Er ligt een krokodil onder mijn bed!
Ingrid Schubert
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Lemniscaat, 2010 |
VERDIEPING 2 : BABILLE : Kleuter : avontuur - fantasie
Fantaseren |
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
Lemniscaat, 2010 |
Kleuter : avontuur - fantasie
Fantaseren |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Lemniscaat, 2010 |
KLEUTER : AVONTUUR - FANTASIE
Fantaseren |
3 exemplaren
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
2 items magazijn |
Lemniscaat, 2010 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE :
Fantaseren |
Magazijn |
Lemniscaat, 2010 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : SCHU |
00/00/0000
Ingrid en Dieter Schubert
Een portret in drie prenten
Uitstekend idee van Ingrid en Dieter Schubert om met De paraplu een tekstloos boek uit te brengen in hun dertigste jaar als prentenboekenmakers. Zoals zo vaak bij hen, past het boek bij het thema van de Nederlandse Kinderboekenweek ('De Grote TekenTentoonstelling'), maar het herinnert ons bovenal aan de hoge kwaliteit van hun illustraties. Al vanaf hun debuut ? Er ligt een krokodil onder mijn bed! (1980) ? worden hun prenten geprezen voor hun duidelijke en zachte expressiviteit. Hun tekenstijl is geëvolueerd over die dertig jaar, maar behield die essentiële kwaliteit. Met die evolutie veranderde wel het soort verhalen dat ze vertellen, en de kwaliteit daarvan was niet zo constant. Aan de hand van drie prenten wil ik het werk van de Schuberts bespreken. Het zijn niet per se de mooiste prenten ? dat zou moeilijk kiezen worden in de homogeen hoogstaande beeldproductie van deze nauwgezette ambachtelijke tekenaars ? maar prenten die de essentiële kenmerken van hun werk perfect illustreren.
Met een graskikker in een zeepbel
Ik begin met het koddige beeld hiernaast uit Helemaal verkikkerd (1981) dat de fantasie en humor van de Schuberts vertolkt. Vóór deze vreemde vlucht had Guus al met (gewone) kikkers in zijn badkamer gespeeld, was hij in een grote zeepbel naar het land van de graskikkers gevlogen en had die beestjes leren springen op één been, wat niet eenvoudig was. Nu vliegt hij met een graskikker naar Knutselaar, een uitvinder die de gekste dingen bedenkt, zoals het rijschroefhefvliegtuig. Met dat toestel vliegt Guus terug naar huis om er te ontdekken dat zijn ouders vrolijk spelen met graskikkers. Zo is de cirkel rond, want eerst hadden zijn ouders hem net verboden met kikkers in huis te spelen. Uit boosheid hierover was Guus maar zeepbellen gaan blazen en de dertiende voer hem mee op avontuur. Helemaal verkikkerd is een heerlijk nonsensavontuur, met een boodschap over onbekommerd kinderspel er subtiel in verwerkt.
De grappige zeepbel in de prent vertolkt tevens een gevoel van warmte en geborgenheid, en dat is al even essentieel voor de Schuberts. De prentenboeken uit de eerste helft van hun carrière (1980-1992) hebben kinderangsten als thema, de avonturen kennen hun (licht) griezelige momenten, en het gedrag van ouders wordt op de korrel genomen, maar het kader is steeds warm en vriendelijk. Dat laatste geldt in het bijzonder voor de monsters: de allervriendelijkste krokodil onder het bed, het onhandige heksje Platvoetje (1986) en haar draak, de goedmoedige, bange reuzen in Wie niet sterk is... (1989). Ook de eenzelvige ex-zeerover met watervrees Woeste Willem (1992) heeft iets van een monster. Al deze monsters vormen veruitwendigingen van kinderangsten die worden aangepakt in een fantasierijk en grappig avontuur met een niet zo angstig kind in de hoofdrol. In Ik kan niet slapen (1983) zijn de dondermannen, koboldachtige wezentjes, niet zo lief. Ze maken Bart, die zelf een pestkop is, het leven zuur en vormen aldus ook een veruitwendiging, ditmaal van pestgedrag. Niets helpt, tot oma suggereert dat Bart de dondermannen 'wegtekent'.
