De regels van drie
Marjolijn Hof
Marjolijn Hof (Auteur), Judith Ten Bosch (Illustrator)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Querido, 2011 |
VERDIEPING 2 : BABILLE : IK EN DE WERELD : VERHALEN : HOF |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Querido, 2011 |
Woord Jeugd Verhalen :
|
31/12/2011
Een fantastische alliantie
Er zijn veel kinderboeken waarin kinderen en oudere mensen een bijzondere band hebben en als het ware een alliantie vormen tegen het jachtige leven van de generaties die tussen hen in liggen. De boeken rond Madelief en Polleke van Guus Kuijer liggen als voorbeeld voor de hand, maar ook in de Britse klassiekers van Lucy Boston (De kinderen van Groenowa) en Philippa Pearce (Toms nachtelijke avontuur) zie je een bijzondere band tussen een kind en een bejaard personage. Grootouders zijn daarnaast de held(inn)en van veel prentenboeken en voorleesboeken voor jonge kinderen. In tegenstelling tot de generatie van de ouders hebben zij tijd voor hun kleinkinderen: tijd om in de natuur te trekken, samen het huishouden te doen, te spelen en — niet het minst — verhalen te vertellen. Weinig grootouders komen daarbij echter zo scherp uit de verf als de opa in dit boek van Marjolijn Hof.
Met Mijn opa en ik en het varken Oma kaapt Marjolijn Hof meteen al de prijs voor de meest intrigerende titel van het jaar weg. Gedraagt die oma zich dan als een varken?, vroeg ik me af. Of hoe is de beeldspraak anders bedoeld? Er blijkt echter geen oma te zijn, wel een opa en zijn kleindochter, die regelmatig bij hem komt logeren. Het meisje vertelt hoe haar opa op een dag zoveel pannenkoeken bakt dat ze die samen niet opkrijgen. Daarom halen ze een varken in huis — wat doe je anders in zo’n geval? Ze noemen het varken Oma, al spreken ze nadien ook wel eens van het ‘puntje puntje Oma’ om haar gevoelens te sparen. Met het prettig gestoorde eerste hoofdstuk is de toon van dit heerlijke kinderboek gezet. Verwacht je niet aan doordeweekse gesprekken tussen opa en kleindochter. Deze twee houden er heel eigen gewoontes en hobby’s op na, en taboes bestaan er niet in het huis van opa. Slootjespringen, ganzenbord spelen en pannenkoeken eten horen tot hun normalere activiteiten, maar even goed houden ze ervan om elkaar lekker uit te dagen. Zo installeren ze een neonlicht met ‘Oma’ boven de varkensstal, en loopt hun spelletje ‘boos zijn op elkaar’ bijna uit de hand. Ze doen alsof ze dood zijn, en opa voedert zijn kleindochter hooi wanneer ze in een neushoorn wil veranderen. Zo krijgt het verhaal een magisch- realistisch tintje wanneer opa en kleindochter elkaars dromen gaan maken. Door de intieme sfeer tussen beiden krijgen alle verhalen een bijzonder warme uitstraling. Onder de soms keiharde woorden en plagerijen van de twee zit een grenzeloos vertrouwen, dat je zonder veel moeite kan afleiden. Dit zorgt ervoor dat Hof enkele unieke en bijzonder humoristische scènes in haar boek kan verwerken, en daarmee een volstrekt origineel en geslaagd verhaal heeft geschapen. Ze heeft genoeg vertrouwen in haar lezers om de liefde en tederheid tussen de regels te laten.
Het is typerend voor kinderboeken over een grootouder en een kleinkind dat ze zich vaak afspelen op het platteland, waar er aan ruimte, natuur, rust en frisse lucht geen gebrek is. Daarmee gaan de kinderen — vaak stadskinderen met een drukke agenda — bijna letterlijk mee terug in de tijd, naar de periode toen de grootouders jong waren. Het is voor hen vaak een vlucht uit het jachtige stadsleven, waar ouders, school en vriendjes druk op hen uitoefenen. Het platteland is ook de setting waar de grootouders zich het best thuis voelen, zo blijkt althans uit veel kinderboeken. De kinderen leren van de ouderen over de dieren en de natuur, en samen doen ze huishoudelijke klusjes. Bij de grootouders worden de kinderen geïsoleerd van hun vrienden en ouders, en hier vinden ze de mentale rust om zich bezig te houden met de diepere levensvragen. Die worden vaak gesteld en beantwoord met verhalen. Ouderen en kinderen delen in veel kinderboeken namelijk nog iets anders: hun interesse in fantasie. Misschien omdat ze dichter bij het begin en het einde van het leven staan zijn kinderen en ouderlingen in de jeugdliteratuur veel vatbaarder voor het bovennatuurlijke dan de generatie daartussen. Tegelijkertijd duikt in veel kinderboeken het beeld op van de speelse bejaarde. Er is relatief weinig aandacht voor de zorgen die oud worden met zich meebrengt, de nadruk ligt eerder op het spel en de humor waarmee de ouderen het leven kunnen relativeren.
