. Hij kickt op de geur van vers gemasseerde benen en verafgoodt oercoureurs als Eddy Merckx en Lucien Van Impe. Hij schaamt zich niet om wielrenners 'Christussen' te noemen en zingt met veel toeters en bellen de lof van zijn helden uit de Gentse Zesdaagse, 'het hooglied van de poëzie'. Met pijn in het hart ziet hij echter de schoonheid van de wielersport tanen. De Ronde van Vlaanderen is 'de ronde van de nostalgie aan het worden, een eendagsrit door een echo van vroeger'.
Of die analyse klopt of niet, zijn boek is ook niets anders dan de neerslag van zijn eigen diepgewortelde nostalgie. Hij doet hij niets liever dan die echo's van vroeger te laten weerklinken. Pagina's lang mijmert hij over de gloriedagen van het kaatsspel of de vergane charme van de NMBS. Hij neemt het zelfs op voor het in onbruik geraakte Belgische trekpaard. Ook aan de thé dansants van weleer denkt hij met een krop in de keel terug, al meldt hij er meteen bij dat hun schoonheid juist grotendeels werd bepaald 'door de lelijkheid ervan'.
Ook dat is typisch Verhulst: hij kan het niet laten de mensen en de dingen die hij het meeste koestert, tegelijk ook mild maar treffend te bespotten. Zo beschrijft hij met walging de taferelen van pis en kots en vuile janetten die jaarlijks met het carnaval van Aalst gepaard gaan, maar hij geeft toe dat hij ook wel elke keer van de partij is. 'Wanneer Aalst, mijn Aalst dat ik liefheb, mijn Aalst dat ik haat, zich opmaakt voor carnaval, trek ik de kleerkast van een ander open, en keer ik weer'.
Klei
In zijn zoektocht naar het ware, ouderwetse geluk steekt Verhulst ook beneden de taalgrens zijn licht op. Toch hadden zijn 'Schetsen van België' gerust ook 'Schetsen van Vlaanderen' mogen heten. In deze heimatteksten wordt het cliché niet geschuwd. In la Flandre profonde zoals Verhulst het aanschouwt, wordt Maria nog in al haar gedaanten vereerd, verschijnt er op kerstavond steevast een kalkoen op tafel en wordt het landschap ontsierd door 'tuintjes vol coterieën, tillen en oergezellige bouwovertredingen'.
Hoofdstuk na hoofdstuk exploreert Verhulst wat hemzelf aan die Vlaamse klei doet vastkleven. Tegelijk onderzoekt hij zijn hartgrondige afkeer voor alles wat stinkt naar provincialisme of dilettantisme, twee kwalen die hier welig tieren. Hij is niet te beroerd om zijn gifpijlen ook op zichzelf te richten. In deze hybride columns treedt Verhulst dan ook vaak op als een schlemielige antropoloog die zich aan de boze wereld overgeeft en klaar is voor de slachtbank. Exemplarisch daarvoor is een hilarisch hoofdstuk waarin hij meedoet aan een sessie 'spinnen', fitnessen op de fiets, zeg maar. Met diepe afkeer beschrijft Verhulst hoe hij zijn soortgenoten 'zonder onderbroek in een koersbroek met een ingelegd zemen vel' ziet springen om zich vervolgens gewillig te laten martelen. Ondertussen maakt hij ook zichzelf volstrekt belachelijk door gedetailleerd uit te weiden over zijn 'trainingsbroekje dat ooit eens helemaal pluizig uit de wasmachine is gekomen' en zijn sportschoenen, die helemaal groen zien door er het gras mee af te rijden en 'opgedroogde sporen van kattenstront vertonen'.
Scherpe observaties
'Dinsdagland' bundelt 16 scherpe observaties van een sterke stilist die met veel gevoel voor timing en vertelkracht de aandacht van zijn lezers vasthoudt. Een overvloedige dosis humor doet de rest, al balanceert Verhulst soms op het randje van de banaliteit - een Italiaanse zanger Eros Vermicelli noemen is bijvoorbeeld ronduit flauw. Je vraagt je tijdens het lezen van dit boek wel eens af of Verhulst, geboren in 1972, de good old times die hij in dit boek evoceert nog wel heeft meegemaakt, al doet dat er eigenlijk niet toe. Wat telt is zijn authentieke stem. De titel van het zevende hoofdstuk typeert deze 'Schetsen van België' misschien nog het best: 'Dinsdagland' is een 'Serenade sans espoir'.
31/12/2004
In 16 schetsen tekent Dimitri Verhulst de Belgische ziel, of althans wat daar moet voor doorgaan. Aansluitend bij het overbekend geworden 'It's Tuesday, this must be Belgium' (alleen zo, op basis van dit strakke tijdschema, slagen Amerikanen erin in veertien dagen heel Europa te doorkruisen), roept de overkoepelende titel van Verhulsts journalistieke bijdragen een sfeer van alledaagsheid en banaliteit op. Het 'dinsdaggevoel' dat voor 'de' Belg zo veel, zeg maar alles mogelijk maakt en hem op gezette tijden, bij feesten als carnaval of de Genstse wielerzesdaagse, toelaat schaamteloos uit de bol te gaan, alsof hij er nog snel moet van profiteren, want: "België is het land van de verdwijningen". Geen onderwerp of Verhulst neemt het in de tang van zijn bruisende en schuimende woordenvloed: de voorvaderlijke sport van het duivenmelken en de familievetes die eruit voorvloeiden, een miskende sport als het kaatsen, een monument als de Ronde van Vlaanderen, of de Genste zesdaagse, de manier waarop de Belg zich gedraagt op campings, of hoe bejaarden naar dansparty's worden gelokt, of de sinds eeuwen van huis tot huis overgeleverde Maria-verering... Geef Verhulst één welbepaald item en hij gaat ermee op de loop, gedreven door zijn verbeelding ("omdat de leugen schoner is") en zijn verliefdheid op het woord. En, zo stelt hij het in de openingstekst, hij is een echte 'Windop', de bijnaam die de Verhulsts van vader op zoon doorgeven en die staat voor de radicale afwijzing van elke vorm van kleinburgerlijkheid. Daarom dus dat Dimitri, Windop van de zoveelste generatie, aan de zijlijn staat en nu eens monkelend, dan weer genadeloos scherp de Belgitude in het oog houdt. [Jooris Van Hulle]
Redactie
De Vlaming Verhulst ging niet op reis naar verre oorden, maar in eigen land, waarover hij pittige rapportages schrijft. Een zestiental daarvan zijn gebundeld in dit boek, waarvan 14 eerder verschenen, merendeels in de krant De Morgen van 2001 tot in 2003. Allerlei aspecten van de Belgische samenleving worden kritisch onder de loep genomen, vermengd met eigen (jeugd)ervaringen, zoals duivensport, kaatsen, kamperen en bergsport in de Ardennen, wielrennen, Eddy Merckx en de Ronde van Vlaanderen, Maria en andere heiligen, het Belgische trekpaard, het kuuroord Spa enz. Het is allemaal vlot geschreven in een hier en daar wat hilarische en barok-Vlaams aandoende stijl. Van deze auteur verscheen ook 'Problemski Hotel', een reportage over een Belgisch asielzoekerscentrum. Vrij kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.