De tekeningen, in potlood en aquarel, zijn zacht en sluiten aan bij het kindvriendelijke, anti-autoritaire prentenboek van de jaren zeventig. De zachtheid van de toets doet op het eerste gezicht zoet aan, maar de kinderen in de boeken van de Schuberts zijn geen zoete wezens ? ze hebben hun eigenheden en zijn bovenal avontuurlustig ? en de onophoudelijke fantasie in de details van het tekenwerk doen die eerste indruk vlug vervagen. Het tekenwerk is van een constant hoge en gedetailleerde kwaliteit. Het uitstekende gevoel voor compositie en ritme valt op. In Helemaal verkikkerd wisselen de Schuberts voortdurend in grootte, en op het juiste moment, wanneer de fantasie ten top stijgt, zijn er schitterende woordloze prenten van één of twee pagina's groot: een boel op één been springende graskikkers, de bijeen geknutselde levensruimte van de uitvinder, het minutieus getekende rijschroefhefvliegtuig, de ouders van Guus spelend met graskikkers.
Van de 'monsterboeken' zijn Er ligt een krokodil onder mijn bed, Platvoetje en Woeste Willem klassiekers geworden, maar de andere titels zijn nog niet vergeten. Het bekendste echter is Monkie (1986), dat alleen door Dieter Schubert werd gemaakt en in 1987 een Gouden Penseel ontving. Een tijdloos, woordloos, stripachtig prentenboek over een verloren apenknuffel, gemaltraiteerd door muizen, egels en eksters, die gered door een poppendokter, uiteindelijk terechtkomt bij het jongetje dat zo'n verdriet had bij het verlies van zijn lievelingsknuffel. De prachtige tekening van dieren wijst vooruit naar de tweede fase in de carrière van de Schuberts, het verhaal drukt hun kindvriendelijke, maar daarom niet zoete visie volledig uit.
Poepen op een rijtje
Na de monsterboeken volgden vanaf 1994 de dierenboeken. Het begon met het non-fictie prentenboek Van mug tot olifant, waaruit de tweede prent (hieronder) werd genomen. Het rijtje van poepende dieren toont aan hoe goed de Schuberts dieren kunnen neerzetten in een anatomisch correcte schildering en een speelse compositie. Ze brengen een fascinatie voor dieren over in hun tekeningen, terwijl het speelse, gezellige samenzijn van die dieren het voornaamste antropomorfiserende element vormt. De Schuberts bereiken een bijzondere mengeling tussen menselijk en dierlijk gedrag, waarbij de dieren geen onmogelijke houdingen of al te menselijk uiterlijk moeten aannemen, laat staan menselijke kledij. Zoals ze het zelf zeggen: 'Onze illustraties zijn naturalistisch, niet realistisch; herkenbaar, maar niet geromantiseerd.' (Schubert, 2002).
Op Gekke buren (2003) en Engel (2007) na vormen dieren sinds 1994 de hoofdpersonages in de prentenboeken van de Schuberts, in titels als Abacadabra (1996), de vier 'Beer en Egel'-boeken (1998-2001, daarna verzameld in een omnibus) en Mijn held (2004). Een ander non-fictieboek is Net mensen (2006), een toppunt in hun kunst om de meest onwaarschijnlijke dieren gezellig samen te zetten. De Schuberts verzorgden ook de prenten bij het grote dierenboek van Hans Post, Van kop tot staart (2002). In deze royaal geïllustreerde non-fictietitels voel je hun grenzeloze liefde voor dieren.
Hun verrukking werken de Schuberts uit, in aquarel en potlood, op grote prenten vol fauna en flora. De fantasie uit de monsterboeken komt hier terug in het speelse diergedrag en de vele details in de tekeningen, maar is lang niet meer zo uitbundig. De beeldtaal en de verhalen zelf zijn veel eenvoudiger en rechtlijniger geworden, zelfs vrij klassiek en braaf. De prentenboeken sluiten nauwer aan bij klassieke thema's en verhaalstructuren in de kinderliteratuur, en mankeren originaliteit. Mijn held (2004) bijvoorbeeld bevat prenten met fantastische perspectieven, grappige situaties en schitterende, guitige muizen, maar het verhaal steunt op een wat vergezochte idee ? een muis drukt zijn liefde nogal hevig uit in avontuurlijke fantasieën ? dat bovendien sterk lijkt op het succesboek Raad eens hoeveel ik van je hou van Sam McBratney. Belle Kuijken vatte de 'dierlijke' evolutie in het werk van de Schuberts zo samen: 'Ik wil gerust drie 'Beer en Egel'-verhalen ruilen tegen één ouder maar pittiger boek zoals Wie niet sterk is..., Woeste Willem of Monkie (Kuijken,2004). Slechte verhalen zijn de dierenboeken natuurlijk niet, maar ze steken toch mager af tegenover de verhaalmagie van de eerste prentenboeken, en de fantastische natuurtekening kan dat niet goedmaken.