Dat patroon zie je ook gedeeltelijk terugkeren in Mijn opa en ik en het varken Oma, al zijn de kleindochter en haar opa harder voor elkaar dan je zou verwachten. Hun spelletjes hebben vaak een scherp kantje en deze opa is zeker niet van het type dat altijd klaarstaat, met eindeloos geduld en schalen met lekkers. Toch delen die twee een klein universum, dat helemaal van hen is en waar ze voldoende met rust worden gelaten om in het spel op te gaan. Andere personages doen er niet toe, alleen is er sprake van dat het meisje af en toe opgehaald wordt en weer naar opa gebracht. In zijn boerderij wordt het gevoel gecreëerd van een schier eindeloze periode, alsof de tijd even stilstaat. Alles kan, niks moet. Er is ruimte genoeg om elkaar even te ontwijken als het moet, of om een hele tijd verstoppertje te spelen als ze daar zin in hebben. Dat kleine universum heeft ook zijn eigen wetten en logica. Mijn favoriete hoofdstuk is ‘Schootcomputer’, waarin het meisje aan haar opa voorspelt dat ze als tiener veel minder graag naar hem toe zal komen, en dat hij daar maar beter op voorbereid is. Opa voegt onmiddellijk de daad bij het woord, haalt een laptop in huis en maakt meteen vrienden met enkele chattende bejaarden. Hij leert er zelfs online slootjespringen. De invoering van het internet botst natuurlijk met de plaats buiten de wereld die zijn huis voordien innam, en zijn kleindochter heeft het er dan ook onmiddellijk moeilijk mee. Net nu ze dacht dat ze opa te slim af was, blijkt ze zelf het onderspit te moeten delven. Vervolgens heeft ze alle moeite om opa uit de virtuele realiteit te slepen, en plots is er veel minder haast om groot te worden. Marjolijn Hof combineert hier humor en fantasie met onverbloemde realiteit en een groot inlevingsvermogen. Ze slaagt erin deze tragikomische mix vol te houden zonder dat het ergens klef of flauw sentimenteel wordt. Tegelijkertijd bevat haar boek een mooie aanzet tot heel wat filosofische, existentiële vragen zonder dat het al te zwaar weegt.
Terwijl Hofs tekst van bij het begin aanslaat, is het aanvankelijk even wennen aan de wat ouderwetse tekenstijl van Judith Ten Bosch. Maar haar prenten raken in de loop van het verhaal hoe langer hoe meer met de tekst verweven, en ze weet met de mimiek en de poses van haar getekende figuurtjes perfect het dubbelzinnige gedrag van de hoofdpersonages te vatten. In de eerste beelden worden vooral de gezelligheid en tederheid in de verf gezet, vervolgens komt het eigenwijze karakter van opa en kleindochter naar boven. Vooral het meisje, dat een beetje buiten proportie getekend is, komt goed tot leven. Op het eind kun je je de tekst niet meer zonder deze beelden voorstellen.
Toen ze met Een kleine kans in 2007 de Gouden Griffel en de Gouden Uil Jeugdliteratuur won, wist iedereen: Marjolijn Hof kan schrijven. Na het lezen van dit boek kan ik alleen maar besluiten: Marjolijn Hof kan fantastisch schrijven, en ze heeft met Judith Ten Bosch een uitstekende partner in crime gevonden. Net zoals het meisje en haar opa.
