Is hermeneutiek nog actueel ? : feestbundels voor Theo de Boer
Arthur Cools
Arthur Cools (Redacteur), Maurice Blanchot (Auteur), Annelies Schulte Nordholt (Auteur), Laurens Ten Kate (Auteur), Aukje Van Rooden (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Pelckmans, 2012 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 12386 |
15/07/2012
Van alle beroemde Franse filosofen of écrivains van na de Tweede Wereldoorlog, zoals Barthes, Derrida, Deleuze of Baudrillard, was Maurice Blanchot (1907-2003) de meest ongrijpbare. Hij haalde niet alleen voortdurend verschillende genres op een fragmentarische manier door elkaar, maar wat hij precies bedoelde in zijn teksten was zelden helemaal duidelijk. ‘Het is buitengewoon moeilijk dit denken in een taal te vatten die ermee overeenstemt,’ schreef Foucault in zijn essay over Blanchot uit 1966. Het Frans van Blanchot naar het Nederlands vertalen, met neologismen, dubbelzinnige termen en korte voornaamwoorden, lijkt helemaal onmogelijk. Toch werden er in de jaren tachtig en negentig een aantal korte teksten door de Amsterdamse uitgeverij Hölderlin gepubliceerd, zoals De onuitsprekelijke gemeenschap of de debuutroman van Blanchot, Thomas de duistere. In 1997 verscheen bij SUN de bundel Het wakende woord: literatuur, ethiek en politiek bij Maurice Blanchot, onder redactie van Frank Vande Veire, Annelies Schulte Nordholt en Laurens ten Kate. De laatste twee auteurs zijn ook betrokken bij een nieuwe publicatie van en over Blanchot in het Nederlands: De stem en het schrift, samengesteld door Arthur Cools, verbonden aan het centrum voor cultuurfilosofie van de Universiteit Antwerpen.
De stem en het schrift bevat drie teksten uit L’Entretien infini, een van de omvangrijkste boeken van Blanchot, gepubliceerd in 1969, als een verzameling van strategisch gerangschikte artikelen. In de eerste tekst, ‘De narratieve stem’, beschrijft Blanchot de evolutie die de verteller in de moderne literatuur heeft doorgemaakt — van Flaubert, over Thomas Mann, tot bij Kafka. Flaubert kan ‘gewoon’ en afstandelijk vertellen, bij Mann begint de narratieve stem de gebeurtenissen op een ironische manier te becommentariëren, bij Kafka is er geen afstand meer mogelijk en wordt de moeilijkheid van het vertellen het onderwerp. De narratieve stem is het verhaal geworden. In de woorden van Blanchot: ‘De distantie — de scheppende belangeloosheid (die zo zichtbaar is bij Flaubert in zoverre hij moet schrijven om haar te behouden) —, die distantie die schrijver en lezer betrachtten ten opzichte van het werk, waardoor beschouwend genot mogelijk werd, treedt nu de sfeer van het werk zelf binnen, en wel in de vorm van een onherleidbare vreemdheid.’ De tweede tekst, ‘Atheïsme en schriftuur. Humanisme als schreeuw’ is geschreven in directe reactie op Les mots et les choses van Foucault uit 1966, waarin afscheid werd genomen van ‘de mens’, dat wil zeggen: van de mens als duidelijk te kennen en te omschrijven subject, dat over zichzelf uitspraken kan doen zonder daar ooit aan te moeten gaan twijfelen. De derde en laatste tekst is getiteld: ‘De afwezigheid van het boek’ en lijkt te gaan over de teloorgang van een ‘humanistische’ cultuur van boeken en literatuur, maar het onderwerp is fundamenteler: volgens Blanchot is afwezigheid het belangrijkste en uiteindelijke kenmerk van het boek en van het schrijven zelf. In een essay in haar bundel Een verlangen naar ontroostbaarheid heeft Patricia de Martelaere de helderste inleiding geschreven op dit deel van zijn denken: ‘Wat de schrijver ook zegt, hij had ook altijd iets anders kunnen zeggen, en onder alles wat hij zegt ligt, leeg en onbeslapen, datgene wat hij eigenlijk had gewild: een werkelijkheid zonder taal.’
De vier teksten over Blanchot in De stem en het schrift reageren rechtstreeks op deze drie teksten uit L’Entretien infini. Annelies Schulte Nordholt bespreekt de visie van Blanchot op de moderne literatuur, ook aan de hand van andere teksten, onder meer over Musil, Beckett en Kafka. Schulte Nordholt wijst er terecht op dat een literatuur in de lijn van Blanchots denken (zoals bijvoorbeeld van Marguerite Duras) in zekere zin onhoudbaar is gebleken en in de moderne literatuurgeschiedenis alleszins door meer rechtlijnige verhalen of andersoortige experimentele teksten is opgevolgd. Laurens ten Kate bespreekt Blanchots kritische ‘doordenking’ van humanisme en atheïsme, en wijst op de paradoxen die erin verscholen liggen: een atheïstisch humanisme is volgens Blanchot bijvoorbeeld ondenkbaar zonder god. Deze tekst zorgt ook voor de enige en wel heel merkwaardige illustratie in dit boek: een foto van graffiti van ‘kunstenaar’ Banksy — ‘de mens herleid tot een woord, een kras, een groef in de muur, zonder inhoud, zonder waarde’, aldus Ten Kate. Het (louter commerciële) succes van Banksy heeft maar al te veel street value en lijkt het denken van Blanchot aldus ongewild te parodiëren. Ook de tekst van Aukje van Rooden, over het boek als ‘cultuurdrager’, flirt met de grenzen van de Blanchot-interpretatie, wanneer ze zijn existentialistische literatuurtheorie op één lijn dreigt te plaatsen met het politiek conservatieve denken van Theodor Dalrymple. Het boek eindigt met een tekst van redacteur Arthur Cools, die op zoek gaat naar het heilige in Blanchots opvatting van de moderne poëzie en literatuur, een opvatting die samenhangt met de ervaring van de dood van God. Over Hölderlin schreef Blanchot: ‘Door “het vers uit te diepen” treedt de dichter binnen in deze tijd van nood die de tijd van de afwezigheid van de goden is.’ Nadenken over deze en andere afwezigheden, kan nog steeds, voor wie er tijd voor kan vrij maken, aan de hand van het werk van Blanchot. [Christophe Van Gerrewey]
Wim Fievez
De, in Nederland niet erg bekende, Franse katholieke filosoof en romancier Maurice Blanchot (1907-2003) schreef aan het einde van de jaren zestig zijn hoofdwerk; daaruit zijn de meest markante hoofdstukken in deze bundel vertaald en van commentaar voorzien. Zelf beïnvloed door Nietzsche en Heidegger, is zijn eigen filosofische betekenis vooral die van voorloper en inspirator van Foucault en Derrida. De stukken die hier in het Nederlands zijn vertaald zijn van cultuurfilosofische aard en gaan over de narratieve stem en de ontwikkelingen op het gebied van de romanvorm, over atheïsme, humanisme en de secularisatie en, ten slotte, over de geleidelijke verdwijning van het boek. De bundel is uitgebreid met vier essays van Nederlandse kenners die duidelijk proberen te maken waar de toch tamelijk esoterische teksten van Blanchot over gaan en wat nu precies hun relevantie is. De vertaling en bezorging zien er goed uit; de doelgroep is de specialist Franse taal en letterkunde en de literatuurwetenschapper.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.