Literatuur als interventie
Bram Ieven
Bram Ieven (Redacteur), Aukje Van Rooden (Redacteur), Marc Schuilenburg (Redacteur), Sjoerd Van Tuinen (Redacteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Boom, cop. 2011 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 157.2 NIEU |
31/12/2011
Gauchistisch engagement
Het moet in het vroege voorjaar van 1980 zijn geweest. Ik studeerde filosofie in Parijs en stond samen met een huisgenote in de lift van het Collège néerlandais waar ik woonde. Wat zíj studeerde weet ik niet meer. Wél dat ze me, na naar mijn bezigheden te hebben geïnformeerd, vol belangstelling vroeg of er sinds Bachelard in de Franse wijsbegeerte nog iets belangwekkends gebeurd was.
Dat was in het jaar waarin Michel Foucault triomfen vierde aan het Collège de France, Derrida vanuit de École normale internationale roem vergaarde en de carrière van Roland Barthes zelfs al voltooid was. Hij zou enkele maanden later overlijden, net als Jean-Paul Sartre. Louis Althusser was te ziek om college te geven en zou in de zomer zijn vrouw vermoorden, al dan niet met opzet. In de bossen van Vincennes waren de colleges van Gilles Deleuze nog een Geheimtipp, waar niettemin busladingen studenten op af kwamen. Jacques Lacan vocht de zoveelste machtsstrijd uit in de École freudienne, die hij tegen de zomer uit arren moede ophief.
Had mijn huisgenote dat allemaal moeten weten? Ja, vond ik, zo uit het veld geslagen door haar vraag dat ik zelfs geen antwoord wist te geven. Filosofie is in Frankrijk nu eenmaal altijd een zaak geweest van het publiek. Niet dat alles wat gistte op dat moment al zichtbaar geworden was. Jean-François Lyotard had zojuist La condition postmoderne gepubliceerd, maar bij een lezing van hem in de immense aula van de École normale waren we welgeteld met zeven toehoorders. Aan de universiteit Paris X las de onbekende filosoof François Laruelle met ons, studenten, Foucaults Surveiller et punir. In een belendende faculteit doceerde op dat moment Jean Baudrillard, maar daar kwam ook ik pas later achter.
Het is vaak moeilijk te zien wat zich onder je ogen afspeelt en daarom zijn wegwijzers en aandachttrekkers zo nuttig. Wat ik toen aan mijn huisgenote had moeten vertellen, wordt voor de situatie van dertig jaar later gedaan door de onlangs verschenen bundel De nieuwe Franse filosofie, samengesteld en geschreven door een ruim dertigtal, grotendeels jonge, Vlaamse en Nederlandse filosofen. Drieëndertig denkers (en één tijdschriftcollectief) die er volgens hen vandaag toe doen worden erin geportretteerd.
Dat zijn niet alleen filosofen, zoals Deleuze, Alain Badiou, Derrida, Jean-Luc Nancy en Emmanuel Lévinas (en tot mijn verrassing ook Laruelle). Er bevinden zich ook psychologen als Lacan en Félix Guattari onder, sociologen als Baudrillard, Gilles Lipovetsky, Henri Lefebvre en Paul Virilio, politieke theoretici als Claude Lefort en Marcel Gauchet, publicisten als Alain Finkielkraut en Régis Debray, en denkers op de rand van kunst en wijsbegeerte als Hélène Cixous, Philippe Lacoue-Labarthe en Nicolas Bourriaud. In Frankrijk heeft de filosofie zich nu eenmaal nooit veel aangetrokken van de grenzen tussen de disciplines.
Voor wie zich afvraagt of er sinds, pakweg, de in dit boek niet behandelde Roland Barthes in het Franse denken nog iets gebeurd is, heeft aan dit boek dan ook een vette, voedzame en soms verrassende kluif. Minstens zeven denkers erin zijn in het Nederlands taalgebied nog zogoed als onbekend: van de epistemoloog en metafysicus Quentin Meillassoux, die zich afkeert van zowel de Franse fenomenologische traditie als de erfenis van Kant, tot Cathérine Malabou, filosofe van de ‘plasticiteit’, van wie zojuist een eerste boek in het Nederlands is vertaald: een felle aanval op het reductionistische ‘ik ben mijn brein’-denken zoals dat wordt uitgedragen door iemand als Dick Swaab. Van de socioloog Loïc Wacquant, scherp criticus van het neoliberale maatschappijmodel, tot Bernard Stiegler, die de techniek als het natuurlijke verlengstuk van de mens accepteert. Van de sinoloog François Jullien en zijn reflecties op de culturele alteriteit, tot het tijdschrift Tiqqun en het Comité invisible, die in het verlengde van het herontdekte werk van Guy Debord radicale kritiek uitoefenen op de bestaande sociale en economische orde.
Enige bevreemding wekt het wel dat er van dat tijdschrift bij nader inzien maar twee nummers verschenen zijn, allebei alweer zo’n tien jaar geleden. Want ook al heeft het collectief meer recentelijk nog met enige pamfletten van zich doen horen, de vraag is wel waarom zo’n even radicale als vluchtige beweging in dit boek zo’n prominente plaats krijgt. Inderdaad is De nieuwe Franse filosofie meer dan een simpele weerspiegeling van wat er op dit ogenblik in Frankrijk te koop is. De ondertitel ervan luidt Denkers en thema’s voor de 21e eeuw en daarin klinkt duidelijk een positiekeuze door. Niet alles van wat momenteel het Franse wijsgerige gemoed bezighoudt, vormt voor de samenstellers een belofte voor de toekomst.
