Beschikbaarheid en plaats in de bibliotheek
ARhus - De Munt magazijn
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Anthos, cop. 2011 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 6236 |
Besprekingen
31/12/2011
In zekere zin had de Sloveense schrijver en Nobelprijskandidaat Boris Pahor (°1913) dubbel pech toen hij op 21 januari 1944 in zijn geboortestad Triëst door de Duitsers werd gearresteerd: hij was nog maar zo kort bij de Joegoslavische ondergrondse aangesloten dat hij niet eens aan een verzetsdaad, hoe klein ook, was toegekomen. Tot overmaat van ramp bleken de nazi’s daar niet zo zwaar aan te tillen: een maand later werd hij op transport gezet, eerst naar Dachau, dan naar Markirch en vervolgens naar Natzweiler-Struthof in de Vogezen, vlakbij Straatsburg. Over zijn tochten van kamp naar kamp en over zijn verblijf in Natzweiler schreef hij twintig jaar later, na een pelgrimstocht, het beklijvende Necropolis (1966).
Natzweiler — een nécropole nationale, zoals de Fransen het tegenwoordig noemen — was in veel opzichten een uitzonderlijk kamp: het lag, compleet van de buitenwereld afgesloten, op 800 meter hoogte tegen een bergwand aan en bestond uit verschillende terrassen, die door stenen trappen met elkaar waren verbonden. Samen met Groß-Rosen in het huidige Polen is het ook het enige Nacht-und-Nebelkamp, een kamp waar (onder meer heel wat Nederlandse, denk maar aan Floris Bakels) verzetsmensen spoorloos moesten verdwijnen, zonder dat iemand zelfs maar van hun overlijden op de hoogte werd gebracht. Een van de doeltreffendste manieren om de dood te bewerkstelligen was de bovenmenselijke sisyphusarbeid in de steengroeve, die speciaal door nazi-architect Albert Speer was uitgezocht en waar de steen voor de bouw van Germania moest worden uitgehouwen: ‘De gestreepte lichamen moesten zes keer per dag met een zware kei op de rug naar de top van de trap lopen. En het moest echt een zware kei zijn, want boven aan de trap liep nog een smal pad langs de rand van een afgrond, en als de kapo die zich daar had opgesteld jouw kei te klein vond, duwde hij je gewoon naar beneden. […] Soms duwden de bewakers in een opwelling iemand die met veel pijn en moeite de top van de trap had bereikt ineens terug naar achteren, waardoor hij op de gevangenen achter hem viel en er een lawine van witte keien en gestreepte uniformen ontstond.’ Van die gewisse dood bleef Pahor slechts als bij wonder gespaard: dankzij zijn kennis van het Duits kon hij tamelijk snel na zijn aankomst aan de slag in de ziekenbarak, aanvankelijk om medische verslagen op te stellen, naderhand ook als verpleger of als sjouwer van lijken. Die laatsten garandeerden hem en zijn medeverplegers bijna dagelijks extra broodrantsoenen.
Misschien is het mede door zijn bevoorrechte positie in het kamp dat Pahor in de buitenlandse pers vaak de ‘Sloveense Primo Levi’ genoemd wordt: in het klassiek geworden Is dit een mens vertelt Levi hoe hij als scheikundige in Auschwitz kon ontsnappen aan het harde regime van de barakken. Toch is er een belangrijk verschil: terwijl Levi in zijn meesterwerk beschrijft hoe hij door de vele ontberingen geleidelijk werd ontmenselijkt, was Pahor lang niet zo onbevangen in de kampen beland. Bij zijn aankomst kreeg hij een jasje met de door hem gehate I van Italiaan erop. De vernederingen die hij als Sloveen in een door de fascisten gedomineerd Italië had moeten ondergaan, maakten dat hij van meet af aan heel anders met zijn internering omging: ‘Ik keek met mijn ogen, maar stond het mezelf niet toe de beelden tot mijn hart te laten doordringen. […] De angst had mijn hele zenuwstelsel lamgelegd, maar beschermde me daarmee tegelijkertijd voor het nog veel grotere gevaar dat ik me zou inleven in die realiteit.’
Wat Necropolis zo uniek maakt in vergelijking met veel andere getuigenissen uit de kampen — Pahor daarover: ‘Ik weet al langer dat mijn ervaringen bescheiden zijn in vergelijking met die van anderen die hun herinneringen hebben opgetekend’ — is de bijna onaangetaste menselijkheid van zijn observaties: die van een gevangene die, alle gruwel ten spijt, zijn geloof in het goede niet heeft verloren en elke daad, elke gebeurtenis koppig, soms tegen beter weten in, blijft aftoetsen aan de menselijke waarden die in de buitenwereld gelden. Dat betekent niet dat Pahor zomaar gespaard blijft van het schuldgevoel waar zoveel andere kampoverlevers mee af te rekenen kregen. Maar hij maakt er wel komaf mee: wanneer de doden wier brood hij heeft opgegeten in zijn droom op een terras samentroepen en hem als een stomme meute tot verantwoording lijken te roepen, probeert hij zijn daden aanvankelijk nog te rechtvaardigen. Maar uiteindelijk komt hij tot de conclusie dat zij hem helemaal niet zien en dat ze zelf ook onzichtbaar voor hem hadden willen blijven: hij schudt de onrechtvaardigheid van het (over)leven van zich af.
Pahor was via vertalingen al voor half Europa toegankelijk en (in 2007) door Frankrijk onderscheiden met het Légion d’honneur voordat hij in Italië ontdekt en vervolgens naar het Nederlands vertaald werd. Die ontdekking lijkt sterk op die van die andere schrijver uit Triëst, Italo Svevo, die op zijn vierenzestigste eerst in het buitenland moest doorbreken voor hij in eigen land erkenning kreeg (om vervolgens door het opkomende fascisme weer voor twintig jaar dood te worden gezwegen). Pahor heeft tot zijn vijfennegentigste op zijn roem moeten wachten, de kwellingen van het fascisme heeft hij al achter de rug: hopelijk doet Italië er nu alles aan om ook de rest van zijn weergaloze oeuvre in eigen land en bij ons bekend te maken.
[Tom De Keyzer]
J.F. Vogelaar
In 1966 bezocht de in Triëst wonende Sloveense schrijver Boris Pahor (1913) het concentratiekamp Natzweiler-Struthof in de Vogezen en voelde zich tussen de andere bezoekers nogal vreemd al kende hij het kamp beter dan zij, van binnenuit. In 1944 was hij als verzetsman door de Duitse bezetters via Dachau in dit kamp terechtgekomen. ‘Alles is nog precies hetzelfde, alleen de bewakers op de wachttorens ontbreken.’ Herinneringen zuigen hem terug naar de tijd dat hij hier opgesloten zat, als verpleger in staat alles iets objectiever te bekijken. Vooral door die dubbele blik van de gevangene toen en de schrijver die twintig jaar later een reis in de tijd krijgt het verhaal een iets ander accent dan veel andere kampherinneringen. Hij werd indertijd als Italiaan gearresteerd, nogal navrant voor iemand die in zijn jeugd zijn land bezet zag door Italiaanse fascisten. De roman kreeg door een vertaling in 1967 in Italië bekendheid, maar dat hoeft nog geen reden te zijn het ook uit het Italiaans te vertalen. Daarover rept de vertaler in zijn voorwoord over het kamp geen woord. Kleine druk.
Suggesties
Krijg een e-mail wanneer dit item beschikbaar is
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.