Utopia
Thomas More
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Lemniscaat, 2010 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : ECONOMIE : 340.8 ACHT |
00/00/0000
Filosofie in het teken van de crisis
Over Hans Achterhuis en Ton Lemaire
Nederland is zoals bekend van oudsher een land van kooplui en dominees. Althans tot de versnelde secularisering in de jaren zestig van de vorige eeuw, toen zetten nogal wat dominees hun moraliserende bedrijf voort als cabaretier en columnist. Nu ook hún hoogtijdagen achter de rug lijken, worden we verrast door opvallend werk van hun meer serieuze familieleden, de filosofen. Naast het nodige populair-filosofische werk voor een groot lezerspubliek zijn er het afgelopen jaar in Nederland opvallend veel ambitieuze filosofische boeken verschenen die ook, of vooral, voor de niet-academische sector van de filosofie, in feite de interessantste, van belang zijn.
Ik noem de vier meest in het oog springende: De uitvinding van de mensheid: een korte wereldgeschiedenis van het denken over gelijkheid en cultuurverschil door Siep Stuurman (zie p. 465), De passage naar Europa: geschiedenis van een begin door Luuk van Middelaar, De val van Prometheus: over de keerzijden van de vooruitgang door Ton Lemaire en De utopie van de vrije markt door Hans Achterhuis. Alle vier deze boeken gaan direct of indirect over de grote problemen van deze tijd, ook als ze daar ? zoals in het geval van Siep Stuurman ? voor het grootste deel níet over lijken te gaan. Twee van de genoemde auteurs, Lemaire en Achterhuis, concentreren zich op de recentste economische crisis. Het boek van laatstgenoemde is zelfs geschreven om dieper inzicht te krijgen in het neoliberalisme als ideologie van de globale kapitalistische economie en in het bijzonder in de uitwassen daarvan, zoals de veelgesmade graai- en bonuscultuur.
Hans Achterhuis is de auteur van een aantal in Nederland spraakmakende boeken. Zijn specialisme is het utopische denken, door hem ? nogal eenzijdig ? opgevat als de gerichtheid op een radicale, uiteindelijk altijd totalitaire maakbaarheid van de samenleving. Zijn nieuwe boek sluit daarop aan. In tegenstelling tot wat menigeen denkt, wordt volgens hem ook het neoliberalisme gevoed door een utopie. Terecht laakt Achterhuis de bekende Nederlandse liberaal Frits Bolkestein, die doet of hij nooit van het neoliberalisme heeft gehoord, terwijl hij er zelf een loepzuivere belichaming van is. Maar Achterhuis' eigenlijke ontdekking betreft het werk van de Amerikaanse auteur Ayn Rand (1905-1982), die in de VS niet alleen bij het grote lezerspubliek een mateloze populariteit geniet, maar ook van grote invloed was op radicale vrijemarktideologen als Milton Friedman en Alan Greenspan. Omdat zij in Europa relatief onbekend is, gaat Achterhuis uitvoerig in op haar werk, in het bijzonder haar romans.
Om iets van de psychopathologische kern van Rands populaire turven te kunnen begrijpen, is een biografische excursie noodzakelijk. Zij werd in 1905 in Sint-Petersburg geboren als Alice Rosenbaum. Om aan het sovjetcollectivisme te ontkomen emigreerde ze in 1926 naar de VS, waar ze aanvankelijk als scenarioschrijver aan de slag ging. Haar identificatie met het Amerikaanse individualisme en het laisser-fairekapitalisme van de negentiende eeuw was totaal. Zij verafgoodde het sterke, meedogenloos egoïstische individu en zag in alle vormen van naastenliefde, solidariteit of samenwerking de communistische duivel in vermomming. De staat mocht zich nergens mee bemoeien, ook niet om de armste sloebers minimale levensomstandigheden te gunnen. Haar filosofie gaf ze de naam 'objectivisme', ironisch genoeg dezelfde term die ook in kringen van de marxistische vijand geliefd was. Zij werd het egomaniakale middelpunt van een als wetenschappelijk instituut vermomde ideologische sekte, eveneens naar Sovjet-Russisch model, dus compleet met spionnen, samenzweringen, 'afwijkingen' en excommunicaties.
Enfin, Achterhuis neemt haar meer dan vuistdikke kitschromans erg serieus. Weliswaar ziet ook hij wel dat de goeden en de slechten in haar boeken op afstand te herkennen zijn ? Rand bouwt voort op de beste tradities van de heroïsche sovjetliteratuur en de Amerikaanse massacultuur, haar helden zijn blonde, blanke kleerkasten uit de sportschool, haar boeven kleine schlemielen die zich menslievend voordoen ? maar niettemin vindt hij vooral Atlas Shrugged (1957) ongelooflijk spannend en boeiend. Dat moet wel te maken hebben met de plaats die hij het boek toeschrijft in de ontwikkeling van het neoliberalisme.