Opvallend is dat de meest succesvolle auteurs van dit moment in deze bundel ontbreken. Luc Ferry, Alain Renaut, André Comte-Sponville en Jean-Luc Marion worden in het voorwoord hoogstens even genoemd, tegenstrijdige denkers als Tzvetan Todorov en Michel Onfray zelfs dat niet. Wellicht zou men hen, zoals de alomtegenwoordige Bernard-Henri Lévy, kunnen wegzetten als oppervlakkige ‘mediafilosofen’, maar daarmee is nog niet gezegd dat er voor het ‘nieuwe humanisme’ dat de meesten van hen uitdragen geen toekomst is weggelegd. Opvallend ondergeschikt is ook de behandeling van de almaar belangrijker wordende Paul Ricoeur, terwijl men vergeefs zoekt naar de naam van de veelzijdige Michel de Certeau.
Deze bundel zet in op andere tradities, die duidelijk worden aangegeven met de auteurs waarmee het boek opent, Gilles Deleuze en Alain Badiou. Dat wil zeggen: de traditie van het ‘denken van ’68’ (want veel breder dan Debord, aan wie die titel in deze bundel expliciet wordt toegekend, is Deleuze de denker van ’68) en die van de discipelen van Louis Althusser. Want ook al is aan die laatste geen apart lemma gewijd, met denkers als Jacques Rancière, Étienne Balibar en Badiou is de ‘club’ van Lire le Capital sterk vertegenwoordigd.
Er spreekt uit deze bundel dus een sterk gauchistisch engagement, om het even of dat zijn wortels zoekt in het verlichte communisme van Althusser of in de laat-existentialistische, semimarxistische maatschappijkritiek van mei ’68. Dat is zeker legitiem, al kan men vragen hebben bij de populariteit van iemand als Badiou, die in zijn radicalisme de politieke misstappen waarom Sartre zo berucht geworden is nog eens een voor een lijkt te willen overdoen. Of bij het feministisch radicalisme van iemand als Cixous, die tegenover de niet bepaald reactionaire opvattingen van Derrida enigszins verrassend vaststelt dat deze (zoals deze bundel het formuleert) desondanks ‘gebonden blijven aan de wetten van de taal en de retorica en, zijns ondanks, aan de geschiedenis van de logos.’ Godzijdank, zou je geneigd zijn te zeggen: een opsteker tegenover al die ‘rechtse’ filosofen die Derrida nu juist de teloorgang van elke redelijkheid verwijten.
Ironisch genoeg plaatst deze bundel zich, in zijn gauchistische oriëntatie, krachtig in de traditionele lijn van de naoorlogse Franse filosofie. Het marxisme gold daarin, in de woorden van Sartre, als ‘de onoverschrijdbare horizon van deze tijd’. Dat marxisme heeft nu plaatsgemaakt voor een minder dogmatisch maar nog altijd revolutionair soort denken dat geen genoegen neemt met minder dan het radicaalste. Ik ben er niet zeker van dat dat bij uitstek de filosofie is die de toekomst heeft, en nog minder dat ze die zou moeten hebben.
Dat betekent niet dat alle denkers die in deze bundel worden belicht rabiate radikalinski’s zijn. Claude Lefort, Marcel Gauchet, de opmerkelijk ‘religieus’ uit de hoek komende Régis Debray (ooit een sympathisant van Che Guevara) en Jean-Luc Nancy, misschien wel een van de subtielste en diepste Franse denkers van dit moment, werpen een heilzaam verhelderend licht op de grote vraagstukken van politiek, samenleving en de opnieuw in het hart van de filosofie opgedoken godsdienst. In het licht van dat laatste is het dan wel weer veelzeggend dat een denker als Emmanuel Lévinas in dit boek wordt gepresenteerd onder het hoofdje ‘Laïcisme en democratie’, zoals ook de bijna-afwezigheid van Raymond Aron en diens lijn van denken op zijn minst een omissie is.
Toch had ik mijn huisgenote, in een hernieuwde liftscène van dertig jaar later, dit boek van harte aangeraden. Het presenteert een groot aantal van de momenteel relevante Franse denkers op een heldere manier: zo helder als de complexiteit van hun denken in kort bestek althans toestaat. Het trekt duidelijke lijnen in het Franse denken vanaf de Tweede Wereldoorlog tot nu en kiest daarin onvervaard positie. Het brede spectrum aan onderwerpen en de benadering daarvan door zo’n rijke staalkaart aan denkers moet het filosofisch gemoed wel prikkelen. Lees dit boek, zou ik daarom tegen haar hebben gezegd. En snuffel daarna nog eens wat verder in de filosofiekasten van de Parijse boekhandels. [Ger Groot]
Annemiek Buijs
Handboek over de hedendaagse Franse filosofie, oftewel de Franse filosofie voor de 21ste eeuw. De samenstellers komen uit diverse disciplines en zijn afkomstig van Nederlandse en Belgische universiteiten. Op een paar bijdragen na is de tekst oorspronkelijk in het Nederlands geschreven. Vertrekpunt is mei '68, toen verzet en revolte leidden tot antihumanisme, jongconservatisme en differentiedenken in de filosofie. In totaal zijn 34 moderne Franse filosofen, waaronder drie vrouwen, uitgebreid besproken in circa twintig pagina's tekst per persoon. Na een korte biografie volgt een uitleg van het ideeëngoed. Het gaat om denkers die belangrijk zijn voor het actuele maatschappelijke debat of die zich buiten de academische muren om begeven in de media en onder het grote publiek. De filosofen zijn geclusterd in een achttal thema's, zoals speculatieve filosofie, postdeconstructivisme, laïcisme, stad en burger, subjectivisme, consumentisme en kapitalisme, postrepresentatie en natuurfilosofie. Degelijk, hoog academisch en auteursgericht naslagwerk, voor ingewijden in de filosofie.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.