De Schuberts voelden deze mindere waardering duidelijk aan, en ironisch genoeg leidde de uitgebreide viering van hun 25-jarig jubileum tot een artistieke crisis (zie daarover de interviews met Joukje Akveld in Tekenaars) en een nieuwe wending in hun werk. In hun recentste dierenboeken streven ze naar uitgepuurde en originele beelden en perspectieven, weg van de gebruikelijke details en subverhalen. Het stapelverhaal Ophelia (2008) is een enthousiaste variant op het spelletje 'doorvertellen'. De prenten zijn opvallend 'leeg' voor de Schuberts, met enerzijds een sterkere focus op de personages, anderzijds een wazige pastelkleuring in flora en landschappen. De visualisatie in een soort 'droomballon' linksboven van het doorvertelde, steeds dramatischere verhaal is een markant element in de prenten. Olifantensoep (2009, zie De Leeswelp 2010, p. 4), een aan bakerrijmpjes herinnerend verhaal over een straffe muizenremedie tegen een zwaarmoedige bui, biedt door het afwisselen tussen close-up en overzichtsprenten een interessant spel in perspectief. Achtergronden en flora ontbreken nagenoeg volledig. Maar in het nieuwe De paraplu duiken ze wel weer op.
De wereld rond aan een paraplu
Zo belanden we bij de prent uit dit tekstloze verhaal over een hondje dat, hangend aan een paraplu die voortgeblazen wordt door de wind, de wereld verkent (zie p. 244). Het stapt over wolken ? enkele daarvan nemen herkenbare vormen aan ? en komt uit in de Afrikaanse savanne. Vandaar gaat het nog naar de oceaan, het Amazone-woud en het poolgebied. Per locatie werken de Schuberts drie prenten over twee pagina's uit. Het hondje komt in een bepaalde situatie terecht en wordt voortgestuurd naar de volgende streek. Dieren helpen en ook de paraplu, nu eens als wapen, dan weer als bootje, is steeds van dienst. In de nacht, waarbij het hondje slapend aan de paraplu hangt, waait de wind het terug naar huis, waar de herfststorm nog steeds woedt. De zoektocht van de Schuberts naar een uitgepuurd beeld bereikt hier een voorlopig hoogtepunt in de schitterende kleuren waarmee ze een herfststorm, een watergolf, een tropisch oerwoud en een nachthemel oproepen.
Bijna een kwarteeuw na Monkie (1986) verschijnt er dus opnieuw een woordloos prentenboek van Ingrid en Dieter Schubert, en het opmerkelijke stijlverschil tussen die twee is debet aan de hierboven geschetste evolutie in het maken van hun verhalen. Qua verhaal is het uitgangspunt hetzelfde, en bovendien een aloud thema in de jeugdliteratuur: het hoofdpersonage wordt meegesleurd door de elementen, maar komt weer veilig terug thuis. Voor kijk- en zoekboeken is het gegeven van een wereldreis een veelgebruikt concept, al is De paraplu door het ontbreken van details en een minimum aan samengesteld landschap veel meer een kijk- dan een zoekboek. Tussen Monkie en De paraplu in zijn de verhaalstructuur en beeldtaal van de Schubers eenvoudiger en klassieker geworden. Van rijke en geschakeerde prenten naar uitgepuurde beelden: de Schuberts lijken steeds meer naar het sublieme te willen reiken in hun tekening van dier en landschap.
