Zout
Marc Reugebrink
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Meulenhoff, cop. 2010 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : REUG |
Yves Desmet
te/ep/08 s
'Menens', het nieuwe boek van Marc Reugebrink
gelezen door Yves Desmet
Gevecht tegen de verdorven wereld
Leon Hersig, hoofdfiguur uit Marc Reugebrinks nieuwe roman Menens, is een man met levensgrote twijfels. In zijn revolte tegen de wereld besluit hij om de hoofdredacteur van een provinciale krant - een man die voor hem symbool staat voor alles wat in deze samenleving verwerpelijk is - te ontvoeren, te gijzelen en te doden.
Menens, de nieuwe roman van Marc Reugebrink, start op op 21 juni 1988, die warme dinsdagavond toen niet alleen de Nederlandse nationale voetbalploeg Duitsland in de halve finale van het Wereldkampioenschap versloeg met 2-1 - toen konden ze dat nog - maar ook de avond waarop de dochter van het hoofdpersonage - laten we hem Leon Hersig noemen - wordt geboren. Dat blijkt een kantelmoment. Want dat kleine, reële wezen triggert in de nieuwbakken vader het idee dat het nu maar eens gedaan moet zijn met de revolutionaire spielerei, en dat het tijd is dat het 'menens' wordt. Op dat moment besluit hij dat het zo niet verder kan met de wereld, dat er iets gedaan moet worden, werkelijk gedáán. En dat hij het is die er iets aan moet doen.
Het is het verhaal van een man die de grens overschrijdt tussen het radicale woord en de radicale daad. Die flirt met de manier waarop de splintergroepen uit die tijd, van de Rote Armee Fraktion tot de Brigate Rosse, hun ideologie in de praktijk brengen en het voor hen gerechtvaardigde terrorisme opzoeken.
Het grote uitstel (2007), de met de Gouden Uil bekroonde eerste roman van Reugebrink, speelde nog in het milieu van jongeren die hun eigen ideologie - deep down - niet ernstig namen. Want hun revolutionaire gedachten gingen niet om de vernietiging van bestaande structuren, of om de vervanging van al het bestaande door al het komende. Nee, hun revolutionaire praatjes waren veeleer gericht op het creëren van hun eigen privileges binnen het bestaande, op het recht volledig zichzelf te mogen zijn zonder rekening te moeten houden met anderen. Het was een soort verkleedpartij, hoogstaand moreel geformuleerd, maar in wezen een excuus voor egoïstisch leven en veel feestjes en veel meisjes en veel jointjes.
Maar morele overwinningen zijn geen echte overwinningen. Ze tellen niet. Ze vormen geen resultaat. En het gaat Leon Hersig ditmaal om het resultaat.
Dus steekt hij de grens van de theorie naar de actie over en besluit om een man die voor hem symbool staat voor alles wat in deze samenleving verwerpelijk is, te ontvoeren, te gijzelen en te doden. Derk Siebolt Douwes, de hoofdredacteur van de Ochtendbode, een grote provinciale krant, moet eraan geloven. Want "hij is geen journalist die alleen maar waarneemt en daarover op een eerlijke manier bericht, en al helemaal niet iemand die opgaat in wat het geval is en dat vervolgens ondergaat, maar iemand die afdwingt wat het geval moet zijn, verordonneert, bestempelt en bepaalt, al moet hij daarvoor persoonlijk iemand aan de haren naar buiten sleuren."
Psychologische schets
Het grote gevaar van deze verhaallijn is dat ze voorspelbaar dreigt te worden: de gebrainwashte fundamentalist, overtuigd van het grote gelijk, die de confrontatie met zijn iconische vijand, het industrieel-mediatieke-kapitalistische complot aangaat. Een zwart-witverhaal, met ergens op het einde een fatale en dramatische afloop.
