Revolusi : Indonesië en het ontstaan van de moderne wereld
David Van Reybrouck
2 exemplaren
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2019 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : GESCHIEDENIS : Congo-Kinshasa 944.9 |
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2018 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : GESCHIEDENIS : CONGO-KINSHASA 944.9 |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2010 |
VOLW. : NON FICTIE : CONGO-KINSHASA 944.9 |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2010 |
VOLWASSENEN : NON FICTIE : CONGO-KINSHASA 944.9 |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2010 |
VOLW. : NON FICTIE : CONGO-KINSHASA 944.9 |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2014 |
Continenten: Afrika CAFR.CON |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2010 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : CONGO-KINSHASA 944.9 |
rt/aa/29 m
In Notes optiek is 'Congo' niet alleen geen literatuur, maar al evenmin historiografie
BRUSSEL
Voor zijn boek Congo, een geschiedenis kreeg David Van Reybrouck inmiddels wel alle denkbare onderscheidingen, tot die van Het Mooiste Boekomslag toe. Daarom is het evenwel nog niet immuun voor kritiek. Tot nu toe formuleerde Ludo De Witte, die baanbrekende studies publiceerde over Congo's onafhankelijkheidsjaar 1960, de scherpste bezwaren. Enigszins in diens spoor publiceerde nu ook schrijver en literair criticus Joris Note op de website DeWereldMorgen een opmerkelijke kritiek op Van Reybroucks Congo.
Inzet van de polemiek is Patrice Lumumba, de eerste premier van het onafhankelijke Congo, en met name de toespraak die hij hield bij de plechtige soevereiniteitsoverdracht op 30 juni 1960. Hij sprak daarin een scherpe kritiek uit op het aflopende koloniale bewind en koppelde die aan de belofte om te bouwen aan een natie zonder onrecht. De rede vormde een perfect spiegelbeeld van de toespraak die koning Boudewijn even tevoren had uitgesproken, een hooghartige en van elke empathie verstoken apologie van het Belgische 'beschavingswerk' in Congo.
Note verwijt Van Reybrouck dat hij, door te veel nadruk te leggen op het polemische karakter van deze toespraak, te weinig het visionaire en de strijdbaarheid ervan in de verf zet. Van Reybrouck noemt de tekst ervan zelfs 'opruiend', een omschrijving die Lumumba's tegenstanders de premier ook al graag voor de voeten wierpen.
Fundamenteler, ook voor Note, is een andere kwestie: Lumumba's historische betekenis, die hij door Van Reybrouck danig onderschat vindt. Maar daarachter blijkt een breder meningsverschil te schuilen: op grond van welke criteria moeten historische figuren worden geëvalueerd?
Bij Note weegt de ideologische benadering het sterkst door. Die hecht vooral belang aan de ideeën waardoor mensen zich in hun handelen laten leiden. Hij heeft dan ook moeite met Van Reybroucks pragmatisch-politieke benadering, die de ideeën ook toetst aan de politieke praktijk en bijvoorbeeld ook let op de rol van persoonlijke ambities binnen specifieke machtsstructuren. Dat leidt volgens Note dan weer te gemakkelijk tot oppervlakkig gepsychologiseer.
Hier toont zich dan ook een methodestrijd. In Notes optiek is Congo niet alleen geen literatuur, maar al evenmin historiografie. Het zou 'slechts' een geschiedverhaal zijn, een desnoods louter willekeurige en hoe dan ook eenzijdige versie van de feiten. Daarmee gaat Note evenwel voorbij aan hedendaagse tendensen in de historiografie, die het verhalende niet zien als willekeur, laat staan manipulatie, maar het begrijpen als het inzicht dat onwrikbare objectiviteit toch onhaalbaar is. Want had Joris Note een boek over Congo's geschiedenis geschreven, het zou ook een heel ander verhaal zijn geworden. (mr)
Guy Verhofstadt
rt/aa/25 m
David Van Reybrouck dist met het grootste gemak het ene verhaal na het andere op, zonder ooit in zijn labyrint verloren te lopen.
Congo van David Van Reybrouck is het beste, door een Belg geschreven Congoboek dat ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van de onafhankelijkheid verscheen. Dat bewezen de vele prijzen die de auteur in 2010, nochtans een jaar met veel Congoboeken, in ontvangst mocht nemen. Mijns inziens is Congo ook het beste Congoboek van de voorbije vijftig jaar. Ik ken geen ander dat dat van Van Reybrouck evenaart. Evenmin ken ik een boek dat Belgen en Congolezen zo eerlijk en zo ongecompliceerd bij elkaar zet. Zelfs wie al vaker over Congo las, zal het land na Van Reybrouck nooit meer door dezelfde ogen bekijken.
Op bepaalde vlakken komen andere auteurs weleens in zijn buurt. Maar Van Reybrouck blijft de eerste en tot nog toe de enige die het hele Belgisch-Congolese spectrum van de voorbije 125 jaar bestrijkt. Voor een boek is zo'n breed spectrum een zegen. Het laat de auteur toe lijnen te trekken en contrasten te signaleren, die je uitsluitend in een breder tijdskader kunt begrijpen.
Van Reybrouck blijkt van vele markten thuis. Zo is Congo geen politiek, geen economisch, geen sociaal, geen cultureel of geen filosofisch boek. Het lijkt wel alles tegelijk, omdat de schrijver met het grootste gemak het ene verhaal na het andere opdist, zonder ooit in zijn labyrint verloren te lopen. Het is weinig schrijvers gegeven een totaalbeeld van hun onderwerp op te hangen en zich tegelijk te verdiepen in de pittigste details.
Rasverteller
Van Reybrouck schreef dit boek duidelijk niet op zijn zolderkamer. Integendeel, van 2003 tot 2010 trok hij wel een tiental keer en vaak voor langere tijd naar Congo. Om er ter plaatse kroongetuigen te horen die zich nog 'de tijd van Stanley' herinnerden, maar ook kindsoldaten die het land nauwelijks tien jaar geleden een zo trieste faam gaven. In die zin is het een schoolvoorbeeld van 'orale geschiedschrijving', opgetekend na eindeloze gesprekken met mensen die soms nooit eerder door een blanke gehoord werden. De man op de cover, Papa Nkasi, is daar een onvergetelijk voorbeeld van. 'Je suis né en 1882'. Als dat klopt, was de brave man 126 toen Monsieur David hem in 2008 op het spoor kwam. En de auteur had geen reden daaraan te twijfelen, want Papa Nkasi kon hem details uit de jaren 1890 vertellen die geen Belg zich nog herinnert, maar die volgens de informatie in de koloniale archieven perfect kunnen kloppen.
Hoewel het een turf is, leest Congo als een trein. Ik las zelden 'een geschiedenis' die je zo gemakkelijk meesleept. Omdat de auteur, zoals vele van de personages die hij opvoert, een rasverteller is die even vlot overweg kan met de Antwerpse kleermaker van Mobutu als met de koningen van het nachtleven in Kinshasa.
Van Reybrouck ontwijkt de hete hangijzers niet. Die interesseren mij het meest als ze over politiek gaan. Een schoolvoorbeeld blijft het regime van de Onafhankelijke Congostaat van Leopold II in de jaren 1885-1909, toen Congo nog geen Belgische kolonie was, maar 'het privébezit' van de koning. Die roofstaat heeft wellicht miljoenen Congolezen het leven gekost. Van Reybrouck wil die gruwel geen genocide of volkenmoord noemen. Een geplande uitroeiing van een specifieke bevolkingsgroep was het niet. Zo gek of zo boosaardig was Leopold II niet, maar wel onvoorstelbaar roofzuchtig. Van Reybrouck noemt het regime van de Onafhankelijke Congostaat 'een hecatombe, een slachting op een ongelooflijke schaal die niet bedoeld was, maar wel veel sneller begrepen had kunnen worden als collateral damage van een perfide, roofzuchtige exploitatiepolitiek, een offer op het altaar van het ziekelijk winstbejag'.
Een tweede voorbeeld van accurate politieke analyse in Congo draait rond het Congolese onafhankelijkheidsdebacle. Brussel aanvaardde die onafhankelijkheid veel te laat. Zo werd in 1956 een dertigjarenplan van professor Van Bilsen in Brussel en Léopoldville nog weggelachen. 'Dertig? Nog in geen driehonderd jaar'. Vier jaar later kwam die onafhankelijkheid er dan weer 'veel te snel', want totaal onvoorbereid en zonder passende voorzorgsmaatregelen. Waarna Brussel een derde keer de bal missloeg door in de zomer van 1960, in paniek, in geen tijd vrijwel alle Belgische leidinggevenden uit Congo terug te roepen of te evacueren. Zo liet België een land aan diggelen achter dat als vanzelf een sterke man opriep, Mobutu, die 32 jaar lang stelselmatig zou ontmantelen wat Belgen en Congolezen ooit hebben opgebouwd. Vaak hebben we schrijvers nodig om drama's van die orde in één verhaal samen te vatten.