Gelijktijdig met De paraplu werd het tekenboek Mee met de paraplu uitgegeven. De link met de 'De grote tekententoonstelling' van de Kinderboekenweek is hier nog duidelijker, maar het stimuleren tot tekenen en doen is een traditie in het werk van de Schuberts. Al in hun eerste boek toonden ze aan het eind hoe hoe je een krokodil kunt knutselen. In Platvoetje en Ik kan niet slapen vormen kinderlijke tekeningen de ontknoping van het verhaal. Later kwamen de knutselboeken De uitvinder (1989) en Doeboek (2005) uit. Dat laatste bevatte puzzels, knutselopgaven, tal van beeldrijmen en visuele spelletjes, allemaal heerlijk inspelend op de prenten uit hun boeken. De rij poepende dieren uit Van mug tot olifant kwam terug, maar ditmaal met de ontlasting door elkaar gehaald. Boeken als Platvoetje en Woeste Willem zijn heel populair in het 'werken met prentenboeken', in handleidingen, kleuteronderwijs, theatervoorstellingen, kamishibai. Tot grote vreugde van de Schuberts, want dat beogen ze net: 'Al onze boeken zetten aan om te vertellen, te ontdekken, verder te denken en een eigen verhaal daarvan te maken' (Schubert, 2002).
Mee met de paraplu dient zich aan als een onaf prentenboek dat de kleuter dient te vervolledigen. Daartoe bevat het louter minimale potloodschetsen die je moet aanvullen, uitwerken en inkleuren. Het verhaal is uitgebreider dan het hoofdboek, met excursies naar het tijdperk van de dinosaurussen en een verre planeet. De Schuberts wenden scènes uit andere prentenboeken aan en er zijn verwijzingen naar onder meer Niels Holgerssons wonderbare reis. Dit tekenboek sluit aan bij de huidige trend van 'aanvulboeken', maar streeft geen veelzijdigheid en originaliteit na zoals bijvoorbeeld Taro Gomi dat doet. De Schuberts reiken in functie van het thema van de Kinderboekenweek zelf veel aan opdat het prentenboek succesvol kan worden afgewerkt. [Chris Bulcaen]
Hannie Humme
Een nieuwsgierig hondje vindt een rode paraplu. Als hij hem opsteekt, krijgt de herfstwind vat op hem en blaast hem de lucht in. Dit is het begin van een avontuurlijke reis rondom de aarde die het hondje op gevaarlijke, mooie en bijzondere plekken zal brengen. Hij maakt kennis met vreemde dieren en mensen die hem helpen en hem soms ook naar het leven staan. Dit tekstloze prentenboek nodigt uit tot praten, over de reis per paraplu, de ontmoetingen met dier en mens, de emoties van het zwarte hondje en de kleine details die op de prenten te zien zijn. De illustratoren van dit prentenboek zijn bekend om hun romantisch lieflijke, realistische en gedetailleerde stijl die aantrekkelijk is voor jonge én oudere kinderen. Ook dit prentenboek is in deze stijl gemaakt. De prenten bevatten meerdere lagen en verhaallijnen en daarmee genoeg stof tot vertellen en/of praten. Het gegeven van de paraplu die wegwaait zal jonge kinderen zeker tot de verbeelding spreken. Vanaf ca. 4 jaar.
Gert Broeckx
ua/an/22 j
Een schattig zwart hondje vindt een rode paraplu. Een zwart-wit poesje kijkt vanop een afstand toe. Plots voert een felle herfstwind het hondje met de paraplu de lucht in tot boven de wolken. Het hondje kan op de wolkenmassa stappen, maar valt opeens in een zwart gat en zweeft aan zijn paraplu naar beneden. Hij ziet onder zich de savanne met al zijn dieren. Door een ferme ademstoot van de olifant ontsnapt hij aan gevaarlijke krokodillen en landt hij in zijn paraplu op de golven van de oceaan. Hij aanschouwt de wondere wereld onder water tot hij door de fontein van de walvis over land gecatapulteerd wordt, dwars door de jungle. Daar wordt hij beschoten met pijlen en drijft hij op de warme lucht naar de koude poolstreken. Uiteindelijk begeleidt een vlucht vleermuizen hem terug naar huis, waar het zwart-witte poesje hem staat op te wachten.
Een prentenboek met fantastische illustraties van Ingrid en Dieter Schubert. Ze beslaan dubbele pagina's. Het zijn de landschappen die het verhaal maken want er is geen tekst. Zo kan het kind de reis zelf mee aanvullen en zijn fantasie de vrije loop laten.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.