[Vanessa Joosen]
Hendrien Kars-ten Cate
Logeren bij opa is altijd bijzonder: hij bakt zo veel pannenkoeken dat hij een varken nodig heeft om de restjes op te eten! Het varken heet Oma, want 'Een oma kunnen we wel gebruiken.' Een klein wereldje, alleen bevolkt door opa, Oma en de naamloze ik-vertelster; plaats- en tijdsbepaling ontbreken. De rollen lijken soms omgedraaid, het meisje tempert haar impulsieve opa: 'Zo', zei ik, 'tijd om te stoppen. We gaan naar huis.' Zelfs het feit dat opa twee nachten op het dak zit, omdat hij er niet af durft, past in de context. De ongerijmde, absurde fantasie wordt weerspiegeld in de geestige zwarte tekeningen met dikke lijnen, vreemde verhoudingen en perspectieven. Herhalingen passen in het magische denken. Korte, staccato zinnen in tekstblokken; ruime lay-out. Schutbladen met moddervlekken, op het roze voorplat de hoofdpersonen in kleur. Auteur Marjolijn Hof ontving een Gouden Griffel en een Gouden Uil voor 'Een kleine kans' (2007). Voorlezen vanaf ca. 7 jaar, zelf lezen vanaf ca. 8 jaar.
Annie Beullens
ua/an/22 j
Logeren bij opa is altijd een belevenis voor de ik-figuur, zijn kleindochter. Opa is bijvoorbeeld dol op pannenkoeken bakken. Hij is er zelfs verslaafd aan want als hij eenmaal begint, kan hij niet meer stoppen. Gevolg: een gigantisch pannenkoekenoverschot. Geeft niet, zegt opa, we gaan uitdelen. Ze geven aan de vogels en alle dieren die ze tegenkomen maar het duurt lang eer een kruiwagen vol pannenkoeken leeg is! Op de boerderij van de buren kan opa al zijn pannenkoeken kwijt en hij krijgt er de oplossing voor het pannenkoekenprobleem bij: een varken. Dat varken moet natuurlijk een naam hebben. Niet Bolle of Slobber maar Oma, stelt de ik-figuur voor, want: Een oma kunnen we goed gebruiken. En zo doet het varken Oma haar intrede in het verhaal.
Het boek bestaat uit losse verhaaltjes over verschillende logeerpartijen, want bij zo'n leuke opa kom je natuurlijk graag terug. De verhalen zijn meestal grappig, soms ook heel teder. Al speelt het varken Oma een prominente rol, zoals ook de overleden oma dat doet, ze is niet in elk verhaal aanwezig. Het woord 'varken' wordt trouwens algauw taboe. Het doet haar verdriet, zegt opa. Dus wordt de varkensstal 'de Omastal'. Opa verzint ook leuke spelletjes, hij is echt een fantastische opa. Maar zijn kleindochter doet niet voor hem onder. Als opa vraagt wat ze later worden wil, antwoordt ze: 'een neushoorn'.
Alle verhalen zijn origineel. Toch springen enkele verhalen er echt bovenuit, bijvoorbeeld 'De schootcomputer' (p. 64) Je weet toch dat ik steeds ouder word? Op een dag is het voorbij, dan kom ik niet meer logeren. Opa wil het niet horen, maar zijn kleindochter is van mening dat je moet vooruit zien en ze komt met een oplossing: Ik denk dat jij een computer nodig hebt. Als het zover is, bedoel ik. Het idee maakt opa verdrietig. Maar ik had geen spijt van mijn woorden. Soms moet je een beetje streng zijn om iemand te kunnen helpen. Opa laat er geen gras over groeien; de volgende morgen heeft hij zich al een schootcomputer aangeschaft. Nu heeft hij voor niets anders meer tijd: hij speelt spelletjes en heeft zelfs facebook al ontdekt en al vijf nieuwe vrienden, allemaal opa's, gemaakt. Dus vindt zijn kleindochter het de hoogste tijd om te waarschuwen: Dat is heel onverstandig. Misschien is die andere opa helemaal geen andere opa. Misschien is het wel een meisje dat doet alsof ze een andere opa is. De taal van de kleindochter is volwassen en heel wijs zonder geforceerd aan te voelen. Dit verhaal kan een aanzet geven om te praten over de mogelijkheden en gevaren van het internet.
Ook 'Dingendag' (p. 74) is zo'n uitschieter met heel veel mogelijkheden om op door te gaan. Opa krijgt het idee om iets terug te doen voor de dingen die we dagelijks gebruiken. Aan een stoel vraag je bijvoorbeeld: Mag ik gaan zitten? Ja? Fijn en bedankt hoor.
Dit is een sprankelend boek om voor te lezen in een derde of vierde klas en ook heel leuk om zelf te lezen vanaf die leeftijd.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.