Helaas is ook Achterhuis geen groot stilist. Zijn boek wemelt van de herhalingen en weinig ter zake doende uitweidingen; een strengere redactie zou geen overbodige luxe zijn geweest. Nogal irritant is ook de ijdelheid van de auteur. Hij verwijst voortdurend naar eigen werk en lardeert zijn proza met irrelevante persoonlijke toevoegingen van dit type: 'Een vriend van me had me erop attent gemaakt [op Atlas Shrugged] en me in september 1997, vlak voor mijn vertrek naar een conferentie van de Society for Utopian studies in Memphis, Tennessee, zijn exemplaar uitgeleend.'
Werkelijk verbazingwekkend is de bekentenis van Achterhuis dat hij aanvankelijk niets kwaads zag in het neoliberalisme. Over de bonuscultuur had hij geen mening, pas dankzij de krantencolumns van de sociaaldemocratische veteraan Marcel van Dam (gebundeld in 2009) vielen hem de schellen van de ogen en ontdekte hij, tot zijn verbazing en schrik, dat hij zich 'toch weer enigszins' had laten inpakken door de utopie die hij onderzocht. Achterhuis is met andere woorden een late bekeerling, en niet voor het eerst. In een eerder boek biechtte hij al op dat zijn kruistocht tegen het utopische denken ermee te maken had dat hij zelf als student niet immuun was geweest voor de totalitaire verleiding.
Dat alles kan van Ton Lemaire niet gezegd worden. Hij heeft in elk geval niets van een bekeerling, integendeel, zijn werk is van een bewonderenswaardige consistentie. Al vanaf zijn eerste boeken is hij begaan met 'de keerzijden van de vooruitgang' op alle gebieden. Een paar belangrijke titels: Filosofie van het landschap (1970), Over de waarde van culturen (1976), De indiaan in ons bewustzijn (1986), Twijfel aan Europa (1990) en Met open zinnen (2002). Maar ondanks die niet aflatende bekommernis om de vernietigende aspecten van een louter op groei en winst gerichte economie is zijn werk allerminst eenzijdig en voorspelbaar.
Dat geldt ook voor zijn thematiek. Zo heeft Lemaire zich in Godenspijs of duivelsbrood (1995) ingelaten met paddenstoelen en zwammen, niet in de eerste plaats als mycoloog maar als antropoloog die de, vanwege zijn bewustzijnsverruimende werking populaire, vliegenzwam bij Siberische sjamanen maar ook in het oude India, bij de Grieken en Germanen onderzoekt. In Met open zinnen laat hij zien hoe onze joods-christelijke cultuur zich enerzijds heeft gedistantieerd van de 'wildheid' van de natuur, maar anderzijds, vanaf de negentiende eeuw, heeft geprobeerd die wildheid, die duistere, andere kant van het cartesiaanse Cogito, via heidense antropologen, filosofen en kunstenaars, te reïntegreren. Boeiend is het hoofdstuk over een onderwerp dat in de postmoderne napraatfilosofie is uitgemolken, 'de sublieme natuur als grenservaring', waaruit blijkt dat het sublieme voor Lemaire niet allereerst een studeerkameronderwerp is, maar iets wat hij maar al te goed kent uit eigen fysieke ervaring in het hooggebergte en andere woestenijen. In 2007 verraste hij met een alweer omvangrijk boek, ditmaal over de sporen die vogels hebben nagelaten in de menselijke verbeelding in mythen en legenden. Als zo vaak werpt hij een boeiend licht op de tegenstellingen tussen archaïsche en moderne culturen. Dat Lemaire, voor zover ik zie als enige Nederlander, Claude Lévi-Strauss in 2008 bij gelegenheid van zijn honderdste verjaardag eerde, was niet verrassend.
De val van Prometheus heeft op het eerste gezicht veel weg van een verzameling afzonderlijke essays over alle mogelijke aspecten van onze cultuur; maar bij nader inzien blijken die zo te zijn samengesteld dat er een mooi samenhangend geheel ontstaat. In een van de eerste stukken gaat Lemaire in op de veranderende functie van de lach: vaak niet een uiting van plezier en levensvreugde maar van nerveuze angst niet voor geslaagd te worden aangezien. 'De narcistische preoccupatie met zichzelf, met zelfontplooiing en "authenticiteit" brengt een zorgelijkheid en vermoeidheid met zich mee, de last om zichzelf steeds opnieuw uit te vinden, de verplichting om altijd optimaal in vorm te zijn. Vandaar de grote, nog uitdijende markt van welzijn en geluk, van fitness en gezondheid en van spiritualiteit.'
Lemaire herinnert aan de ambivalente betekenis van het oorspronkelijke, Griekse 'prometheïsme'. Voor de Grieken was Prometheus symbool 'van de grootheid, de handigheid en de listigheid waartoe de mensheid in staat was, vooral getuige de manier waarop hij het vuur stal, dat van onschatbare waarde bleek te zijn.' Maar hij was ook het symbool van overmoed, 'hybris', die door de goden werd afgestraft. Wie de aan mensen toegestane handelingsruimte overschreed, wie zich schuldig maakte aan mateloosheid, zoals Ikarus en talloze anderen, kon rekenen op strenge straffen. Maar voor de Europeanen van de achttiende en de negentiende eeuw raakte dat tweede aspect op de achtergrond, voor de moderne Europeaan was Prometheus de superman die de godheid van zijn troon stoot. Geen hybris kan hem weerhouden, 'de moderniteit herkent zich alleen in een ontketende Prometheus'.
Natuurlijk konden de sceptische, kritische tegengeluiden in filosofie, literatuur en kunst niet uitblijven; alle zachte, speelse, niet op heroïsche overheersing van de natuur gestoelde krachten noemt Lemaire 'orphisch'. Het zegt iets over het volstrekt onmodieuze karakter van zijn werk dat hij in dit verband verwijst naar Herbert Marcuse, in het bijzonder naar diens Eros and Civilization (1955). Marcuse wordt in Nederland allang niet meer serieus genomen, vooral ongelezen trouwens ? in De erfenis van de utopie (1998) bleek hij voor Achterhuis een van diens ergste bêtes noires. Lemaire neemt hem terecht serieus als anti-prometheïsch denker. Prometheus is het symbool van 'zware inspanning, productiviteit en vooruitgang dankzij onderdrukking'; Orpheus, in wie Marcuse meer ziet, was als zanger en dichter symbool van de verzoening van mens en natuur.
Boeiend zijn de beschouwingen die Lemaire hierop laat volgen over de manier waarop de westerse mens zichzelf langzaam maar zeker definieerde als homo faber; 'de verheerlijking van de arbeid is de moderne, prozaïsche erfgenaam van de mythische Prometheus'. Maar de mensheid dreigt de draagkracht en veerkracht van de planeet te overschrijden, de aarde geeft steeds duidelijker signalen dat het zo niet kan doorgaan. Toch is Lemaires boek niet zozeer een klaagzang als wel een sterk beargumenteerde oproep tot verandering. Hij geeft vele voorbeelden van een 'orphische' tegenpraktijk, onder meer van Franse, kleinschalige boeren, maar wijst ook op de gigantische (zelf)destructieve prometheïsche krachten à la Ayn Rand, die werkzaam zijn in de globale economie en de grote politieke en financiële instellingen. Overigens ? en dat maakt zijn werk extra boeiend ? is Lemaire het prototype van de filosoof die zijn leer niet van de kansel verkondigt, maar in zijn eigen leven (als kleine boer in Frankrijk) belichaamt.
In Lemaires werk vallen geen spectaculaire ontwikkelingen aan te wijzen, hij is er van meet af aan helemaal en in zijn eigen wat trage, omzichtige en bedachtzame stijl. Het is een stijl die exact past bij zijn altijd voorzichtige, stapsgewijze manier van denken. Die stijl is de uitdrukking van een levenshouding die liefdevolle aandacht voor de natuur vraagt en demonstreert, en die dus haaks staat op die van de gestresste burger die zich, ook tot zijn eigen ongeluk, zonder weerstand laat verleiden door de 'Sirenzang van vooruitgang, groei en consumptie'. Toch is Lemaires werk niet geschreven voor de medicijnkast of de neochristelijke praatgroep, daarvoor is het te hard en is de inzet te hoog. Niets minder dan 'de redding van de aarde als onze woonplaats en die van ontelbare andere soorten' staat op het programma.
De val van Prometheus is andermaal een belangwekkend boek; en ook al lijkt het me onwaarschijnlijk dat Lemaire hecht aan prestige, het zou volkomen terecht zijn als hij nu eindelijk eens een prestigieuze prijs zou krijgen voor zijn hele imposante oeuvre. [Cyrille Offermans]
Drs. A.H. Oldenbeuving
De schrijver, een gewaardeerd filosoof en theoloog, betoogt in dit boek dat het marktmechanisme niet een spontaan verschijnsel is, maar een door neoklassieke of neoliberale economen nagejaagde droom of utopie. Hij beschrijft de invloed van de Amerikaanse filosofe Ayn Rand op deze ontwikkeling en vergelijkt dit met de opvattingen van denkers als More, Locke, Smith, maar ook Marx. Het boek is een mooie mix van feitelijke ontwikkelingen en het denken daarover. Een interessante filosofische benadering van de huidige financiële en economische crisis. Maar zeker niet een van de gemakkelijkste boeken over dit onderwerp; eigenlijk alleen voor een academisch publiek. Daarmee actueel en tegelijkertijd toch tijdloos. Voorzien van een uitgebreide bibliografie en een register.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.