Oorlog en terpentijn : roman
Stefan Hertmans
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2010 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : HERT |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2010 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : HERT |
Paul Demets
ob/kt/20 o
Fascinerende bundel van Stefan Hertmans
Na de publicatie van zijn verzamelde gedichten in 2005 verrast Stefan Hertmans met een nieuwe bundel: De val van vrije dagen. Meer dan ooit zijn zijn gedichten doordrongen van een vitale melancholie.
Wij hebben geen betekenis: we zijn betekenis, want we bestaan dankzij de levensweg die we afleggen en de verhalen die we vertellen. In zijn nieuwe bundel De val van vrije dagen geeft Stefan Hertmans gestalte aan 'de tussentijd waarin je niet meer/ wordt verwacht, een gat waar/ ooit je leven zat.' En hij doet dat niet toevallig in gedichten met een verhalend karakter, verder gedreven door wisselende ritmes.
Volgens de Franse filosoof Jean-Luc Nancy moeten we leren omgaan met het besef dat ons bestaan contingent is: we worden blootgesteld aan de wereld en de anderen. We zijn voortdurend betrokken op de ander en het andere. Van die onvermijdelijke 'openheid' leggen kunst en literatuur volgens Nancy getuigenis af. Er worden nieuwe werelden en nieuwe manieren van spreken gearticuleerd, maar we ervaren ook heterogeniteit en vreemdheid. Van die 'mogelijkheidszin' getuigt de poëzie van Stefan Hertmans, ook al doet die pijn 'omdat we ons vergissen en opnieuw beginnen/ tussen de lakens van vergeten, hijgend en werkelijk,/ ons bed een limousine met een schrijn, en daar lig jij,/ het schijnt, en ik, mij hoor je niet klagen over die/ oude, hete wind die ons verandert in een wonde,// vanavond gaan de mieren met de sterren op café.' De hoop rust op kunst, al was het maar als een kortstondig moment van vervulling. Zoals in 'Goldbergvariaties': 'Hoe vaak beseft een mens wat blijvend is,/ die fractie van verbeelding?/ En toch - een glimp van een klavier/ bij avond door een raam,// een flard van stemmen in de mist,/ en alles is weer open.'
Complexe relaties
Voor Nancy bestaat de existentie niet uit een vastliggende identiteit, maar uit de ontelbare momenten waarop het existeren telkens opnieuw gebeurt. De existentie is niet singulier en ook de verhouding tot de ander is dat niet. Op die manier toont hij ons een dynamische wereld die altijd verdeeld is. En ook Stefan Hertmans spiegelt ons die wereld voor in het openingsgedicht: 'dit liggen op de warme steen, verspreid en bij elkaar,/ de mieren met de sterren aan het stappen/ langs de hemelboog, en waar Descartes de draad/ verliest zijn wij nog even een oeroud geheel, voordat/ de draden knappen, wij de handen lossen,/ omdat terugvinden verliezen is.' We zijn vastgekluisterd aan de ander, zoals Kaïn, die in het gedicht 'Abels teken' gepersonifieerd lijkt te worden door de ik-figuur en zijn broer toespreekt: 'Zo sta ik in de schuld bij jou,/ terwijl mijn schedel, als de buik/ van een verliefde vrouw,// smacht naar je vingers/ die de wonde vullen.'
Stefan Hertmans markeert de momenten waarop het existeren steeds weer gebeurt aan de hand van prangende gedichten over diegenen die zijn bestaan mee bepalen. Zo is er een indringend moedergedicht ('Hij heeft haar nooit gehad,/ zij hem tot haar laatste snik') en staan er prachtige gedichten in deze bundel die de complexiteit van een relatie verwoorden, zoals 'Ik bij jou': 'Je redde het reddeloze:/ bloed op de tegels, donker/ tussen jouw hand en mijn voet,/ wat ons een vorm deed zoeken/ om elkaar, zuinig en nabij,/ om wat het vatbaar maakte -'. Bevriende dichters duiken op: Hertmans brengt hommages aan Hugo Claus, Eddy van Vliet, Leonard Nolens en Remco Campert. 'Want aangekondigd is ons doodgaan/ in andermans kleren', stelt hij. En precies die gedachte koestert én bezweert Stefan Hertmans op een fascinerende manier in deze bundel, met vitale melancholie: 'Laten we meegaan in de vloed,/ dicht bij elkaar,/ een dam van huid en haar,// laten we opgaan in de vloed,/ laten we ondergaan.'