Dat gebeurt niet. Helemaal niet. Gelukkig niet. In Het grote uitstel kon je je identificeren met de hoofdpersonages omdat ze zo erg op jezelf of je vrienden leken, in Menens is de identificatie er ook, ook al staat het personage mijlenver van je af. Maar Leon Hersig voldoet niet aan het cliché van de fundamentalistische terrorist, dat ons dagelijks door de meeste media wordt gevoederd. Hij blijkt een mens. Met twijfels, levensgrote twijfels, die heen en weer wordt geslingerd tussen de aversie tegen het systeem dat hij via Douwes wil doden, en de concrete, bazige en verschrikkelijk onsympathieke man die hij ontvoert, maar met wie hij desondanks, en tegen zijn zin in, een persoonlijke band ontwikkelt.
Wat volgt is een fijnmazige en bijzonder intelligente psychologische schets van de relatie tussen een wat klungelige amateur-terrorist en een autoritaire figuur, die zelfs in een situatie van totale afhankelijkheid die bazige trekjes niet kan afleggen.
Toestand van schizofrenie
De radicaliteit, die we gewoon zijn te zien als een eenduidig onwrikbaar denksysteem van monomane denkers, wordt hier bijna een toestand van schizofrenie, met vele denklagen die met elkaar vechten en elkaar tegenspreken, een fundamentalisme dat onder de oppervlakte eigenlijk voornamelijk twijfel herbergt. Terwijl het denkpatroon van de hoofdredacteur, die zijn morele principes heeft afgelegd om als realist in de echte wereld te leven en er zoals zovelen onder ons maar het beste van te maken, om niet te zeggen er zoveel mogelijk van te profiteren, desnoods ten koste van anderen, veel monomaner en fundamentalistischer en onwrikbaarder blijkt te zijn dan dat van zijn ontvoerder.
Het is die omkering die deze roman doet uitstijgen boven de omschrijving van een bijzonder goed geschreven boek. Dat is het ook, dankzij de stijl en de mooie sfeer- en milieuomschrijvingen in wat ook een generatieportret is. Maar het is meer dan dat, het gaat ook over de complexe wisselwerking van ideologie, schaamte, spijt en schuld. Het gaat over de kracht van overtuiging en de bereidheid daarom alles te verliezen en de spanning wanneer dat onmogelijk blijkt. Het gaat over dat anarchie niet lukt zonder strenge regels en heel wat discipline. Het gaat over de onmogelijkheid van het leven, zeker voor wie er iets te veel over nadenkt en er last van heeft. Het gaat over toegepaste ideologie, filosofie en psychologie, en dat allemaal met een intensiteit en een vaart die je zonder medelijden volledig in het boek meetrekken. En dat blijft voor mij toch nog altijd het eerste criterium om een boek al dan niet goed te vinden.
Leon Hersig vindt zijn generatiegenoten maar kommaneukers die zich willen uitgeven voor uitroeptekens. Dat wil hij niet. Wat volgt is de met drama en verdriet gevulde poging om zelf wel een uitroepteken te worden. Of hij daarin slaagt zal u nooit weten, niet omdat ik de plot niet wil verraden, maar eenvoudigweg omdat daar nooit een eenduidig antwoord op te geven valt. Ook dat maakt het boek mooi: je kunt het verder blijven lezen, zelfs als het uit is.
Marc Reugebrink
Menens
Meulenhoff/Manteau
304 p., 22,50 euro.
In Het grote uitstel kon je je identificeren met de hoofdpersonages omdat ze zo erg op jezelf of je vrienden leken, in Menens is de identificatie er ook, ook al staat het personage mijlenver van je af
Sofie Gielis
te/ep/10 s
'Kommaneukers gaven zich uit voor uitroeptekens'
Leon wil de geschiedenis herschrijven en heeft een simpel plan om dat doel te bereiken: 'Douwes moet dood.' Derk Siebolt Douwes is de hoofdredacteur van het lokale dagblad De Ochtendbode. Leon, gekneed door het linkse studentenleven, is ervan overtuigd dat media als De Ochtendbode de realiteit naar hun hand zetten. Daar is een probate oplossing voor: je roept een van hen tot symbool uit en ruimt dat symbool op. Toch?
Leon Hersig, de spilfiguur van Menens, was dertig jaar geleden een wat sullige rechtenstudent die zich aansloot bij een groepje linkse non-conformisten onder leiding van een zekere Otto. Ze spelen ondergrondse: geven elkaar schuilnamen (Leon verwijst naar Trotski) en leven in een kraakpand waarvoor netjes huur betaald wordt. 'Otto's revolutie was een loszittende jas, iets als een modeartikel, iets waarmee je scoorde in bepaalde kringen.' Het subversieve gedachtegoed komt vooral van pas om kwajongensstreken te verantwoorden. Ze strijden tegen het kapitalistische denken, voor de verdrukten. Vrij vertaald: als ze honger hebben, mogen ze de koelkast van de buren plunderen, want zij worden verdrukt door het kapitalistische systeem.
KOPIEREN
De studentenprotesten van eind jaren zeventig, begin jaren tachtig zijn lege kopieën van de protesten van eerdere generaties. De studenten die toen nog op de barricaden stonden, teerden op de visie van hun voorgangers zonder dat er nog indrukwekkende resultaten te rapen vielen. 'Achterhoedegevechten waren het, het herkauwen van thema's met de bedoeling de reeds door anderen, eerder verworven rechten nog wat uit te breiden; [...] kommaneukers die zich uitgaven voor uitroeptekens.'
Ook Reugebrinks vorige roman, het met een Gouden Uil bekroonde Het grote uitstel, speelde zich af in de nadagen van de grote studentenprotesten. Hij omschreef de gemoedstoestand daar al erg treffend: de jongens die samentroepen in een jeugdhuis om het over revoluties te hebben die bevochten werden terwijl zij nog op de schoolbanken zaten, willen 'alsnog een glansrol vervullen in een geschiedenis die zich al voltrokken had, elders en eerder, alsnog de helden worden in een verhaal dat al lang bestond, dat niet door en met hen pas tot stand kwam, maar achteraf door hen werd ingevuld'. Maar waar het in Het grote uitstel blijft bij grote woorden, wordt er in Menens overgegaan tot harde actie.
REVOLUTIE 2.0
Enkele jaren na zijn geëngageerde studententijd staat Leon op de kraamafdeling van het Academisch Ziekenhuis in Groningen met zijn pasgeboren dochter in zijn armen. Hij besluit dat het zo niet verder kan met de wereld. 'Dat hij er nu eindelijk iets aan moest doen.'
Wát er precies gedaan moet worden, is nog niet meteen duidelijk. Leon start met het vernietigen van zijn identiteit, of toch alles wat daarnaar verwijst. Hij laat zijn vrouw en dochter achter, verbrandt diploma's en identiteitsbewijzen, verdwijnt.
Het duurt nog enkele jaren voor de actie die alles moet veranderen vorm krijgt. Leons hoofd zit vol revolutionaire ideeën, maar het leeuwendeel van die ideeën is niet van hem. Hoewel er uitgebreid gepraat wordt over Leons overtuigingen, blijft de kern van de zaak behoorlijk vaag en filosofisch. Het komt erop neer dat je waarneming niet altijd de waarheid is en dat de weergave van de werkelijkheid verdraaid is. Tijdens de Koude Oorlog werd desinformatie ingezet als strategie om de vijand op het verkeerde spoor te zetten. Het Oosten en het Westen speelden deze-duim-op-deze-duim met een wapenwedloop en een mistgordijn van misleidende berichten. Het pleit tussen de linkse en de rechtse duim is beslecht, maar de toren die ze opbouwden staat scheef, dus is het tijd voor nieuwe fundamenten, een nieuw wereldbeeld. 'Vergeten moesten we dat, vergeten en opnieuw beginnen.'
DOUWES MOET DOOD
Leon ziet maar één manier om een nieuw begin af te dwingen: de hoofdredacteur van een lokale krant ontvoeren en liquideren. Derk Siebolt Douwes staat symbool voor alles wat er fout is met de wereld. Hij wordt gebombardeerd tot de verpersoonlijking van hét systeem, een 'propagandaminister', 'poortwachter van de werkelijkheid'. Hem vermoorden betekent een symbolische bevrijding van de waarheid.
Leon verzamelt een commando van anderhalve man en een paardenkop, rijdt de hoofdredacteur klem, sluit hem op in een kelder en verspreidt een perscommuniqué.
Al snel halen de denkfouten hem in. Douwes blijkt niet zo abstract te zijn als het symbool dat Leon voor ogen had. Douwes' lijfgeur maakt hem menselijk en zijn weigering een slachtofferrol aan te nemen, verzwakt Leons positie. Bovendien belandt hij in een patstelling met de media. Hij wil met zijn actie de autoriteit van de media in vraag stellen, maar hij heeft hun berichtgeving nodig als legitimatie van die daad. Er wordt uiteraard aandacht besteed aan Douwes' verdwijning, maar Leons partizanenactie wordt doodgezwegen.
De enige manier om de operatie tot een goed einde te brengen is door de realiteit halsstarrig te blijven ontkennen. Laat dat nu net datgene zijn waartegen Leon vecht.
VOETNOOT
Zonder dat je dat merkt (en zonder dat het stoort), gebeurt er eigenlijk niet veel in dit verhaal. De roman gaat vooral over wat voorafging aan menens en hoe het menens is kunnen worden. Reugebrink zoomt in op de psychologie en de karaktervorming van zijn personage, waardoor je meevoelt met de treurige antiheld. Je ziet Leon afbrokkelen van heroïsche verzetsstrijder tot voetnoot. De revolutionair die zijn leven opgeeft voor de verkeerde zaak.
Menens is een raak portret van het failliet van idealen. Het is een boek van deze tijd over wat er kan gebeuren als je overtuigingen niet meer bij de tijd zijn.
DE AUTEUR: Reugebrinks vorige roman won de Gouden Uil 2008.
HET BOEK: een man onderneemt een laat-linkse harde actie.
ONS OORDEEL: een raak portret van het failliet van idealen.
MARC REUGEBRINK
Menens.
Meulenhoff/Manteau, 274 blz., 22,50 euro.
Tom Van Imschoot
ob/kt/20 o
Bij de geboorte van zijn dochter ziet Leon Hersig het licht. Alsof hij ook zelf herboren wordt. Het is 21 juni 1988, Nederland wint op precies datzelfde moment de halve finale van het EK tegen West-Duitsland. En terwijl het volk zegevierend de straat op komt, gelooft Leon dat nu eindelijk 'alles, alles in de wereld radicaal anders' moet. Die mening was hij al lang toegedaan, maar nu is het echt 'menens' - ziedaar de titel van Marc Reugebrinks nieuwe roman. Er moest iets gedaan worden, 'wérkelijk gedaan'. Wat dat betekent, wordt al vanaf de eerste zin na de proloog van Menens duidelijk: 'Douwes moet dood.' Derk Siebolt Douwes, hoofdredacteur van de provinciale krant De Ochtendbode, staat voor alles wat fout gaat in de wereld, meent de doorgewinterde, linkse intellectueel Leon. Als mediagoeroe is hij voor Leon een 'poortwachter van de werkelijkheid', verantwoordelijk voor het valse bewustzijn dat de gemeenschap wordt aangepraat. Het is dus niet de persoon, maar de betekenis van Douwes die Leon viseert.
'Ay, there's the rub.' Nadat hij Douwes met een stel kornuiten en nogal knullig ontvoerd heeft, ondervindt Leon, behalve diens imposante fysiek, vooral hoe Douwes zijn waardigheid behoudt. En dat vloekt met zijn besluit om nu eindelijk voorbij elke argumentatie tot actie over te gaan. Bovendien heeft Leon alles op het spel gezet. Zijn vrouw, zijn kind en zijn burgerlijke identiteit blijkt hij meteen na de geboorte te hebben achtergelaten. Wanneer de ontvoering van Douwes totaal in het honderd loopt, is hij dan ook de gijzelaar van zijn eigen besluit om hem te doden. Maar wat beslist een jonge vader, die alles vanwege zijn dochter anders wil, op zo'n moment? Verliest hij dan niet alles?
Reugebrink spitst zijn lezer dat dilemma in de maag. In Leon schetst hij het actuele probleem van een linkse denker die genoeg heeft van een mediagestuurde wereld waarin zijn verlangen naar een alternatief tot vrijblijvendheid is veroordeeld. Maar welk alternatief weegt op tegen de verandering die de geboorte van een eerste kind betekent? Menens dringt geen mening op, het doet denken.
MARC REUGEBRINK, MENENS , MEULENHOFF-MANTEAU, 274 BLZ., 22,5 EURO, ISBN 9789085421948.
MARK REUGEBRINK GEEFT ZIJN MENING OVER 'DE KLOOF TUSSEN DE VLAAMSE EN DE NEDERLANDSE LITERATUUR' OP DE KNACK-DAG OP DE BOEKENBEURS (4 NOVEMBER, 17.00 UUR).
00/00/0000
Menen en wanen
Na de geboorte van zijn dochter meent een man dat het tijd wordt om de wereld te veranderen. Het is 21 juni 1988. Een tiental jaar eerder had de man, toen nog student rechten, meegedaan aan enkele kleinschalige protestacties, en dat had hem zelfs een nachtje cel opgeleverd, maar nu, in de zomer van 1988, beseft hij dat dat slechts kinderspel was. 'Maar de volgende keer is het menens,' denkt hij. Hij laat zijn dochter achter, duikt onder, volgt een gevechtstraining en ontvoert in 1994 Derk Siebolt Douwes, de hoofdredacteur van een invloedrijke provinciale krant, De Ochtendbode. Douwes is rechts, liberaal, dik, machtig ? kortom, alles wat een linkse wereldverbeteraar haat. Maar de ontvoering brengt links en rechts dichter bij elkaar. De ontvoerder krijgt respect voor zijn slachtoffer, en begint te ontdekken dat zijn eenvoudige tweedeling in goed en kwaad, links en rechts niet klopt. Toch wil hij afmaken wat hij gepland had. Hij moet Douwes doden. Dat doet hij, al gebeurt dat ongewild.
Hoe de hoofdfiguur heet, is niet duidelijk. 'Laten we hem Leon Hersig noemen,' zegt de verteller op de eerste bladzijde. Daarmee respecteert de verteller de zwijgplicht van het lichtjes lachwekkende protestgroepje waarvan Leon eind jaren zeventig deel uitmaakt. De leden hebben schuilnamen, alsof ze staatsgevaarlijke terroristen zijn. Ze modelleren zich op de RAF, de Rode Brigade en zovele andere groepen voor wie het in die tijd menens was. Leon ontleent zijn naam aan Trotsky. Voorlopig is die naam zijn enige revolutionaire kwaliteit. Alleen in de taal lijkt hij een held. Alleen in woorden, niet in daden.
Zoals de valse namen aangeven, is de taal niet betrouwbaar. Ze zegt iets, maar bedoelt iets anders. Daden zijn eenduidiger: 'Want werkelijke eenduidigheid, échte eenduidigheid bestaat natuurlijk helemaal niet. Tenzij in de daad.' Maar dat geldt alleen als de daad niet gehinderd wordt door allerlei overwegingen, herinneringen en verklaringen. Daarom wil Leon alles vergeten van vroeger. De 'ultieme daad' is niet haalbaar zolang 'hij zich ook nog maar het geringste van het geringste zou herinneren van de aanleiding voor dat handelen zelf'.
Algemener betekent dit dat daden als moorden en ontvoeringen slechts mogelijk zijn door te doen alsof de geschiedenis niet bestaat: 'Alleen zij die de geschiedenis kunnen vergeten, zijn in staat haar te maken.' Zulke mensen vergeten wat het verleden al duizend keer heeft uitgewezen, namelijk dat dergelijke daden geen oplossingen zijn en dat ze niet of nauwelijks bijdragen aan de rechtvaardigheid van de wereld. Ze bevestigen slechts dat elke zogenaamde vooruitgang of overwinning een vorm van geweld is. Het is geen toeval dat Leons dochter geboren wordt terwijl het Nederlandse voetbalteam de Duitsers verslaat ? 'alsof er iets gedood werd in plaats van gewonnen'. De geboorte van het nieuwe veronderstelt steeds de dood van het oude: 'Vergeten moesten we dat, vergeten en opnieuw beginnen. Geboren worden.' In dit geval geeft Leon na de geboorte van zijn dochter zijn vroegere identiteit op. Wat ruimer bekeken, is de overwinning in het voetbalspel een wraakactie voor de Tweede Wereldoorlog. Het spel is nauwelijks te onderscheiden van de ernst. Voetbal is toch ook menens? Daar geldt toch zeker 'Geen woorden, maar daden'?
De tragiek van Leon is dat hij nooit ernstig genomen wordt. Nauwelijks door het groepje medeplichtigen dat al gauw uiteenvalt en dat hem na geringe tijd in de steek laat. Ook niet door de media, die zijn foto van de ontvoerde Douwes en het bijbehorende communiqué weigeren te publiceren. En zelfs niet door zijn slachtoffer, Douwes, die hem beschimpt als was hij een kwajongen, een naïeve dromer, een onmachtige fantast. Alles vindt Leon beter dan het niet-opgemerkte verlangen de wereld te verbeteren. Hij zou 'eindelijk ontdekt' willen worden, gestraft, desnoods gedood zoals talrijke andere wereldverbeteraars ? terroristen in de ogen van mensen als Douwes.
Leon wordt evenmin serieus genomen door zijn verteller. Die beschrijft met onverholen ironie de groteske ontvoering en de vele pogingen van Leon om de wereld uit naam van zijn dochter te verbeteren. Leon vindt de auto voor de ontvoering én het huis om Douwes te verbergen via advertenties in de krant van Douwes. Zijn vrouw, Charly, is grafisch vormgeefster. Door haar staart Leo zich blind op het lettertype dat de pers gebruikt in de verslaggeving van de zaak Douwes (hij is zijn geliefde dus blijkbaar niet vergeten). Hij veronachtzaamt de echt belangrijke zaken in de communicatie met de pers en moet leren dat in de jaren negentig alles een creatie van de pers is. Iets bestaat slechts als het in de media opduikt. De ontvoering van Douwes is even nieuws, maar door Leons gebrekkige communicatiestrategie, verdwijnt het evenement algauw uit de belangstelling. Leon wou een echte daad stellen, maar hij ontdekt dat echt in postmoderne tijden zoveel betekent als namaak of gemaakt. Het is het beeld dat telt, de beeldvorming primeert op wat daarachter schuilt.
Een tweede manier ? na de ironie ? waarop de verteller speelt met het lot van zijn hoofdfiguur, is de vermenging van de tijdslagen. De verteller suggereert voortdurend dat de ernst van nu (1994) eigenlijk niet echt verschilt van de spielerei uit de jaren zeventig en tachtig. Dat vormt meteen een van de meest opvallende ? en geslaagde ? verteltechnieken van deze roman: de verschillende tijdslagen (ruwweg jaren zeventig, 1988, 1944) schuiven vaak ongemerkt in elkaar, zodat je je soms afvraagt of het nu gaat om de ernst van de ontvoering dan wel het spel van het studentenprotest. De moraal is duidelijk: ook menens is een spel, maar dat maakt het niet minder reëel of tragisch. Aan het eind sterft Douwes wel degelijk. Hij valt van de trap en om het voorgenomen plan toch nog uit te voeren, voelt Leon zich verplicht de dode nog een kogel door zijn kop te jagen: 'Hij moet zijn daad toevoegen, zijn daad stellen.'
Doordat ernst en spel in elkaar schuiven, en de werkelijkheid steeds meer samenvalt met een beeld in de media, verliezen ook de heilige principes van Leon hun vaste grond. Wat hij rechtvaardig noemt, blijkt onrechtvaardig voor wie in de weg staat van zijn idealen. Wat hij een sociale actie noemt, is voor Douwes niet meer dan egoïsme. Misschien zijn Leons principes slechts dogma's, geloofsartikelen met een onfrisse geschiedenis. Hij hanteert oudbakken begrippen als het kapitalisme, het systeem en de bourgeois, maar die leren hem niet hoe hij de concrete mens Douwes moet aanpakken. Hij schermt met grote namen (zijn actiegroep heet het Rode Partizanen Leger ? Commando Auguste Blanqui) en sociale theorieën, maar de ironie van de verteller maakt al die verheven ernst nogal dubieus.
De vraag die Menens stelt, is of we nog in staat zijn iets te menen in een tijd die van alles een spel gemaakt heeft. Zelfs de tragiek en de terreurdaden uit het verleden zijn gereduceerd tot een spel van verwijzingen, vaak in de vorm van lege namen en data. De roman vermeldt als faits divers de vele kapingen, aanslagen en ontvoeringen die West-Europa in de jaren zeventig en tachtig teisterden. Daardoor krijgt Menens, net als Reugebrinks vorige roman (Het grote uitstel) iets van een tijdbeeld. In beide boeken wordt dat beeld gegeven aan de hand van een lichtjes naïeve hoofdfiguur die de wereld zogenaamd wil verbeteren. Waar de ontnuchtering in Het grote uitstel vooral via de erotiek tot stand komt, laat Menens heel direct de politieke wake up call horen. Steeds gaat het om het verlies van idealen, of beter: om de dunne grens tussen ideaal en idiotie, droom en moord, illusie en destructie.
Dat klinkt nogal droog, maar Reugebrink verstaat de kunst een spannend verhaal te vertellen. Hij manipuleert de informatie die de lezer krijgt, zodat hij voortdurend suspens weet te creëren. Het laatste hoofdstuk is daar een uitstekend voorbeeld van. Het begint met de bebloede Leon en het biedt telkens nieuwe perspectieven op de gebeurtenissen die misschien tot die bloederige scène geleid hebben. Zo wordt Menens een thrillerachtig boek dat, mede door de ironische verteltoon, zichzelf niet boven de problematiek van Leon plaatst: hoe kun je een ernstig boek schrijven als het tegelijkertijd leuk, spannend en zelfs grappig is? Het is een eeuwenoude vraag, die slachtoffers van onze tijdgeest 'postpostmodern' zouden noemen, maar die ook al centraal staat in de Max Havelaar van Multatuli. Of in De cirkelbewoners van Sybren Polet, een boek dat op duizend-en-een manieren op Menens lijkt. Het gaat immers ook over een groteske ontvoering van een liberaal, over marxisme en utopisme en het speelt zich af in de periode die Reugebrink beschrijft. Om kort te gaan, Menens past in een eerbiedwaardige traditie, en het vormt een knap geconstrueerde aanvulling daarvan. [Bart Vervaeck]
L.A.A. Kruse
Pal na de geboorte van zijn dochter besluit Leon Hersig dat hij alles in de wereld radicaal anders moet doen. Hij wil de ballast van zijn verbruikt verleden van zich af werpen, een symbolische daad stellen, en besluit met een vijftal linkse vrienden Douwes te ontvoeren, hoofdredacteur van een ochtendblad, een ‘kapitalistisch zwijn’, symbool van een verwerpelijk systeem. Als communiqués en foto’s niets uithalen en de wanhopige Douwes probeert te ontsnappen, komt Leon voor de vraag te staan of hij in staat is zijn gijzelaar en zichzelf te doden. Psychologische ideeënroman van Gouden Uil winnaar (‘Het grote uitstel’, 2007), waarin veel flashbacks nodig zijn om aannemelijk te maken hoe Leon kon evolueren van cum laude afgestudeerd links student rechten tot actief terrorist. Net als in vorig werk introduceert de auteur een antiheld, een meeloper met een zwak voor charismatische leiders, een eenzaam persoon die zoekt naar geluk en zingeving. De vele flashbacks en wat breedsprakige politieke en filosofische bespiegelingen houden het (spannende) verhaalheden enigszins op. Gebonden uitgave, normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.