Bart Beirlant
i /un/26 j
'Het is wel opvallend dat hij enkele keren snel heengaat over het optreden van België'
Een medaille voor moed en zelfopoffering verdient hij alvast, David Van Reybrouck. Na het korte en subtiele 'Missie', waarin hij op basis van gesprekken met religieuzen een denkbeeldige Vlaamse missionaris aan het woord liet, ging hij voor het lange en grootse verhaal van 'ons' Congo - dat nooit rijkelijk bedeeld werd in bijvoorbeeld het onderwijs of de literatuur. En zo kan nu elke Vlaming eindelijk in het Nederlands een geschiedenis van Congo lezen, een geschiedenis die op gang getrokken wordt door twee heel mooie literaire pagina's over wat Congo tot Congo maakt: zijn rivier.
Van Reybrouck heeft zich de voorbije jaren door een enorme stapel literatuur geworsteld, en haalt zo opnieuw boeiende maar vergeten getuigenissen boven van Congolezen en Belgische kolonialen. Zoals het dagboek van Drachoussof, een Belgische ingenieur van Russische afkomst die vanaf 1940 in Congo verbleef: 'Hebben wij het recht om te straffen en op te voeden, terwijl opvoeden al te vaak synoniem is aan corrumperen?'
Ook door zijn interviews met Congolezen die het grote verhaal aan zich zagen voorbijgaan, beschrijft hij de geschiedenis van onderuit. En hij vat hier en daar ook die typische humor van de Congolees, zoals de stokoude papa Nkasi die klaagt over zijn 'demi-vieillesse'. Van Reybrouck kent Congo, en voelt de Congolezen aan.
Het is wel opvallend dat hij enkele keren snel heengaat over het optreden van België. De boksmatch tussen Mohammed Ali en George Foreman onder Mobutu krijgt evenveel ruimte als de misdaden van de 'rode rubber'-campagne onder Leopold II. En de Belgische verantwoordelijkheid in de moord op Patrice Lumumba krijgt nauwelijks aandacht - zelfs het besluit van de parlementaire onderzoekscommissie dat de toenmalige Belgische regering 'moreel verantwoordelijk' was voor de moord, haalt het boek niet.
En dan rijst ook de vraag naar het waarheidsgehalte van sommige Congolese getuigenissen. Het is intussen duidelijk dat het niet Longin Ngwadi is die het zwaard van Boudewijn ontvreemdde op 29 juni 1960, zoals Van Reybrouck schrijft - jammer van het mooie verhaal. En hoe geloofwaardig is het dat papa Nkasi, wiens foto op de cover van het boek staat, geboren werd in 1882 en zowel de prediker Simon Kimbangu als een boy van Stanley (God en klein Pierke, bij wijze van spreken) kende?
De regio van de Grote Meren is ook de regio van de Grote Geruchten, waardoor het er extreem moeilijk is om waarheid en verzinsel te onderscheiden. Als Van Reybrouck de kracht van die factor 'Dichtung' in Congo had durven erkennen, zou zijn geschiedenisverhaal nog aan geloofwaardigheid gewonnen hebben.
Journalist Bart Beirlant leidt op De Standaard de redactie buitenland.
Ludo De Witte
i /un/26 j
'Veel donkere kantjes van het kolonialisme zijn opgeschoond'
David Van Reybrouck (DVR) noemt zijn boek 'een kathedraal', en het moet gezegd, Congo heeft indrukwekkende kantjes. Al lezend reis je met de auteur mee, zie, voel en ruik je het land en zijn mensen, die prominent aanwezig zijn. Congo vertelt de geschiedenis aan de hand van interviews met Congolezen zelf - mensen die doorgaans niet hun stempel op gedrukt papier mogen drukken. Het is het eerste Nederlandstalige boek dat de hele geschiedenis van Congo omspant, en enkel daarom al is het een mijlpaal.
Maar de koning van het land der blinden is behoorlijk bijziend. DVR heeft nogal wat donkere kantjes van het kolonialisme opgeschoond en westerse bemoeienissen weggemasseerd. Een voorbeeld. De lezer verneemt niets over het bloed aan de dwarsliggers van de spoorweg tussen Matadi en Kinshasa: toen in 1932 het werk was geklaard, hadden 7.000 dwangarbeiders er het leven bij ingeschoten. Niets over de rol van de VN in de omverwerping van de regering-Lumumba. Geen woord over de Belgische verantwoordelijkheid in de laatste uren van Lumumba. Niets over de decennialange steun van het hof en toppolitici voor dictator Mobutu.
Men kan de geschiedenis van Congo niet herleiden tot een optelsom van uitspraken van Congolezen. Er is een analysekader nodig, een breder perspectief dat de uitspraken van de betrokkenen situeert en verklaart. En daar wringt het schoentje.
De afgelopen jaren groeide een nieuwe pensée unique waarbij een kritische kijk op kolonialisme en neokolonialisme wordt weggewuifd als 'negativistisch', na een periode van relatieve openheid tussen pakweg 1995 en 2002. De neiging om de geschiedenis van interventionisme en kolonialisme op te smukken, vloeit voort uit de dadendrang van Washington, Parijs en Brussel om in het Nabije Oosten, in zwart Afrika en rond concurrenten als Rusland en China pro-westerse regimes te versterken of er nieuwe te vestigen.
DVR's boek gaat niet tegen die stroom in. In 2005 kapittelde hij in een essay critici van kolonialisme en neokolonialisme als mensen die 'verlangen naar zelfkastijding'. Historische reflectie dient volgens Van Reybrouck bij voorkeur een politiek doel: 'een nieuw engagement' tegenover Congo.
Die eis moet met kracht worden afgewezen. Reflectie en onderzoek moeten zo vrij mogelijk gebeuren, zonder oog op de consequenties ervan. Een keurslijf is uit den boze - ook al omdat het overgrote deel van het wetenschappelijke onderzoek, dankzij subsidies en opdrachten vanwege de overheid, al past in het 'engagement tegenover Congo' van, jawel, de Belgische overheid.
Dat kritische reflectie de Belgische overheid en het pro-westerse bewind in Kinshasa geneert en de samenwerking van Belgische instellingen met Congolese tegenhangers kan hinderen, mag de onderzoeker niet deren. Een koele, nuchtere feiteninzameling en dito analyse is méér dan nodig.
Ludo De Witte is socioloog en auteur van 'Crisis in Congo' en 'De moord op Lumumba'.
Karel De Gucht
i /un/26 j
Dit boek meteen als een mijlpaal bestempelen? Het is altijd opletten met hyperbolen. Toch geeft 'Congo - een geschiedenis' een schitterend en evenwichtig overzicht van de geschiedenis van het land op een manier die toegankelijk, meeslepend en terzelfder tijd correct is. Er zijn de jongste maanden en jaren nog knappe boeken verschenen over Congo of over bepaalde aspecten uit de Congolese geschiedenis, maar als totaalverhaal is dit boek wel een krachttoer.
Een sterk punt is dat David Van Reybrouck zijn uiterste best heeft gedaan om het verhaal van de Congolezen zélf te vertellen. Met bronnen die niet of nauwelijks bekend zijn, aan de hand van niet voor de hand liggende getuigen en zonder in clichés te vervallen. Die invalshoek maakt het op zich al een pak origineler dan de meeste Congo-geschiedenissen.
Maar om alles in één boek te steken, moet je natuurlijk keuzes maken. Vooral het begin van de kolonisatie, dat toch echt een ronduit waanzinnige samenloop van omstandigheden was, mocht van mij nog uitgebreider. En ook over de politieke constellatie en de evolutie sinds de verkiezingen van 2006 kan nog veel gezegd en geschreven worden.
Ik ken intussen genoeg van Congo om te begrijpen dat ik heel veel niet begrijp. Eenduidige conclusies zijn er niet te trekken, ook niet uit Van Reybroucks geschiedenis. Waar is het écht misgelopen? Welke fouten had België of de internationale gemeenschap kunnen vermijden? En had dat fundamenteel het verschil gemaakt? Van Reybrouck weeft stukken van de antwoorden doorheen zijn verhaal, maar het blijft een geschiedenisboek, en geen politicologische analyse.
De Congolese deelname aan 'onze' wereldoorlogen komt ook beter aan bod dan ik tot nog toe gelezen had, en dat verhaal is ook op een fraaie manier uitgewerkt. En Van Reybrouck eindigt veelbetekenend op reis met Congolezen die in China hun toekomst trachten te maken. Ook dat is een aspect dat - ondanks alle aandacht die naar de Chinese aanwezigheid in Afrika gaat - zelden aan bod komt.
De literaire kwaliteiten vond ik ongetwijfeld het sterkste punt in dit boek. 'Congo - een geschiedenis' zit zowel qua structuur als qua taal uitstekend in mekaar. Een vuistdik geschiedenisboek dat door een breed publiek gelezen wordt: daar zijn er ook niet zoveel van.
Karel De Gucht is Europees commissaris van Handel en ex-minister van Buitenlandse Zaken.
Carl De Keyzer
i /un/26 j
'Ik vond het einde van het boek vreemd. Ik had als lezer tenminste een epiloog verwacht'
'Congo' van David Van Reybrouck zou ik haast als een ultiem boek over Congo omschrijven, als een must read voor alle Belgen en buitenlanders die met het kolonialisme in contact zijn gekomen, en een aanrader voor onze Belgische politici.
Het boek is ook meer geslaagd dan 'De Geest van Koning Leopold II (en de plundering van de Congo) van de Amerikaan Adam Hochschild.
Je merkt dat 'Congo: een geschiedenis' is geschreven door een Belg; Van Reybrouck is correcter, hij ontwijkt de valkuilen, en je krijgt geenszins de indruk dat hij tracht te scoren voor een buitenlands publiek. De sensatiezucht van Hochschild is ver weg.
Dit Congo-boek is ontegensprekelijk een mijlpaal, het bevat passages die lezen als een trein, verhalen waarbij je verbeelding op hol slaat. Van Reybrouck doceert en legt uit, en doorspekt dat met persoonlijke belevenissen - een aspect dat sterker aanwezig had mogen zijn.
Van Reybrouck wilde zich met dit boek te veel bewijzen als geschiedschrijver, terwijl ik hem liever lees als verzinner van verhalen. In zijn debuut, De Plaag, zat toch wat meer mysterie. Uiteraard kun je beide boeken niet vergelijken; De Plaag was docufictie, en dit is een geschiedenis van Congo.
Van Reybrouck legt bijzonder veel uit, maar toch komt de rol van de Belgische regering bijvoorbeeld nauwelijks aan bod. Ook over de rol van het Belgische koningshuis, of de regeringspartij CVP had ik graag meer gelezen.
Voor zijn slothoofdstuk reisde Van Reybrouck naar China; een relevante afsluiter, misschien, om te illustreren dat de westerse invloed in Congo tanend is, maar wat met de rol van Amerika? Die rol wordt aangehaald, maar niet uitgespit. En als antwoord op de vraag waarom Congo vandaag zo'n puinhoop is, kun je toch niet om de Koude Oorlog heen?
Daarbij vond ik het einde vreemd: Van Reybrouck laat je als lezer achter in een hotelkamer in China, met een knipperend neonlicht - en zoek het daarna maar zelf uit. Ik had tenminste een epiloog verwacht.
Eén keer zijn David en ik samen op reis geweest in Congo. We hebben nog kort gebrainstormd over één gezamenlijk project: één Congo-boek waarvoor hij de tekst schreef, en ik de foto's nam. Uiteindelijk is dat er niet van gekomen, en zijn er nu twee Congo-boeken verschenen (Congo: een geschiedenis van David Van Reybrouck en Congo (Belge) van Carl De Keyzer, red.). Bij zijn Congo ontbreken de beelden, en bij mijn Congo ontbreekt de uitleg - onze boeken zijn dus erg complementair.
Carl De Keyzer is fotograaf bij het fotopersbureau Magnum.
Marc Reynebeau
2/ei/07 m
Lezen gebeurt nooit op neutraal terrein. In Congo een boek lezen over de geschiedenis van Congo heeft een ander effect dan wanneer je het leest in België. In Congo heeft het onderwerp - het land, de mensen, de geuren - niets exotisch, maar is het concreet en vlakbij. Als het goed is, moet het boek daar een plaats in vinden.
Ik neem de proef op de som door Congo, een geschiedenis van David Van Reybrouck te lezen terwijl ik door zijn onderwerp reis. Het blijkt daar helemaal in te passen omdat het de saveur en de ambiance ervan helemaal tot leven brengt - en deze termen moeten niet te lichtzinnig worden begrepen, want ze gaan bijvoorbeeld ook over kapotte wegen, politieke intimidatie of daken die niet bestand zijn tegen de tropenregen.
Maar op een bepaalde manier past het boek helemaal niet in de context. Ik lees het namelijk in een digitale versie op mijn portable, en daarom moet een bijzondere voorwaarde zijn vervuld opdat ik het zou kunnen lezen. Er moet elektriciteit zijn. Dat is in Congo verre van vanzelfsprekend. Zoals het vast al evenmin vanzelfsprekend is om een kanjer als dit boek in zijn papieren vorm in de rugzak mee te zeulen.
Zulke praktische omstandigheden zeggen best iets over het land, temeer omdat het ooit anders is geweest. Voor Belgen is de neiging dan ongetwijfeld groot om de Congolezen die omstandigheden als een verwijt voor te houden: zie eens wat jullie van onze modelkolonie hebben gemaakt, na een halve eeuw onafhankelijkheid. In die perceptie is de geschiedenis gauw geschreven: het is er een van een gestage opgang tot 1960, die daarna abrupt in zijn tegendeel ombuigt.
Daarvan is bij Van Reybrouck geen sprake, en al evenmin van enige mildere vorm van nostalgie, waarin de aan- of afwezigheid van de Belgische kolonisatie de enige norm zou zijn. Bij hem is het zelfs veeleer omgekeerd. Hij laat zijn verhaal beginnen voor de aankomst van de kolonisatoren, waarmee hij aangeeft dat Centraal-Afrika niet op de kolonisering hoefde te wachten om een geschiedenis te hebben. Daar wordt wel eens anders over gedacht.
In het verlengde daarvan geeft dit boek veel plaats aan de Congolese ervaring van het verleden. Dat is een van de grootste verdiensten ervan en het is ook een reden waarom het zo uitstekend leesbaar is. Dat doet Van Reybrouck door gul te zijn voor Congolese getuigen, nu eens ontroerende, dan weer erg kleurrijke figuren.
De indrukwekkendste getuige komt als eerste aan het woord: Pierre Nkasi, die misschien wel 128 was toen hij eerder dit jaar stierf. De ontdekkingsreiziger Stanley? 'Nee, die heb ik nooit gezien. Lutuni heb ik wel nog gekend, een van zijn boys. Hij droeg geen broeken.'
Figuranten
Dat Congo's geschiedenis meer is dan alleen een kwestie van voor en na de kolonisering, betekent natuurlijk niet dat die koloniale verovering louter een anekdote is. Dat toont Jan Vansina, de nestor van de geschiedschrijving van Afrika, overtuigend aan. Toen dat in België niet bleek te kunnen, bouwde Vansina een opmerkelijke wetenschappelijke carrière uit in de Verenigde Staten. Van hem verscheen zopas een boek over Kuba, een befaamd koninkrijk in Centraal-Congo, tussen 1880 en 1960. Vansina gaf zijn boek de titel Being colonized, omdat gekoloniseerd zijn nu eenmaal de allesbepalende factor was in die periode.
Vansina gaat in het reconstrueren van de Congolese ervaring nog een eind verder dan Van Reybrouck. Hij kan nu eenmaal putten uit meer dan een halve eeuw antropologisch veldonderzoek, waarbij hij kon registreren welke informatie, geruchten, grappen, gewoonten, dromen of rituelen in omloop waren. Daarmee kon hij erg concreet onderzoeken wat het effect was van de kolonisering op de diverse soorten inwoners van het Kuba-rijk, een effect dat heeft gespeeld voor de hele Congolese plattelandsbevolking - tot op zekere hoogte, want het zou heel misleidend zijn om de Congolezen als een homogene groep te beschouwen.
Opmerkelijk is dat, zoals Vansina besluit, die plattelanders de kolonisering nooit hebben ervaren als een groots project van beschaving en ontwikkeling, zoals dat in de metropool werd voorgesteld. Integendeel, zij ervoeren haar als geheel willekeurig, onsamenhangend en verwarrend. Ze berustte op een exploitatie die bedreigend was voor hun sociale orde en ze waren er zeker niet de eerste begunstigden van.
Misverstanden en wanbegrip waren wederzijds en groot. Het gevolg was wantrouwen. Dat verklaart waarom zowel de Congolezen als de Belgen geregeld in de ban waren van de angst dat de ene niets anders wilde dan de andere uitmoorden. Misschien kwam het door dat sluimerende, door onwetendheid veroorzaakte wantrouwen dat enkele gruwelijke, maar beperkte incidenten kort na de onafhankelijkheid van 30 juni 1960 volstonden om een massale exodus van de Belgen uit Congo te veroorzaken; 'een slecht ingeschat veiligheidsrisico', aldus Van Reybrouck.
De aandacht voor 'gewone' Congolezen, zeker in Vansina's boek, biedt een goed tegengewicht voor een ander risico van de klassieke eurocentrische historiografie: dat de Congolezen slechts figuranten in hun eigen geschiedenis waren, ofwel als ietwat kinderlijke 'nobele wilden' in de koloniale ideologie, ofwel als passieve slachtoffers in de antikolonialistische kritiek daarop.
Congo en China
Geen van die ogenschijnlijk tegengestelde, maar toch nauw verwante visies doet recht aan de historische realiteit. De gekoloniseerde bevolking speelde wèl een actieve rol, maar ofwel werd die doodgezwegen ofwel bleef hij onopgemerkt. Jan Vansina schrijft met de gestrengheid van de academicus, die erg secuur in zijn onderwerp doordringt. Zo komt hij tot een besluit dat ingaat tegen een ander, in België erg gangbaar cliché: dat vandaag in Congo een groot heimwee zou bestaan naar 'de tijd van de Belgen'. Dat is slechts waar in de mate dat die tijd - en vooral de mythe daarrond - in fel contrast staat met de vermijdbare miserie waarin heel veel Congolezen vandaag leven.
Dat heimwee gaat in tegen de even sterke herinnering die het kolonialisme associeert met systematische dwang en ongelijkheid. Net dat dwangsysteem (met verplichte teelten, lijfstraffen et cetera) ziet Vansina als de fundamentele zwakte van het Belgische koloniale bestel. Dat had rond 1960 de limieten van zijn houdbaarheid bereikt en begon al hier en daar zelfs af te takelen vóór de formele onafhankelijkheid. De koloniale orde stortte dan ook in op dag één van de onafhankelijkheid.
David Van Reybrouck schrijft anders. Zijn focus is veel minder gericht op het platteland en de traditie dan op de steden (Kinshasa in de eerste plaats) en de (post)moderniteit. Voorts geeft hij blijk van een betrokkenheid die hem ver weg houdt van alle oude, intern Belgische disputen. 'Achteraf is het makkelijk praten', verzucht hij wel eens tussendoor, met veel zin voor historische relativiteit.
Die betrokkenheid doet de toon van zijn boek opvallend verschuiven. Zijn nauwkeurige, vernieuwende en evenwichtige exposé over het verleden lijkt hij, naarmate het boek vordert, vooral te zien als de voorgeschiedenis van wat nog moet komen. De tussenfase, zoals de lamentabele decennia van de Mobutu-dictatuur, is daarom de minst interessante.
De apotheose volgt in het slothoofdstuk, dat grotendeels in China is gesitueerd. Daarin laat hij de contouren zien van een nieuw geopolitiek en geocultureel model, waarin niet langer de oude kolonisatoren, maar wel Azië en Afrika centraal staan. Maar in afwachting daarvan kan het heden onverbiddelijk zijn, want net terwijl ik deze woorden tik, valt hier in Congo het licht weer uit. Het is 22u07. Toch weer bijna vier uur elektriciteit gehad vandaag.
Thomas Peeters en Wim van de Velden
2/ei/08 m
Koning Boudewijn en de toekomstige president van Congo, Joseph Kasavubu, in Leopoldville op 29 juni 1960, de dag voor de onafhankelijkheid.
Op de dag van de onafhankelijkheid telde Congo 17 universitair gediplomeerden. Hoe kan je dan aan zelfbestuur doen?
'Congo is 30 jaar te vroeg onafhankelijk geworden'
'Een historisch boek. Een mijlpaal in de geschiedenis van de Nederlandstalige letteren in België. Een magnum opus.' Het zijn niet onze woorden, maar die van Congo-kenner Walter Zinzen. De gepensioneerde VRT-journalist is normaal erg bedachtzaam met superlatieven - maar niet voor 'Congo, een geschiedenis'.
David Van Reybrouck (Brugge, 1971) is dé nieuwe, jonge stem in het vinnige Congo-debat. Archeoloog van opleiding, voltijds schrijver sinds 2001. Publicist en auteur van twee romans en een handvol theaterteksten. De bekendste is 'Missie' uit 2007, over het leven en werk van een missionaris in Oost-Congo. Twee jaar geleden kreeg hij voor deze toneeltekst de Arkprijs van het Vrije Woord, een prestigieuze prijs voor intellectuele denkers.
Van Reybrouck raadpleegde voor zijn geschiedenis van onze voormalige kolonie meer dan 500 historische en wetenschappelijke bronnen. Hij reisde tien keer naar Congo en interviewde er honderden mensen. Van medeplichtigen aan de misstanden die als een rode draad door de geschiedenis van de Centraal-Afrikaanse natie lopen tot 'gewone mensen' die hij 'figuranten van de geschiedenis' noemt. Van rebellenleider Laurent Nkunda tot de eerste zwarte die met een blanke vrouw mocht dansen. Van de cameraman van de historische boksmatch tussen Mohammed Ali en George Foreman in Kin-shasa tot kindsoldaten.
Het resultaat, een turf van meer dan 600 bladzijden, is een doorleefde lezing van de geschiedenis van een gebroken land. Literair hoogstaand, uitstekend historisch onderbouwd én - door de persoonlijke getuigenissen die in ongedwongen reportagestijl door de geschiedkundige vertelling werden geweven - vaak erg ontroerend.
Waar komt uw persoonlijke interesse voor Congo vandaan?
David Van Reybrouck: 'Mijn vader zat vlak na de onafhankelijkheid vijf jaar in Congo. Hij werkte er aan de sporen in Katanga. Ik heb hem er vaak over uitgehoord, maar hij was niet zo'n goede verteller. Anders had ik dit boek wellicht niet geschreven.'
Het lijkt wel op missionariswerk, gezien de omvang van het boek.
Van Reybrouck: 'Wie zouden dan mijn bekeerlingen zijn?'
De Belgische bevolking. Het lijkt alsof u ons hoogdringend op een aantal onderbelichte zaken uit de Congolese geschiedenis wil wijzen.
Van Reybrouck: 'De herdenking van de onafhankelijkheid zorgt voor een hernieuwde interesse in Congo. Dat is goed. Alleen merk ik dat die belangstelling opnieuw gebeurt vanuit een soort morele hoogdravendheid. Dat herken ik van de koloniale periode. Toen is men ook uit moreel besef gaan optreden. In ons land bestaan twee gangbare meningen over Congo: Leopold was een genocidair, Patrice Lumumba was een held. Onze omgang met Congo slingert van de ene hysterie naar de andere: van een misplaatste koloniale trots naar een ondoordachte postkolo- niale schaamte. Het is mijn bedoeling om voorbij die hysterie te gaan. Met als gevaar dat mensen zullen denken dat ik in plaats van een stap vooruit een stap achteruit zet. Men gaat mij zeker verdenken van sympathie voor een aantal koloniale motieven. Ik plaats de nuance boven het gemakzuchtige oordeel, omdat ik de complexiteit van de geschiedenis wil tonen, in plaats van het vonnis te vellen.'
Wat is in uw ogen die geschiedenis van Congo?
Van Reybrouck: 'De beste omschrijving: de droom en de schaduw zijn dikke vrienden. Congo is één grote confrontatie van mogelijkheden, utopieën, kansen en mislukkingen. Het rare is dat een aantal van die mislukkingen aan die dromen te wijten zijn. De geschiedenis van Congo is een afschuwelijk gerecht, maar het is vaak bereid met de beste ingrediënten. Mensen met volstrekt begrijpelijke agenda's komen tegenover elkaar te staan, en slagen er niet in een compromis te vinden. Neem de dekolonisatiestrijd. De verlangens van de evolués naar onafhankelijkheid waren begrijpelijk, net zoals het voor de Belgen begrijpelijk was dat de dekolonisatie veel te vroeg kwam. Maar het moest vooruitgaan. Men speelde paniekvoetbal en dacht: we schenken hun de onafhankelijkheid maar achter de schermen blijven we controle behouden over cru- ciale sectoren van de samenleving.'
Had men beter nog een paar jaar gewacht?
Van Reybrouck: '30 jaar, zoals Jef Van Bilsen had vooropgesteld. Maar dat was niet mogelijk. De internationale context stond het niet toe om te wachten. Rondom ons, bij de Fransen en de Britten, kwamen volop dekolonisatiebewegingen op gang. Op de Wereldtentoonstelling in Brussel zagen Congolezen plots een blanke de straat vegen. Binnen de Congolese massa begonnen zwarten de sociale ladder te beklimmen via het missieonderwijs. De opleiding en de emancipatie van het middenkader zijn echter veel te laat op gang gekomen. De eerste universiteit in Congo ging pas in 1954 open. Op de dag van de onafhankelijkheid telde het land 17 universitair gediplomeerden. Voor een land zo groot als Europa. Hoe kon Congo op een deftige manier aan zelfbestuur doen zonder één eigen econoom, jurist of landbouwingenieur aan boord?'
Welke verantwoordelijkheid droeg het Belgische bedrijfsleven na de onafhankelijkheid? Veel van onze bedrijven kozen eieren voor hun geld en verlieten het land of verhuisden hun maatschappelijke zetel naar België, waardoor de Congolese staat veel belastinginkomsten verloren zag gaan.
Van Reybrouck: 'Het Belgische bedrijfsleven droeg een grote verantwoordelijkheid. Ten eerste door aandelenportefeuilles terug te trekken, vooral dan uit Union Minière. Dat heeft de Congolese economie veel schade toegebracht. Ten tweede door uit Congo te vertrekken uit angst voor nationaliseringen. Die angst was terecht, maar de massale exodus was onnodig. Ik schrijf het in het boek: 'Het leek op een bioscoop die leegstormde nadat iemand hysterisch 'brand! brand!' had geroepen, terwijl enkel een asbak vlam had gevat.' Nu, een aantal van die figuren ging met recht en reden lopen. Dat hadden ze aan hun eigen wangedrag te danken. Bepaalde plantagehouders die jarenlang de zweep hadden gehanteerd wisten dat ze het hard te verduren gingen krijgen. Diegenen die het hardst op de Congolezen hebben geslagen, zijn het snelst gaan lopen.'
'Sommige Belgische bedrijven hebben met hun steun aan de Katangese afscheuring bewust meegewerkt aan de desintegratie van het land. De Belgische staat heeft Katanga nooit als een onafhankelijke staat erkend, maar het bedrijfsleven heeft dat wel gedaan. Union Minière en een aantal diamantbedrijven zeiden heel bewust: 'we betalen onze belastingen aan Katanga en niet aan Kinshasa. Laat de rest van Congo maar stikken en verkommeren met die idioot van een Lumumba.'
Heeft ons land ook schuld aan de economische puinhoop onder Mobutu?
Van Reybrouck: 'Ons schuldbesef beperkt zich tot wat er tot 1960 is gebeurd, terwijl er weinig of geen reflectie is over de jaren 70 en 80. België heeft pas begin jaren 90 gebroken met het Mobutu- regime. In de jaren 70 wisten we dat het regime voor geen meter deugde, en toch zijn we het zo royaal blijven steunen.'
'In de jaren 70 heeft hij zijn economisch meest stuntelige beslissingen genomen, waarbij kleinhandel in buitenlandse handen werd genationaliseerd en heruitgedeeld aan Congolese uitbaters. Idealisme met een gigantische blinde vlek, noem ik het. De Congolese geschiedenis staat bol van dat soort mislukte vormen van idealisme waarbij men op korte termijn wil realiseren wat op lange termijn moet gebeuren. Hetzelfde kan je zeggen van de onafhankelijkheid, de introductie van de vrije markt of een democratisch stelsel.'
'Ik vraag me vaak af waarom de Belgen zo loyaal zijn gebleven aan Mobutu. Niet uit schuldbesef, dat kwam pas in de jaren 90. Mobutu kreeg steun van drie landen: de Verenigde Staten, Frankrijk en België. De VS steunden Congo in de context van de Koude Oorlog en omwille van ura- niumvoorraden in Congo. Ons land mocht kernkoppen installeren in Kleine Brogel en Florennes. Ik vermoed dat de redenering was dat Mobutu voor het hoofd stoten de Amerikaans-Belgische betrekkingen in gevaar kon brengen.'
U beschrijft zeer nauwgezet de gruweldaden onder het bewind van Leopold II. Toch bent u ook opvallend mild: 'Zijn onderneming herleiden tot tomeloze zelfverrijking doet geen recht aan de nationale en sociale motieven van zijn imperialisme.'
Van Reybrouck: 'Toen ik aan dit boek begon, was ik doordrongen van een dominant geschiedenisbeeld over de periode van Congo Vrijstaat als één lang cryptofascistisch bewind waar we ons diep over moeten schamen. Tijdens mijn onderzoek ben ik genuanceerder gaan denken. Let wel: ik heb het hier over de intenties van Leopold II. Niet over zijn resultaten. Want die zijn zonder meer betwistbaar.'
'Ik heb me gebaseerd op het meest recente historisch onderzoek over Leopold II van Vincent Viane. Volgens hem was het koloniale avontuur van onze vorst meer dan zelfverrijking. Het moest ook een Belgische sociale agenda realiseren. België ging in de 19de eeuw gebukt onder zware interne spanningen: sociaal, politiek, religieus en territoriaal. Leopold II heeft Congo willen gebruiken om de druk van de ketel te halen en België een nieuw elan te verschaffen.'
'Dit discours is heel nieuw in België. Ik denk dat we er nog niet klaar voor zijn. Ik hou er rekening mee dat er weerstand tegen komt, maar ik heb geen boek geschreven dat alle vooronderstellingen over Congo bevestigt.'
Hoe zien Congolezen hun geschiedenis?
Van Reybrouck: 'Met een grote nostalgie naar verscheidene periodes uit de geschiedenis. Naar het Mobutu-tijdperk, maar ook naar de kolonisatie. Veel jongeren verwijten hun ouders dat ze de onafhankelijkheid gewild hebben. Mensen vragen me: wanneer komen jullie terug?'
'Dat is de tragedie van Congo: de utopische verwachtingshorizont ligt in het verleden. Men vermoedt meer dan één gouden tijdperk in het verleden. Dat is volstrekte fictie en een heel gebrekkige geschiedopvatting, maar het zegt iets over de miserie van het land vandaag.'
Toch toont u zich in het boek optimistisch over de toekomst.
Van Reybrouck: 'Voor de macro-politieke structuren die de relance van het land mogelijk zouden moeten maken, ziet het er niet goed uit. Het Westen zou graag willen dat er zo snel mogelijk een democratische cultuur wordt geïnstalleerd, maar dat is een werk van lange adem.'
'Maar macro-economisch gaat het beter dan tien jaar geleden. Congo heeft een schuld van 14 miljard dollar, maar het IMF wil die dit jaar in grote mate kwijtschelden. De begroting van Congo was tot voor kort zo groot als die van de stad Gent, nu staat ze op het niveau van de stad Antwerpen. Dat is een voorzichtige progressie, maar het is ten minste een progressie.'
Is China een cadeau voor Congo?
Van Reybrouck: 'Dat is een moeilijke vraag. Voor het laatste hoofdstuk van mijn boek ben ik naar China getrokken. China is vandaag de belangrijkste fondsenverstrekker in Congo. Dat land is niet gebaat met een kapot of fragiel Congo. Het Chinees-Congolese contract over de ruil van grondstoffen tegen infrastructuur is een goede zaak. Er is een vorm van ruilhandel bedisseld waardoor het moeilijker wordt voor een machtshebber om het geld voor een ziekenhuis of snelweg in zijn zakken te laten verdwijnen. In Kinshasa worden alle grote wegen door de Chinezen aangepakt. Maar het zou nóg beter zijn mocht de corruptie in de staat en het ambtenarenapparaat verdwijnen.'
Economisch is België van geen betekenis meer in zijn ex-kolonie. Hoe ziet u de rol van ons land in de toekomst?
Van Reybrouck: 'We moeten, met onze gemeenschappelijke geschiedenis, onze expertise over Congo blijven inzetten. Via universiteiten, op het publieke forum. Omdat de miserie en grootschalige mensenrechtenschendingen onverkwikkelijk zijn en op geen enkele manier getolereerd kunnen worden. De aandacht voor Congo is veel te miniem. Er is maar één land in Europa dat in zijn dagbladen blijft berichten over de ellende in Congo en dat is België.'
Hoe moet de Belgische politiek Congo aanpakken? 'Parler vrai', zoals Karel De Gucht of gelooft u meer in de 'vele nuances van grijs' van Steven Vanackere?
Van Reybrouck: 'Wat heeft De Gucht gerealiseerd in Congo? Treurig palmares, toch? De vraag is: hoe kunnen we het meest betekenen voor dat land? Dan denk ik dat de aanpak van Vanackere op dit ogenblik meer vruchten afwerpt. In België bestaat een terechte bezorgdheid over de kwaliteit van de democratie en de mensenrechten in Congo. Het tempo waarin vrouwen worden verkracht is onaanvaardbaar. Als je een goede dialoog hebt met Congolese autoriteiten, is het makkelijker in de internationale gemeenschap te wegen op je gesprekspartners.'
Tot slot: moet de koning naar Congo op 30 juni?
Van Reybrouck: 'Ja.'
Om het regime van Joseph Kabila te steunen?
Van Reybrouck: 'Kabila is al ondersteund door het mandaat dat hij in 2006 van de kiezer kreeg. En hij is veel van zijn populariteit aan het verliezen. De Congolezen weten dat hij de festiviteiten van 30 juni gebruikt om zijn blazoen op te poetsen. Congo is 50 jaar onafhankelijk en wij zouden onze vorst thuislaten voor de laatste drie jaar onder Kabila? Bent u ooit in Congo geweest? Laat ons ginds een referendum organiseren: moet de koning komen? 90 procent antwoordt 'ja'. Voor hen zou een bezoek de grote erkenning betekenen voor 50 jaar onafhankelijkheid.'
'Als de koning er niet heen gaat, zou dat een enorme kaakslag betekenen, het einde van de historische band tussen België en Congo en tussen Europa en Centraal-Afrika. Op dit moment zit je in een stramien waarbij de Congolese zielen naar Amerikaanse pinksterkerken gaan en Congolese ertsen naar Chinese staatsbedrijven. Europa gedraagt zich zo moreel dat het zichzelf buitenspel zet: wij gaan opnieuw beslissen wat goed is voor de Congolezen. Dat morele discours heeft iets koloniaals.'
'Veel jonge Congolezen verwijten hun ouders de onafhankelijkheid'
Eindelijk is het er, 50 jaar na de onafhankelijkheid: hét alomvattende Nederlandstalige geschiedenisboek over Congo. De auteur is David Van Reybrouck, een jonge maar bijzonder frisse stem in het Congo-debat. Hij schreef 'Congo, een geschiedenis' vanuit het standpunt van de Congolezen. 'De geschiedenis van Congo is een afschuwelijk gerecht, maar het is vaak bereid met de beste ingrediënten.'
i /un/19 j
Vlaanderen kreeg met de 50ste verjaardag van de Congolese onafhankelijkheid voor de boeg, een vloedgolf van Congo-boeken te verwerken. Al die publicaties hebben hun specifieke doelgroep en vooral hun verdienste. Maar ze hebben het ongeluk dat ook de jonge David Van Reybrouck de idee opvatte een boek over Congo te schrijven. Van Reybrouck weet zijn lezers 622 pagina's lang (plus 68 pagina's noten en bibliografie) mee te slepen, zonder zich één seconde te vervelen.
Het recept lijkt eenvoudig: "Ik wil de mensen kunnen interviewen, alledaagse individuen wier geschiedenis getekend is door de grote geschiedenis", schrijft hij. Dat doet hij op verbluffend boeiende wijze, in een vlotte, vaak pakkende stijl. Voor dat alles ging hij jarenlang Congolezen opzoeken in hun krottenwijken en verpauperde steden.
Zijn boek is dan ook geen geschiedenis van de Belgen in Congo maar wel degelijk een geschiedenis van Congo met vooral een Congolese kijk op die geschiedenis. Hij kon hiervoor enkele, té weinig bekende en moeilijk toegankelijke teksten van Congolezen bekijken, ook uit de vroegste koloniale tijd.
Oudste mens
Daarbij gelooft hij zijn Congolese getuigen misschien iets te snel terwijl Congolezen je soms uit een vorm van beleefdheid naar de mond praten. Zo voert hij (zij het met een slag om de arm) Longin Ngwadi op, een totaal mesjogge kerel, die beweert de degen van de koning gestolen te hebben. En wat met de oude Etienne Nkasi, de man die op de cover prijkt? In de groezelige sloppenwijken van Kinshasa sprak hij Nkasi die dit jaar in maart overleed op de gezegende leeftijd van ... 128 jaar. Althans naar eigen zeggen. Een man die dus nog geboren werd voor de Congo Vrijstaat, 26 was toen Leopold Congo aan België overdroeg, 78 toen datzelfde Congo onafhankelijk werd en 115 toen Mobutu zijn biezen pakte.
Van Reybrouck is er alvast van overtuigd dat Nkasi het record van Jeanne Calment verpulverde. De broze Nkasi, die blijkbaar op alle historische momenten in de buurt was, vertelde hem zoveel details dat zijn leeftijd wel waar moet zijn. Je zou hem warempel nog geloven. En wat dan nog! De breekbare grijsaard met de lederen huid is zo knap beschreven en ingepast in de geschiedenis van de Congolezen, dat het onbelangrijk is of hij nou werkelijk 128 is geworden.
Nuanceringen
Met spitse en flitsende opmerkingen en gebouwd op een dikke cultuurlaag van een onwaarschijnlijke belezenheid, ploegt Van Reybrouck door de geschiedenis. Door Congolese ogen relativeert hij daarbij - tot woede van Belgische scherpslijpers - de rol van Leopold II, zonder te minimaliseren.
De auteur merkt op dat Leopold "met Risk niet via Blitz" zijn immense Congo in handen kreeg vanuit een economisch gemotiveerd imperialisme en niet echt uit tomeloze zelfverrijking. Een genocide of holocaust richtte Leopold zeker niet aan. "Wel een hecatombe, een slachting op een ongelooflijke schaal die niet bedoeld was maar wel veel sneller begrepen had kunnen worden als collateral dammage van een perfide, roofzuchtige exploitatie." Hij onderstreept tevens de pandemische vernielingen die de slaapziekte aanrichtte.
Van Reybrouck is ontluisterend voor Patrice Lumumba - nog een doodzonde - maar schetst evenzeer hoe het leven van de zwarte bestond "uit duizend kleine vernederingen, veelzeggende zinswendingen en subtiele gelaatsuitdrukkingen".
De turf van Van Reybrouck is ontnuchterend. Voor ons. Jazeker, België speelde ooit een cruciale, soms positieve, soms uiterst twijfelachtige rol. Maar ondanks de huidige nostalgiegolf blijkt België in Centraal-Afrika steeds marginaler te worden. De koloniale periode is als een snel verdampende vlek in onze en vooral in hun geschiedenis.
Niet toevallig eindigt Van Reybrouck in China waar ook Congolezen - veelal illegaal - hun graantjes meepikken. Ons hebben ze daarbij niet meer nodig. Congo heeft ons werkelijk losgelaten.
Dirk Draulans
i /un/30 j
Voor de Knack Extra (7/5/2010) over onze vroegere kolonie kon schrijver David Van Reybrouck naar eigen zeggen een geweldig verhaal aanbieden. Na maanden speuren was hij erin geslaagd de man te vinden die op 29 juni 1960, de dag voor Congo's onafhankelijkheid, de sabel van koning Boudewijn uit de open wagen had gegraaid waarin de vorst naast Congo's nieuwbakken president Joseph Kasa-Vubu door de straten van Leopoldstad (het huidige Kin-shasa) paradeerde.
Van dat moment bestaat een foto, een beroemde foto, die Van Reybrouck omschreef als een icoon, een embleem, de metafoor van een tijdperk.
Van Reybrouck vond de man in het stadje Kikwit. Hij heette Longin Ngwadi. Een ontmoeting met een zoon van de man nam alle twijfels weg: hij was de dief van de sabel van Boudewijn! De trotse schrijver gebruikte het verhaal van Ngwadi in zijn Congo-boek als een allegorie voor de vele valse verwachtingen die de dekolonisatie bij de Congolezen had gecreëerd.
Van Reybrouck had echter de pech dat er nog mensen naar de dief op zoek waren, de documentairemakers Dries Engels en Bart Van Peel, die de hulp hadden ingeroepen van de Belgische Congolees Zana Etambala, onderzoeker aan de Katholieke Universiteit Leuven. Zij dolven ene Ambroise Boimbo uit de Congolese archieven als de sabelpikker op, een warrige man die omstreeks 1980 stierf. Een document en biometrisch onderzoek door een forensisch expert staafden hun conclusie.
'We hebben ook kandidaat-dief Longin ondervraagd', vertelt Etambala in de Leuvense Campuskrant . 'Bij het bekijken van de bewuste foto viel hij uiteindelijk door de mand... Zijn verhaal zat vol hiaten en tegenstrijdige informatie, zodat we hem konden schrappen op ons lijstje.' De biometrische analyses bevestigden dat Ngwadi niet de man op de foto kon zijn.
Van Reybrouck, archeoloog van vorming, heeft toegegeven dat hij fout zat met Longin Ngwadi, maar probeert het belang van de man nu te minimaliseren. Niet meer dan een korte anekdote in zijn ellenlange boek, heet het ineens. Helaas steunt zijn ellenlange boek in niet geringe mate op gesprekken met Congolezen - van wie een aantal wandelende geschiedenisboeken lijken te zijn - die een substantieel deel van de Congolese geschiedenis vanaf de eerste rij zouden hebben meegemaakt. Maar waarom zouden de verhalen van die mensen wel authentiek zijn, als hij Ngwadi niet had doorzien? Waarom zou de man op de cover van zijn boek, ene Etienne Nkasi, die tijdens hun gesprekken beweerde dat hij 126 jaar oud was en dat hij een assistent van de negentiende-eeuwse ontdekkingsreiziger Henri Morton Stanley persoonlijk had gekend, wel de waarheid hebben verteld?
Van Reybroucks techniek van 'checken en dubbelchecken, van met oneindig veel geduld, beetje bij beetje, het verleden opgraven' heeft hem in ieder geval niet geholpen de man die hij als uithangbord voor zijn boek opvoert, als een historische charlatan te ontmaskeren.
Congolezen zijn geboren verhalen-vertellers. Als ze geen verhalen meer te vertellen hebben, zullen ze er verzinnen, om bezig te blijven. Als ze merken dat bezoekers geïnteresseerd zijn in hun verhalen, zeker als ze veronderstellen dat die bezoekers geld hebben, zullen ze trachten hen aan het lijntje te houden. Het is een klassiek gegeven in de Congolese cultuur, waar Van Reybrouck zich van bewust moet zijn geweest. 'Sommige informanten hechtten meer belang aan een antwoord dan aan een juist antwoord', schreef hij in het begin van zijn boek. Door zijn flater met de dief rekent hij echter op véél goodwill van zijn lezers om de geloofwaardigheid van zijn gesprekspartners in een als non-fictie verkocht werk te aanvaarden.
Ook in de feiten komt hij weleens zwak uit de hoek, hoewel het bijna onvermijdelijk is dat er in een boek van dit kaliber schoonheidsfoutjes sluipen. Hij laat iemand Paul Bonga Bonga opvoeren als de eerste Congolese voetballer in de Belgische competitie, terwijl in het Knack Extra -nummer over Congo Léon Mokuna zijn verhaal als eerste zwarte in onze competitie doet. Zijn informatie over de paleizen van dictator Mobutu Sese Seko in diens thuisbasis Gbadolite is fout. Een archeoloog wiens wetenschappelijk werk onder meer over apen handelde, zou zijn biologie correct mogen hebben, maar Van Reybrouck verwart de berggorilla met de oostelijke laaglandgorilla en het Kahuzi Biega Nationaal Park met dat van de Virunga. En Vodacom is geen Zuid-Afrikaanse gsm-operator, zoals Van Reybrouck beweert, maar in meerderheid Brits.
Erger is dat Van Reybrouck soms heel kort door de bocht gaat als het over fundamentele aspecten van de Congolese geschiedenis gaat. Je moet wel een héél groot geloof in de vermijdbaarheid der dingen hebben als je alle misère van de Congolezen sinds 1996 in de schoenen van de Fransen wilt schuiven, die tijdens de Rwandese genocide van 1994 een militair en politiek manoeuvre uithaalden om de Hutu-verantwoordelijken voor de volkenmoord naar Congo te laten ontsnappen. Je moet mensen bovenmenselijke eigenschappen toedichten als je de eerste premier van Congo, Patrice Lumumba, wilt verwijten dat hij tijdens de onafhankelijkheidsceremonie in 1960 een bevlogen maar uiterst kritische toespraak gaf nadat koning Boudewijn de lof van Leopold II had mogen zingen.
Was het diplomatisch wat Lumumba deed? Nee. Had hij het beter niet gedaan? Daar kan over gediscussieerd worden. Het was wel begrijpelijk wat hij deed. Hij rekende - als veel meer dan een symbolische sabeldief - af met de koloniale voorgeschiedenis van zijn land. Het was logisch dat hij verontwaardigd was over wat hij van de koning te horen had gekregen. Maar verontwaardiging is een gegeven waar Van Reybrouck moeite mee heeft. In zijn 'verantwoording der bronnen' doet hij het invloedrijke boek De Geest van Leopold II van Adam Hochschild af als 'helaas meer drijvend op een talent voor verontwaar-diging dan voor nuance'. Hochschilds perspectief noemt hij 'meermaals erg manicheïstisch'. Even opgezocht. Manicheïsme: dualistische, gnostische leer die twee goddelijke wezens of beginsels, een goed (het licht) en een kwaad (de duisternis), aannam. Bon, te zwart-wit dus, volgens Van Rey-brouck.
Maar wat is er mis met verontwaardigd zijn over een activiteit die verkocht werd als een humanitaire missie (tegen slavernij), maar finaal een banale strooptocht bleek te zijn waarin miljoenen mensen werden gedood of zwaar verminkt? Doet het veel ter zake dat Leopold II niet voorzien had dat de zwarte bevolking zo schandalig voor zijn persoonlijk geldgewin zou worden misbruikt dat hier, volgens Van Reybrouck, geen sprake was van een genocide of een holocaust? Natuurlijk niet. Het is wat te gemakkelijk om de wreedheid van onze voorvaderen te versmachten onder een irrelevant academisch debat over terminologie.
Congokenner Ludo De Witte is op de website www.apache.be heel kritisch over Van Reybroucks interpretatie van belangrijke fasen uit de Congolese geschiedenis. 'Mooi gecomponeerd, maar geen waarheidsgetrouwe weergave', oordeelt hij over het boek. 'Van Reybrouck schreef een geschiedenis waarin nogal wat westerse bemoeienissen worden weggemasseerd... Dat is als het verslag van een voetbalwedstrijd waarin slechts over één ploeg wordt gesproken.' En nog: 'Bladzijden die de Belgische autoriteiten in een kwaad daglicht zouden kunnen plaatsen, lijken wel uit het boek weggescheurd.' Of: 'Van Reybrouck steunt te veel op analyses van auteurs en 'informanten' die het neokoloniale perspectief genegen zijn... Het volstaat echter niet om anekdotes, herinneringen en meningen van tientallen mensen samen te brengen om een geschiedenisgang te reconstrueren.'
De rol van de missies in onze oude kolonie, bijvoorbeeld, behandelt Van Reybrouck héél welwillend. Het is evident dat de laatste vijftig jaar de paters en nonnetjes er schitterend werk hebben geleverd in moeilijke omstandigheden. Maar een eeuw geleden waren de missies een ander soort factor, een factor met veel sterkere econo- mische belangen. Van Reybrouck beschouwt de excessen van toen als een ongewild nefast neveneffect van goede bedoelingen, terwijl De Witte benadrukt dat de missies, die naast bekeerde zieltjes ook werkvolk nodig hadden, onder meer kinderen lieten roven tijdens strafexpedities.
Van Reybrouck heeft voor zijn analyses sterk gesteund op gesprekken met bevlogen missionarissen, en het is duidelijk dat die hem hebben beïnvloed. Hij opereerde in Congo ook graag vanuit kringen van kunstenaars, en dat voel je eveneens in zijn boek - ze hebben zijn visie gekleurd. Hij mocht ooit een groot podium op met een Congolese muzikale vedette, waardoor die man in zijn geschiedenis een buitensporig grote rol krijgt toebedeeld. We vernemen eindeloos veel meer over de perikelen van superster Werrason en zijn band met een bierbrouwerij dan over de moord op president Laurent-Désiré Kabila. De buitengewone inspanningen van de charismatische geestelijke Apollinaire Malu-Malu om de allereerste verkiezingen sinds mensenheugenis en het recente vredesproces in goede banen te leiden, worden in twee zinnetjes afgehaspeld. Dat de meeste dikbetaalde medewerkers van de peperdure vredesoperatie van de Verenigde Naties die momenteel in Congo loopt (de MONUC), zich niet buiten de veiligheid van hun hermetisch afgesloten kampen wagen, moet je tussen de regels gaan zoeken.
Van Reybrouck heeft bij zijn reizen in het moeilijk toegankelijke land natuurlijk dankbaar gebruikgemaakt van de faciliteiten van de MONUC. Hij is uiteraard ook beïnvloed door het intellectuele milieu waarin hij bij voorkeur vertoeft. Als je België zou benaderen vanuit de intellectuelencafés in de buurt van de Brusselse Dansaertstraat, krijg je ook een ander beeld dan wanneer je onbevangen door het land zou trekken.
Zo is het opvallend hoe keihard Van Reybrouck is voor de ondertussen machteloze rebellenchef Laurent Nkunda, en hoe hij rebellenleider Jean-Pierre Bemba, die in de loop van het vredesproces vice-president werd maar nu in het Internationaal Strafhof op een proces wegens misdaden tegen de mensheid zit te wachten, steevast - en terecht - als een onmens afschildert. Maar geen onvertogen woord over huidig president Joseph Kabila. Het contrast tussen het beeld dat Van Reybrouck van Kabila schetst en het portret dat hij van diens tegenstanders borstelt is, welja, erg manicheïstisch. De geschiedenis van Kabila begint in Van Reybroucks verhaal pas vanaf het ogenblik dat hij zijn vermoorde vader als president opvolgde. Alsof Joseph nooit de chef van zijn vaders rebellenleger was, nooit de Congolese rechterhand was van de Rwandese topmilitair James Kabarebe die in Van Reybroucks versie van de feiten systematisch de zwartepiet krijgt toe-geschoven. Alsof hij niet in de buurt was toen zijn troepen in het plaatsje Tingi-Tingi een slachtpartij onder Rwandese vluchtelingen aanrichtten.
Van Reybroucks visie op het Congolese reilen en zeilen lijdt onder hetzelfde euvel als die van sommige Belgische ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie: zij kiezen voor de aanpak met fluwelen handschoenen om een belangrijke rol - als natie en als individu - te kunnen blijven spelen in het land waarmee we ondanks alles een historische band hebben, waarover we kennis en ervaring hebben vergaard. Ervaring die uiteraard vooral rendeert als we ter plekke een sleutelrol kunnen blijven spelen, wat in een land als Congo niet bevorderlijk is voor een kritische instelling. Ook in die zin heeft Van Reybrouck er goed aan gedaan om op de cover van zijn boek in kleine letters 'een geschiedenis' onder de grote titel 'Congo' te laten plaatsen.
'De blanke was géén ongenaakbare halfgod', schrijft Van Reybrouck als evaluatie van de indrukken van de eerste Congolezen die destijds door België konden reizen. Dat gaat ook voor hem als schrijver over Congo op. Nog voor zijn boek verschenen was, werd het de hemel in geprezen als een 'langverwacht magnum opus'. Maar om dat kwaliteitslabel te verantwoorden, bevat het te veel fouten en verkeerde inschattingen. Daarenboven is er ondertussen pedanterie in Van Reybroucks verhaal geslopen - dat zie je dikwijls bij intellectuelen die zich in het nauw gedreven voelen. Toen hij in een televisieprogramma moest toegeven dat hij in de fout was gegaan met de identificatie van de sabeldief, en dat als een bagatel probeerde af te doen, zei hij dat je als je een kathedraal hebt gebouwd, niet wakker ligt van een hondje dat tegen de gevel komt plassen.
Een kathedraal? Misschien, maar dan wel een die in lang vervlogen tijden door kolonialen is gebouwd en sindsdien zwaar is aangetast door de Congolese natuur.
31/12/2010
Van jonge vrouwen die er kortgerokt en blits bijlopen in Kinshasa weet men zeker dat ze handelsreizigers zijn die waren inkopen in Guangzhou (Kanton). 'Elles sont guangzoufiées'. De stadsnaam werd ook geneologiseerd in het Lingala, waar het nieuwe adjectief nguanzu 'weinig duurzaam, niet deugdelijk' betekent, een succulente commentaar op de vaak bedroevende realiteit van made in China. David Van Reybrouck heeft een goed oor voor dit soort taalcreativiteit van de Congolezen. Het maakt deel uit van de sociaal gerichte geschiedschrijving in zijn overzichtswerk Congo: een geschiedenis en illustreert zijn creatieve aanpak.
Bij alle feiten, politieke evoluties en economische structuren in zijn boek besteedt Van Reybrouck steeds aandacht aan de sociale ontwikkeling van de Congolezen. Hij wendt geschreven getuigenissen van Congolezen aan die teruggaan tot eind negentiende eeuw, maar nog meer interviewt hij tal van personen die cruciale episodes van de bewogen geschiedenis hebben meegemaakt. Van Etienne Nkasi, wiens foto de cover siert, neemt de auteur na enig dubbelchecken aan dat hij werd geboren in 1882. Het leven van deze eeuweling toont de vroegste sociale impact van de kolonisatie, vooral dan aspecten van arbeid en urbanisatie in het westen van Congo. Aan de andere kant van de geschiedenis en het land is er de ex-kindsoldaat Ruffin Luliba (°1983). De kadogo werd (onvrijwillig) lijfwacht van James Kabarebe, de Rwandese militaire bevelhebber van het AFDL, en later van Laurent Kabila zelf. Hij getuigt zowel van de snelle opmars tegen het Mobuturegime als van het harde leven van kindsoldaten. Zo vindt Van Reybrouck steeds weer kroongetuigen die zijn boek verlevendigen en het Congolese perspectief vertolken.
De handelsrelaties tussen Congo en China vormen een spetterend eindpunt van dit massieve boek. Van Reybrouck analyseert het in 2007 afgesloten megacontract met China, interviewt handelsreizigers en rapporteert in het laatste hoofdstuk ('www.com') over de Congolese diaspora in Guangzhou. Dat Congo voorop lijkt te lopen op de toekomstige Sino-Afrikaanse constellatie, bewijst voor de auteur dat Congo geen marginale regio is in de wereldpolitiek. Eenzelfde argumentatie bouwt hij op voor de Congolese bijdrage tot de twee wereldoorlogen, het strategische belang van het land tijdens de Koude Oorlog, de betrokkenheid van de UN tijdens verschillende crises, de rubber, het uranium en de coltan. Zijn geschiedschrijving vertoont een globaal perspectief, een historische situering van Congo breder dan de relatie tot België.
De sociale focus en het globale perspectief maken dat dit boek andere onderwerpen behandelt en andere klemtonen legt dan tot voor
kort gebruikelijk was in de Belgische geschiedschrijving over Congo. Van Reybrouck sluit zich aan bij recente trends in het academisch onderzoek, en put veelvuldig uit die literatuur. Hij houdt het kort wat de koloniale verwezenlijkingen van België betreft en heeft het meer over de sociale gevolgen van de opgelegde arbeid, belastingen, medicalisering, monetarisering en urbanisatie. De religieuze bewegingen die zich onttrokken aan de koloniale controle, de vele stakingen en opstanden, het paternalistische sociale klimaat tonen aan dat Belgisch-Congo geen rustige ontwikkeling kende naar de modelkolonie van de jaren vijftig, maar een aan vele interne spanningen onderhevige samenleving was. De onafhankelijkheidsstrijd wordt uitgebreid behandeld, inclusief de onderlinge verschillen en twisten. In de postkoloniale tijd is er dan weer veel aandacht voor culturele aspecten zoals de ontwikkeling van een nationale identiteit en natuurlijk de muziek. Ruim een kwart van het boek wordt gewijd aan de jaren 1990-2009, met enerzijds een beknopte, maar inzichtelijke geschiedenis van de burgeroorlog, anderzijds analyses van de algemene verkiezingen in 2006, de rebellie van Nkunda, de rol van de evangelische bewegingen, het belang van bier en mobiele telefonie, en de Sino-Congolese handelsruimte. Van Reybrouck schetst in deze laatste hoofdstukken een levendig beeld van het bruisende, maar conflictueuze hedendaagse Congo.
Deze anderssoortige geschiedschrijving houdt een corrigerende factor in ten opzichte van de onderwaardering van het Congolese perspectief. Zeker in dit herdenkingsjaar is deze correctie welkom. Ze betekent wel dat Van Reybrouck sterk heeft moeten selecteren in wat hij allemaal bespreekt. Bij tal van passages zou je nog zoveel kunnen aanvullen of merk je dat de auteur te kort door de bocht gaat. Er werpen zich vragen op over de methodologie, over de juiste omgang met orale geschiedenis en geheugen, waar hij niet op ingaat. Een groot gemis vind ik het gebrek aan politieke theorie. Van Reybrouck raakt dieperliggende oorzaken van de postkoloniale chaos aan, maar had een beroep kunnen doen op de sociopolitieke theorievorming over dit onderwerp. De handelsreizigers naar Guangzhou bijvoorbeeld vertonen de typische 'strategieën van extraversie' (de term is van Jean-François Bayart), waarmee Afrikaanse samenlevingsgroepen kapitaal en macht trachten te genereren door een beroep te doen op buitenlandse bronnen, omdat ze die om diverse redenen niet kunnen vinden in de lokale context.
Met twee geguangzhoufieerde vrouwen eindigt dit boek. Hun excentrieke kledij steekt fel af tegen het grauwe, winderige vliegveld, waarna de auteur eindigt met 'alsof er iets te vieren viel'. Het gevaar van een perspectief van onderuit is inderdaad dat je de levenskracht en creatieve vermogens van de Congolese bevolking overschat. Ze zijn onmiskenbaar aanwezig, maar tegelijkertijd zo broos tegenover de negatieve macrohistorische evoluties. Op tijd en stond waarschuwt Van Reybrouck voor deze precaire verhouding. Hij bereikt er een goede, maar (bewust) weinig geruststellende balans mee in zijn sociale geschiedenis van het Congolese volk. [Chris Bulcaen]
Annick Joossen, Sophie Vergucht
i /un/30 j
U bent in uw boek nog relatief vriendelijk voor koning Leopold II.
«Er bestaat geen twijfel over de gruwel en ellende in die periode, maar we beginnen nu pas zicht te krijgen op wat er in andere kolonies op hetzelfde moment gespeeld heeft en op het inheemse geweld dat er al was voor de komst van de toenmalige vorst. Hij is - helaas - geen zeldzame piek van excessief geweld, zoals vaak wordt gedacht. Hij zit voor mij in de categorie 'roofzuchtige kapitalist'. Zo roofzuchtig dat men letterlijk en figuurlijk over stapels lijken heenstapt. Je zal mij niet horen zeggen, zoals Louis Michel, dat hij een visionair genie was, maar ik zal evenmin beweren dat Leopold II een genocidair was. Dat klopt gewoon niet. Een genocide veronderstelt het bewust uitroeien van een bepaalde bevolkingsgroep.»
U haalt ook de stelling van de afgehakte handen deels onderuit.
«Het afhakken van handen gebeurde door zwarten. Er zijn weinig directe Europese agenten van Leopold II die zich daaraan bezondigden. Dat maakt het natuurlijk niet minder erg. Het stoort mij dat de Congolese geschiedschrijving baadt in een sfeer van Congolese slachtoffers en Belgische misdadigers. Ook binnen België was er protest tegen de wreedheden. Toen de eerste berichten over de gruwel Leopold II bereikten, geloofde hij ze niet. Het beste bewijs is een onderzoekscommissie die door hem naar Congo werd gestuurd - met het idee dat die hem wel zou vrijpleiten - en die terugkwam met een vernietigend rapport.»
Was dat dan naïviteit van Leopold II?
«Gespeelde naïviteit, misschien. Het doet me wat denken aan Godfried Danneels nu: 'Ik kan me niet herinneren dat ik daar iets van gehoord heb'. Het was eerder niet willen weten en dan in weerwil van de feiten alles blijven ontkennen. Ook het besef 'als ik het toegeef, is het allemaal voorbij', speelde mee. Terwijl het wellicht veel verstandiger zou zijn geweest om het toe te geven. Hij was beter wat meer Léonard geweest dan Danneels.»
Het debat over Congo wordt gedomineerd door schuldgevoelens aan Belgische zijde. U verzet zich daartegen.
«Ik verzet mij zeker tegen schuldgevoelens over wat er in Kongo Vrijstaat is misgelopen, omdat dat geen kolonie van België was. Waarom zouden de Belgen zich vandaag schuldig moeten voelen over een land dat niet eens van hen was? België moet zich de vraag stellen wat er gebeurd is tussen 1908 en 1960, de periode waarin het Belgisch parlement - en dus het volk - verantwoordelijk was en toen we onder meer Mobutu zijn blijven steunen. De balans van de Belgische kolonisatie moet door de Congolezen worden opgemaakt. Zij zijn vaak veel genuanceerder over wat er toen gebeurd is. Congo heeft niets aan ons schuldgevoel. Onze fixatie op de koloniale wandaden heeft nog steeds iets egocentrisch. Congolezen zitten op dit ogenblik meer te wachten op ons engagement naar het Congo van de toekomst dan op ons geweeklaag over het Congo van het verleden.»
Wat kan België betekenen voor de toekomst van Congo?
«Onze rol is miniem, maar toch kan de Belgische diplomatie nog wegen op het Congo-beleid. Kabila had heel graag gehad dat de VN-Blauwhelmen zouden beginnen met een terugtrekking om de viering luister bij te zetten. VN-secretaris-generaal Ban Ki-moon was geneigd om een gefaseerde terugtrekking te koppelen aan een aantal vastgelegde data. Het is de Belgische diplomatie gelukt om die gefaseerde terugtrekking te koppelen aan realisaties. Economisch richt Congo zich meer op China, spiritueel op de VS, maar humanitair blijft de blik gericht op Europa. Na de moord op Floribert Chebeya werd onmiddellijk hulp gevraagd aan Europa. Dat moet ons motiveren om een politiek voorbij de frivoliteiten te voeren.»
Hoe ziet u Congo evolueren?
«Het is een werk van lange adem. De problemen zijn zeer complex en ik denk niet dat het allemaal aan Kabila ligt. Toen Nelson Mandela in Zuid-Afrika aan de macht kwam, volgde hij een vreselijk regime op, maar het was wel een regime. In het geval van Congo moet je van geen staat een staat zien te maken. Het is zo moeilijk om door dat mechanisme van corruptie heen te breken. