Ik win nooit iets
Evelien De Vlieger
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Lannoo, 2010 |
VERDIEPING 2 : BABILLE : EERSTE LEZERS : AVI 3 |
Uitgeleend
|
Lannoo, 2010 |
VERDIEPING 2 : BABILLE : EERSTE LEZERS : VLIE |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Lannoo, 2010 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : AVI 3 |
31/12/2010
Ben je zes, dan is een boek vaak een hele boterham. Niet altijd krijgen eerste lezers een boek op hun bord dat het leesplezier stimuleert en dat naast interesse opwekken ook de aandacht kan vasthouden. Leren lezen is een proces dat tijd en oefening vergt, en niet zelden worden kinderen overspoeld met inspiratieloos taalmateriaal, saaie aaneenrijgingen van eenlettergrepige woordjes waar nauwelijks een verhaal in te ontdekken valt. Hoe anders is dat in Job en de duif van Evelien De Vlieger. Na de succesrijke Vos en Haas die het fonds van Lannoo al bevolkten, worden nu Job en de duif uitgestuurd. Ze figureren in een complexloos verhaal, enerzijds vederlicht en fantasierijk om te lezen, anderzijds verduiveld knap geschreven.
De Vlieger begeeft zich voor het eerst op het domein van de eerste lezers en springt redelijk vrij om met de AVI-aanbevelingen. De cover maakt gewag van een groeiboek dat AVI-1 tot en met 3 beslaat, en De Vlieger laat die verschillende niveaus vrij vloeiend in elkaar overlopen. Zo introduceert ze ? tegen de afspraken van AVI-1 in ? al hoofdletters in de eerste hoofdstukjes. De duif zegt bijvoorbeeld: 'ik bof TO-TAAL niet'. Dat nodigt enerzijds uit tot een expressieve lezing, wat de eerste lezer bewust zal maken van zijn positie als (voor)lezer, anderzijds is 'to-taal' ook geen moeilijk woord en daarom een goed opstapje naar een hoger leesniveau. De splitsing zorgt voor een overzichtelijk woordbeeld en 'taal' is een woorddeeltje dat eerste lezers maar al te goed zullen (her)kennen. Opmerkelijk is wel het gebruik van het woord 'Spanje'. Het wordt eerst een aantal keer zonder hoofdletter herhaald alvorens het met een grote S geïntroduceerd wordt op pagina 32. Daarna wordt de hoofdletter echter weer weggelaten, wat mogelijk wel voor verwarring kan zorgen. Toch mogen we ervan uit gaan dat De Vlieger weet wat ze doet. Haar tekst verlaat te vaak het AVI-pad om nog van toeval te kunnen spreken. Want hoewel AVI-1 een zinslengte van maximaal vijf woorden voorschrijft, vinden we in het begin van Job en de duif al eens een zin van zes à zeven woorden per lijn. AVI-3 staat niet meer dan zeven woorden per regel toe, maar De Vlieger gebruikt op het einde zelfs al zinnen van elf woorden op één regel. Een foutje in de tekst? Is de auteur op hol geslagen? Ik denk het niet. Hoewel een regel met een zin van elf woorden slechts weggelegd lijkt voor kinderen die AVI-9 bereikt hebben (normaliter halfweg het vierde leerjaar, of groep zes bij onze noorderburen), maakt De Vlieger aan het einde van het boek al enkele lange zinnen, die echter allemaal uit korte, bekende woordjes bestaan ('dan tel je tot drie en zeg je nog eens "roekoe"', 'Ze stopt haar neus bijna in de mond van haar man.'). Die geven de eerste lezer vertrouwen en aanmoediging. Of ze splitst de zinnen op ('ik ga met je mee. maar jij moet eerst. op de uitkijk.'). Af en toe wordt een moeilijk woord gebruikt (bijvoorbeeld 'Bazooka', 'raceduif' of 'Barcelona'). Maar ook die worden behapbaar gebracht, spreken aan vanwege het Engels en de humor ervan (Bazooka Dirk als naam voor een duif!), ofwel is het duidelijk dat ook Job even aarzelt alvorens hij 'BAR-CE-LO-NA' spelt. Dat ze niet voor Madrid gekozen heeft, toont dat De Vlieger meer wil dan 'zomaar' een AVI-boekje schrijven. Dat weerspiegelt zich niet alleen in de woordenschat, maar ook in de stijl, de inhoud en de vormgeving van het boek. De Vlieger brengt onopvallend meer met minder woorden, zonder dat het geforceerd klinkt ('ik vlieg niet graag. / ik haat het. / ik wil een been. / en nog een. / dan loop ik.') en durft soms niet-evidente keuzes maken. Zo laat ze vrij vroeg in het verhaal woorden als 'kraakt', 'stuurt' en 'steeds' opduiken (woorden met meer dan één medeklinkercombinatie) en 'zomaar', 'wilde' en 'waarom' (tweelettergrepige woorden). Ze beperkt die wel in aantal en groepeert ze enigzins om de lezer niet te overladen.
De inhoud van Job en de duif spreekt aan. Er is niet alleen de hoofdverhaallijn over de bijzondere vriendschap tussen een jongen en een pratende prijsduif die weg wil bij zijn baas, ook de nevenlijnen zijn prima uitgewerkt. Zesjarigen kunnen zeker goed meepraten over melktanden verliezen, wat er gebeurt als je moeder je haar knipt, hoe je je voelt als je muziekles moét volgen van je ouders of als je 's avonds maar niet in slaap valt. Pap die geen duivenhok kan bouwen, maar wel goed kan bellen om er zo eentje te kopen; de vogel die de relatie tussen moeder en kind per abuis interpreteert als die tussen baas en prijsduif; aangebrande koekjes die zelfs de vogels laten liggen; het zorgt voor een komische noot die de inspanning van het lezen verlicht. Tot slot draagt ook de verzorgde vormgeving met de vele, strategisch ingelaste tekeningen van Noëlle Smit haar steentje bij aan de charme van Job en de duif. Een frisse, zonnige uitvoering met een harde kaft, ruime bladspiegel en lekker veel prenten doet dit verhaal alle recht aan. Zo moet het zijn. Meer duiven op het bord graag. [An-Sofie Bessemans]
Monique Luijben
Job heeft wel eens last van boze buien, maar de duif die hij ontmoet, heeft nog veel meer de pest in. De duif is het zat om wedstrijden te moeten vliegen voor haar baas. Bovendien wil de baas haar man verkopen omdat hij te traag is. Job bedenkt een slim plan om de duiven te redden. Eén doorlopend verhaal dat qua leesniveau oploopt van korte zinnen, één zin per regel, een- en tweelettergrepige woorden (AVI-S) naar langere zinnen, leestekens, hoofdletters, woorden met drie lettergrepen (AVI-M4), met een gemiddeld AVI-niveau van AVI-M3. De gesprekken en plagerijtjes tussen Job, die lief probeert te zijn, en de pratende duif met het 'korte lontje' zijn grappig. Waar dit boek het echter van moet hebben zijn de talrijke illustraties die véél meer laten zien dan de tekst. Ze zijn getekend in een levendige en humoristische Fiep Westendorp-stijl. Gedrukt in een groot lettertype met schreef op dik wit papier. Rustige bladspiegel. Vanaf ca. 6 jaar.
Veerle van Laerhoven
ua/an/22 j
Job heeft een losse tand. Dat is best vervelend en daarom loopt hij rondjes in de tuin. Daar ontmoet hij een duif. Die vertelt hem wat ze zoal moet doen voor haar baas, maar Job gelooft haar niet. Dan vertelt ze Job dat ze geen wedstrijden meer wil vliegen. Job moet haar helpen en bedenkt een plan om de duif en haar man te helpen ontsnappen. Zou dat lukken?
Dit is een groeiboek voor beginnende lezers, met in het begin korte zinnen met eenvoudige woorden. Verderop wordt de tekst moeilijker. Helemaal in de ban van het verhaal worden de jonge lezertjes gestimuleerd om hun leeskennis uit te breiden. Het onderwerp is zeker origineel gekozen en de talrijke dialogen - vooral tussen Job en de duif - zijn grappig. Voeg daar nog de kleurrijke illustraties bij en het resultaat is een aantrekkelijk leesoefenboekje en ook wel wat meer!
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.