Stefan Hertmans
De val van vrije dagen
De Bezige Bij, 76 p., 16,90 euro.
Stefan Hertmans spiegelt ons in zijn gedichten een dynamische wereld voor.
Hertmans brengt hommages aan Hugo Claus, Eddy van Vliet, Leonard Nolens en Remco Campert
Luuk Gruwez
em/ov/12 n
Een besef van nietigheid is de grondkleur van De val van vrije dagen, Stefan Hertmans' jongste bundel. Al vanaf het eerste gedicht is er een confrontatie tussen het verhevene en het triviale, tussen het gemeenschappelijke en het individuele, tussen het universele en het persoonlijke. Hertmans wordt betrokken in een gevecht met de tijdelijkheid. In het slotgedicht staat dit te lezen: 'Het leven is een pauze,/ die doorgaat voor de/ hoofdmoot van het stuk.' Deze definitie lijkt erop te wijzen dat de dichter geen al te hoge pet op heeft van dat leven. Formuleringen waarin het heden als 'de toekomstige verleden tijd' wordt gedefinieerd, wijzen mede in die richting. Het deprimeert de dichter. In een motto laat hij Majakovski tot de eeuwen verzuchten: 'Waar nu naar toe?'
Niettemin wapent hij zich tegen de terreur van de tijdelijkheid. Onder meer met gedichten die veel cultuurhistorische en mythologische referenties bevatten. Daardoor hebben ze een hoge drempel, maar het draagt ook bij tot de rijkdom van deze verzen. Bovendien duikt tussen alle raadsels door soms iets bijzonder helders op. Bijvoorbeeld wanneer de asverstrooiing van Eddy Van Vliet wordt beschreven:
'Ik zag hoe men een dichter liet verwaaien
op een natte akker, en hoe de kleinste, onverbrande
botjes van zijn hand tussen de vlokken as
stil sneeuwden in de grond, als klauwde hij
nog liefdevol naar ons die met zijn laatste
woorden vochten.'
Van Vliet is niet de enige collega die zich op een tribuut mag verheugen. Ook Nolens. Ook Remco Campert, die wordt geschetst in het licht van zijn nakende afwezigheid. Er is daar overigens niet echt iets dramatisch aan, lijkt Hertmans te bedoelen. Als er tenminste maar iets als een stem van je overblijft: 'Hij is niets dan stem;/ dat wat aanwezig blijft/ nadat de deuren/ zacht gesloten zijn.' Hertmans, die in deze bundel doelbewust het enigszins beladen woord 'ziel' in de mond neemt, gelooft hier kennelijk dat de dichterlijke stem zorgt voor aanwezigheid, ook nadat de dood een dichter het zwijgen heeft opgelegd. De stem is de essentie. Zolang die mag weerklinken, doet de rest er niet wezenlijk toe.
Jeu de boules
Hetzelfde is eigenlijk aan de hand in een gedicht waarin een partijtje jeu de boules met Hugo Claus wordt beschreven. Het uitgangspunt is een simpel tafereel. Een gelegenheidsversje, zou je denken. Maar zoals de beste gelegenheidsgedichten houdt het op een gelegenheidsgedicht te zijn, doordat het zo gelaagd is. Het refereert niet alleen aan de beer van Nietzsche, maar ook aan de biografie van de gevierde auteur die ooit - daar zijn beelden van - 'Tiptoeing through the tulips' zong. Voorts wordt het spel hier - hoe licht het ook wordt verwoord - een soort allegorie van Claus' aangekondigde dood. De meester slaagt erin met een van zijn petanqueballen, zonder te mikken, de bal van zijn tegenstander weg te ketsen. Hij doet dat bijna dandyesk, frivool en minzaam, 'zingend tegen zijn eigen zerk'. Waarna hij die tegenstander iets toevoegt dat polyinterpretabel is: 'Nu jij.'
Met onze a posteriori kennis kan dit zowel gelezen worden als: nu is het jouw beurt om met je bal alsnog een punt te scoren. Maar ook kun je hier in het licht van Claus' aangekondigde euthanasie een echo horen van de Latijnse dodenspreuk 'Hodie mihi, Cras tibi' ('Vandaag ben ik aan de beurt, maar morgen jij'.). Hertmans' poëzie zit namelijk vol van dit soort dubbele bodems. Legt hij ze er zelf niet in, dan ben je geneigd ze erin te lezen. Idem dito het in memoriam voor zijn moeder, dat eindigt met regels die sterk doen denken aan de song 'Mother' van John Lennon: 'Mother, you had me, but I never had you.' Bij Hertmans wordt dit: 'Hij heeft haar nooit gehad,/ zij hem tot haar laatste snik.'
De dood krijgt in deze verzen een plaats aan het hoofd van de tafel. Maar niet onder groot applaus. De dichter, pleitbezorger, indien al niet ceremoniemeester van de tijdelijkheid, doet er alles aan om weerwerk te bieden met het geringe arsenaal dat hem ter beschikking staat. In de cyclus 'Het geeft ons niets' krijgt dat ondefinieerbare 'het' een soort hoofdrol toebedeeld. Weer is het aan de lezer om in te vullen waar dit 'het' voor staat. Erg metafysisch lijkt het niet te zijn. De engelen zijn in de wereld van Hertmans 'lang voorbij'. Er is alleen het onkenbare. (Maar misschien is dit wel een update van wat men een beetje ouwelijk het hiernamaals pleegt te noemen.) In elk geval gaat er van dat onkenbare geen enkele troost uit, zelfs geen valse belofte daarvan. 'Het'is ook niet iets waartoe je je al biddend kunt wenden. 'Het' blijft potdoof voor ons. Het beste synoniem ervoor is eigenlijk 'niets'. En dit is wat dat 'het' doet: 'het zuigt zich vol aan wat we leeg/ dachten te zijn'. Hertmans heeft het patent op dit soort horror vacui-toestanden.
Ronkende motoren
Misschien is het mooiste gedicht wel het laatste van de zeven Requiemgedichten. Het begint met deze regel: 'Zo lijfelijk als het aflijvige ons kust'. Weer gaat het over de tirannie van het niets, het niets dat vanaf deze kant van de dood gezien, de hel is. Maar datzelfde niets draagt ook de kiem van elke creativiteit in zich: 'hoe zang ontstond uit het niets'. Het gedicht eindigt met mysterieuze regels. Als je niet beter wist, zou je denken dat hier een soort christelijke godheid ten tonele wordt gevoerd:
'er is er een die meer weet dan wij allen weten,
de holle kern die zich als mens vermomt
en uit wiens hand wij eten.'
Maar misschien kun je deze verzen net zo goed lezen als een ode aan de ideale mens die niet enkel onze dwingeland is, maar ons ook redt.
De bundel eindigt met het lange, intrigerende gedicht 'Het laatste spel'. Daarin zit de dichter te schaken met iemand die hij aanspreekt als 'Meester'. Eens te meer gaat het onrechtstreeks over de dood. Een vliegtuig naar de hel staat vanaf airport Limbo (!) met ronkende motoren te wachten. Maar toch ziet de dichter zijn kans nog schoon om ons en passant een aspect van zijn poëtica mee te delen: 'Voor helder spreken zijn/ een paar voorwaarden vereist:/ het weerstaan/ aan de suggesties van de taal.' Soms, lijkt Hertmans te beweren, dwingt de muzikaliteit van de taal je bepaalde dingen te opperen die je allerminst had willen beweren. Het is de kunst daar niet op in te gaan. Maar voorts lezen wij hier opnieuw een definitie van het aardse bestaan als - hoe dan ook - een limbo, een voorgeborchte van de hel.
DE AUTEUR: is schrijver, dichter en kunstfilosoof.
DE BUNDEL: Hertmans biedt weerwerk tegen de dood.
ONS OORDEEL: De strijd tegen de tirannie van het niets levert memorabele verzen op.
STEFAN HERTMANS
De val van vrije dagen
De Bezige Bij, 80 blz., 19,50 euro.
In deze rubriek bespreekt Luuk Gruwez elke maand de dichtbundel
die het meest zijn aandacht heeft getrokken.
hp
em/ec/09 d
'Poëzie is het meest spannende om te lezen van alle genres'
Uw gedichten gaan onder meer over plaatsen als Lissabon en Sopron. Hoe inspireerden die u?
'Ik ging niet echt op zoek naar inspirerende plaatsen, ze dienden zich aan. Als ik reis, merk ik soms hoe bepaalde locaties me aanspreken. Dan komen de woorden vanzelf. Ik schreef de gedichten ter plekke, op wat schaafwerk achteraf na. Poortje in Sopron gaat over een synagoge, maar er zijn geen joden meer. Het poortje blijft dus gesloten.'
Daarmee haakt u in op de geschiedenis. Is actualiteit belangrijk in poëzie?
'Een dichter is een radar van zijn tijd en vangt signalen op. In De val van vrije dagen staan gedichten over angst, over grote steden enzovoort. Een goede bundel is een soort samenvatting van alles wat in de omgeving gebeurt.'
Ook melancholie is aanwezig. Wat betekent dat voor u?
'Melancholie is een moeilijke kwestie, maar tegelijk ook een vanzelfsprekende. Je kunt heel extravert gedichten schrijven, waarin je de wereld omarmt. Maar je kunt poëzie ook meer filosofisch benaderen, en nadenken over wat er gebeurt. Dat is een melancholisch proces, denken is immers bespiegelend en maakt het mogelijk afstand te nemen. Zo kun je alles wat laten bezinken. Melancholie is een belangrijke stemmingsfrequentie van poëzie.'
U schrijft ook proza en essays. Welk genre draagt uw voorkeur weg?
'Als ik aan iets werk, dan is dat op dat moment het belangrijkste. Toch springt poëzie er voor mij uit, dat is immers de zuiverste literaire vorm. Poëzie is ook het meest spannende om te lezen. Ik lees een heel ruim spectrum, van Dante over Paul van Ostaijen tot T.S. Eliot. Alles in de wereld gaat al zo snel, gedichten laten toe te vertragen en tot inzicht te komen. Bijzonder is dat het mogelijk is om op één pagina een soort miniroman te schrijven, als een mentaal beeld van onze tijd. Bijvoorbeeld het gedicht Stationsbuurt, Luik gaat over het gore en chaotische, het is als een korte reportage. Tegelijk is het een allegorie. Beide dimensies zijn belangrijk.'
Welke boeken geeft u graag cadeau?
'Veralgemenen is moeilijk. Elk boek heeft een persoonlijkheid, degene aan wie ik het wil geven, ook. Dus ik ga op zoek naar een boek dat ik vind passen. Natuurlijk zijn er werken die ik altijd zou kunnen geven. Dan denk ik bijvoorbeeld aan de schitterende korte verhalen van Vladimir Nabokov. Ook Kosmikomische verhalen van Italo Calvino geef ik graag cadeau. Het boek bevat een rijke fantasie en komt vaak heel verrassend en fris uit de hoek. Zo staan er nog wel meer boeken op mijn lijstje.'
Bart Van der Straeten
em/ov/10 n
Vijf jaar geleden verschenen bij zijn toen nieuwe uitgeverij De Bezige Bij de verzamelde gedichten van Stefan Hertmans in één indrukwekkende band. Onder de titel Muziek voor de overtocht was vijfentwintig jaar poëtische productie verzameld. Inmiddels publiceerde Hertmans nog essays en een roman, Het verborgen weefsel , maar het was tot nu wachten voor nieuw poëtisch werk. De val van vrije dagen heet de nieuwe bundel.
Zoals we van Hertmans konden verwachten, is het opnieuw een hele rijke bundel geworden, met referenties aan geschiedenis, mythologie, kunstgeschiedenis, filosofie, populaire cultuur en reizen. De auteur toont zich nadrukkelijk een homme cultivé , maar doet dat gelukkig niet uit effectbejag. Hij maakt gewoon gebruik van wat hij kent en weet om de werkelijkheid betekenis te geven. En kunst is een deel van die werkelijkheid. Zo zijn Bachs Goldbergvariaties, vederlichte en glashelder gestructureerde pianostukken, bij Hertmans aanleiding voor een bespiegeling over vergankelijkheid: 'Hoe vaak beseft een mens wat blijvend is,/ die fractie van verbeelding?'. De tegenstelling tussen wat blijft en wat vergaat, is een grondmotief in deze bundel, die niet voor niets een reeks bevat van 'zeven variaties op het Requiem'. Maar soms lijkt die tegenstelling vals. In 'Klooster San Jeronimo, Belém' beschrijft Hertmans een nu-moment waarin de tijd lijkt stil te staan: 'Een kind roept je naar deze uren,/ denk aan druppelend water,/ aan eeuwen zonder mens. / Word stil als oud gesteente. // Het is nu.' Nu, toen en later, herinneren en vergeten, liefhebben en loslaten, begeren en zonder begeerte zijn: in deze zinnelijke poëzie wordt levenservaring gedeeld en wijsheid opgeslagen.
Met De val van vrije dagen bevestigt Hertmans dat hij stilaan tot de grand old men van de Vlaamse poëzie behoort: 'Afscheid is een spel/ met strenge regels;/ de eerste zet bepaalt de laatste,/ al weet je dat nog niet. / Het leven is een pauze,/ die doorgaat voor de/ hoofdmoot van het stuk.'
STEFAN HERTMANS, DE VAL VAN VRIJE DAGEN , DE BEZIGE BIJ, AMSTERDAM, 76 BLZ., 16,90 EURO, ISBN 9789023463191.
00/00/0000
Droom en ontnuchterende realiteit
Het lijkt er sterk op dat in de nieuwe bundel van Stefan Hertmans, De val van vrije dagen, de dood en de reflectie daarover veel prominenter aanwezig zijn dan in voorgaand werk. Nochtans loopt de aanwezigheid van de dood als een rode draad door het oeuvre van Hertmans en in een van de vele verzen met een hoog citeerbaarheidsgehalte die in deze bundel opduiken, lijkt de dichter ons daar ook op te willen wijzen: 'ruisend in zijn verschijnen / is wat het nieuwste oogt / steevast oeroud.' Symptomatisch voor de uitwerking van de thematiek van de sterfelijkheid was bijvoorbeeld de bundel Muziek voor de overtocht (1994), waarin Hertmans een contemporaine betekenis gaf aan de oeuvres van Hindemith, Valéry, Cézanne, Nijinski en Stevens door hen te lezen en te schrijven. Hij gebruikte hun werk als een zelfgekozen ijkpunt om een positiebepaling voor de eigen praktijk af te bakenen. Poëzie groeide in deze bundel uit tot muziek die zong tegen de tijd ? Hertmans las de vijf overleden kunstenaars telkens opnieuw tot leven via hun oeuvre ? en tegelijk tot muziek die het eigen leven van de dichter begeleidde en dragelijk maakte door de gelezen stemmen en de projecten die ze verwoorden in het hoofd te laten rondspoken. Later, in 2006, zou Stefan Hertmans zijn hele oeuvre in dit licht stellen door diezelfde titel te gebruiken om zijn verzamelde gedichten onder te brengen.
De aanwezigheid van de dood in een mensenleven is een ambivalent gegeven. Niets is zo zeker, en dus kenbaar, als het feit dat de mens sterfelijk is. Tegelijkertijd is het tijdstip waarop diezelfde dood zich zal aandienen onkenbaar en fundamenteel onzeker. Het leven lijkt daardoor soms bijzonder nietig. Zo beweren alvast enkele verzen uit het fascinerende lange gedicht 'Het laatste spel', dat de bundel afsluit: 'Het leven is een pauze, / die doorgaat voor de / hoofdmoot van het stuk.' Om die as van complexe en tegenstrijdige gevoelens draait ook het titelgedicht 'Val van vrije dagen':
Er is, in tussentijden van verwachting,
geen gat zo ondiep of de ziel tuimelt
erin: de floxen die geen rozen zijn,
wolkeloos geregen, brons dat tot
koek verkruimelt, lege portretkunst
voor een beademde spiegel,
je bleke ogen die, zei Baudelaire,
het onweer van een passie in een
vlekje dragen, nietiger dan jij en ik,
want aangekondigd is ons doodgaan
in andermans kleren,
de tussentijd waarin je niet meer
wordt verwacht, een gat waar
ooit je leven zat,
Tegen de avond fluit de buurman zacht
No milk today, alvast voor morgen.
De beelden van verlies kaderen het leven tot een tussentijd waarin de verwachtende mens vecht met de eigen existentie en demonen: 'Denkend aan het ene / doet een mens het andere; / hij kijkt de hemel in // en wandelt zich een leeftijd / bij elkaar, waarvan men zegt / dat hij niets voorstelt dan / onderwerping aan jezelf.' De zinloosheid van het leven ? in het gedicht 'Het grote spreken' luidt het: 'en alles wat we in hun handen legden / zonder wederzijds, komt als een / onderbreking van het leven / dat zichzelf verzwijgt, // en wat het zegt is nonsens / voor de grote zin / die nooit begint.' ? kan alleen bestreden worden door het vergeten van het besef van de sterfelijkheid, terwijl dat nooit echt lukt ('wie niet begeerd heeft / wat geen lichaam heeft, weet niet hoe zang / ontstond uit niets, uit dieper zwart, uit / vlekken die nog donker druipen op / de duistere muur van het vergeten,') en het najagen van een droom in de wetenschap dat een dergelijk project ook tot mislukken gedoemd is: 'De steenuil slaat de vleugels open, / en vliegt zich straks te pletter / in dit licht.'
De droom of het verlangen de dood en de tijd te overstijgen is een belangrijke drijfveer voor de vele dichters die in deze bundel ten tonele worden gevoerd: 'Want alles wil elkanders dood / zodat we blijven zingen.' De bundel brengt hommage aan de overleden moeder, aan dode collega-dichters als Arnaut Daniel, Eddy van Vliet en Hugo Claus (die met de dubbelzinnige uitspraak 'nu jij' niet alleen de beurt doorgeeft aan de dichter tijdens het jeu de boules, maar ook reeds duidelijk maakt dat de dichter de volgende is om te sterven), en aan dichters als Leonard Nolens en Remco Campert. Van Remco Campert wordt onder meer gezegd: 'Hij is niets dan stem; / dat wat aanwezig blijft / nadat de deuren / zacht gesloten zijn.' En 'Dat is niet erg. / Hij heeft zijn stem / die spreekt / wanneer hij zwijgt.' De stelligheid waarmee hier het geloof in de blijvende aanwezigheid van de stem, ook na de dood van de dichter, wordt beleden, wordt in andere gedichten dan weer gerelativeerd. In het gedicht 'Een boek' bijvoorbeeld spreekt een ik zijn twijfels uit over de aan het geschreven woord toegekende kracht om de tijd te overstijgen: 'Snijwonde, incunabel, letterdood, / de waarheid die we vrezen.'
Toch is de toon van de bundel niet deprimerend. Er zijn ook lichtpunten te ervaren in de menselijke existentie, en die zijn niet uitsluitend voorbehouden voor de kunst. De aanwezigheid van de geliefde, nu eens een
zegen, dan weer een doem, zorgt voor heel wat scherpzinnige en mooie gedichten: 'Omhels me, omhels me, / of ik sterf.' Of, met een verwijzing naar de Bataillaanse 'kleine dood':
Toch jaagt zij ons in dromen,
en omhelst, en vraagt ons
om de liefdesdood,
die zij ook niet begrijpt,
omdat ze niet kan komen.
Wat de liefde vermag, vermag ook de ervaring van het momentane nu tegenover het streven naar het blijvende. Het gaat om een soort van epifanie-ervaring waarin alles op een kortstondig moment op zijn plaats valt en rust brengt. Het gedicht 'Klooster San Jeronimo, Belém' beschrijft zo'n ervaring op een intrigerende manier, alsof de oorspronkelijke ervaring opnieuw opgeroepen kan worden tijdens het schrijven.
De meest in het oog springende cyclus, en veruit de beste van de hele bundel, is 'Het geeft ons niets', met als ondertitel 'Zeven variaties op het Requiem'. Daarin voert Stefan Hertmans een onbestemd 'het' op dat af en toe wordt gepreciseerd in verzen als 'het levende / dat tot ons komt en ons niet verhoort.', of 'Zo lijfelijk als het aflijvige ons kust / in dromen', maar meestal een lege betekenaar blijft in beklemmende regels als: 'het ontziet ons niet en geeft ons niets.', of 'het stelt ons wetten zonder wet, het heerst omdat het niet kan denken'. Daarmee lijkt Hertmans de lezer aan te moedigen om zijn eigen invulling te geven aan dit allesomvattende begrip. En voor de lezer die ik ben, is de verleiding groot om dat onbestemde 'het' ook als 'poëzie' te lezen. Dan opent zich immers een fenomenaal vergezicht. Er ontstaat een poëticaal amalgaam waarin de boven beschreven thema's convergeren en met elkaar in botsing komen. Eigen aan het lezen van de poëzie van Hertmans is immers een eerste indruk van het vloeibaar zijn van begrippen. Wat in het ene vers beweerd wordt, wordt door een ander vers weer tegengesproken, zodat begrippen nooit restloos tot een eenheid gereduceerd kunnen worden, maar altijd meerduidig en veelkantig blijven. Daarmee verschijnt de poëzie van Stefan Hertmans ook als een symptoom van een andere thematische lijn die in deze bundel wordt uitgezet: die van het onderscheid tussen 'begrijpen' en 'weten': 'Dat wisten we reeds allemaal? / Ja Meester, wie zegt dat / we het daarom ook begrijpen?' Weten en begrijpen zijn twee verschillende houdingen die elkaar lijken uit te sluiten. Poëzie, zo lijkt Stefan Hertmans te willen suggereren, is een vorm van spreken die een andere vorm van begrip creëert. Het gedicht 'Winteraak' geeft het soort begrijpen goed weer dat een oeuvre dat de tijd doorstaat na de verdwijning van de dichter kan teweegbrengen:
Maar wat beweegt onder het schijnen,
ver van ons en diep onder broze huid,
zal glijden, zonder ons,
en binnenvaren als
een aak op een oude rivier,
in de volharding van de dromen
die we, week als denkende dieren,
zonder begrijpen hebben uitgezweet.
De complexiteit die het leven is, vindt een spiegel in de complexiteit van het gedicht: 'Je kunt niet vinden wat / de levenden verborgen / in de nacht, maar / wat ze niet meer weten / glanst als water in het licht.'
De poëzie van Stefan Hertmans is van een betekenisrijkdom zonder weerga. Het is en/en-poëzie: ze is droom en ontnuchterende realiteit, is verlangen en vergeten, is verlies en winst, is zingen, spreken en zwijgen tegelijk. Met De val van vrije dagen voegt Hertmans een opmerkelijke bouwsteen toe aan zijn reeds omvangrijke oeuvre. Bovendien wordt het erg verleidelijk om de verzamelde gedichten opnieuw te gaan lezen vanuit deze bundel. Accenten in deze verzameling zullen ongetwijfeld nieuwe aspecten doen oplichten in die vroegere verzen. De val van vrije dagen stelt ons immers 'wetten zonder wet', 'een flard van stemmen in de mist, / en alles is weer open.' [Patrick Peeters]
ob/kt/25 o
Aan Stefan Hertmans, een van de grootste namen in de hedendaagse poëzie, kleven heel wat vooroordelen. Zo zou hij te veel highbrow verwijzingen in zijn gedichten willen duwen, waardoor hij soms wat zwaar op de hand wordt.
Niets van dit alles in 'De val van vrije dagen', een ogenschijnlijke aaneenschakeling van vakantieherinneringen met daar doorheen een rode draad van afscheid nemen. Want aangekondigd is ons doodgaan / in andermans kleren, / de tussentijd waarin je niet meer / wordt verwacht, een gat / waar ooit je leven zat.
Hertmans zelf noemt poëzie graag een genre dat buiten de tijd staat. Poëzie gaat over een trage tijdstroom die onder onze ervaringen ligt. Het moderne leven gaat steeds sneller, maar onze ziel is traag. We zijn traag in het verwerken van verdriet, en het aanvaarden dat je ouder wordt.
Die melancholie zit verweven in de hele bundel, waarin het vervliegen van de tijd aan bod komt, zonder dat het te droevig of te zwaar op de hand wordt. De dichter zweeft geruisloos en gewichtloos tussen het vroeger en nu en kijkt naar zichzelf met de nodige afstand. Hierdoor gooit Hertmans zowel inhoudelijk als vormelijk alle ballast overboord, en wat overblijft is heel pure poëzie.
Als een troubadour probeert Hertmans de schijnzekerheden van onze snelle, moderne tijd te deconstrueren. Maar soms lijkt het erop dat hij terug verlangt naar een tijd van grote verhalen, en kunst met grote K.
De toon van de bundel is muzikaal, en Hertmans houdt ervan om de lezer te verrassen. Hij laat het ritme kloppen, maar het rijm komt niet waar je het verwacht. Een interessante manier van werken, omdat je zo steeds bij de les blijft. Zijn strofes vloeien voort, maar je weet niet hoe het komt. Schoolmeesters noemden het romantiek, / omdat ze 't niet begrepen.
Els van Geene
De slotregels van zijn bundel geven Hertmans' kernthema weer: "Kijk hoe we worden opgewacht / langs de hemelsblauwe laan." Het is de vergankelijkheid die onze levens begrenst en overstijgt. En wie bepaalt ons nu eigenlijk? `Een god is steevast oorlog / een toornige wreker zonder reden / engelen zijn lang voorbij `. De enige `verlossing` is het `nu` beleven in al z´n gewone aspecten en vooral blìjven dromen. Onze medemensen zijn tevens medeslachtoffers en dat creëert verbondenheid. Heel mooi toont de dichter de complexiteit van die band in het gedicht over zijn demente moeder en in dat over de cynische, maar oprechte filosofe uit de Oudheid, Hipparchia. De poëzie van Stefan Hertmans is bondig, ritmisch, met hier en daar rijmen op onverwachte plaatsen, wat verrassend werkt. De dichter is een literaire en wetenschappelijke alleseter, vaak bekroond en met internationale bijdragen in tijdschriften en op universiteiten. Poëzie is hét middel om `de trage flow van de ziel`, waarin allerlei soorten verdriet meedrijven, in eigen tempo te verwerken. Voor denkers en liefhebbers.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.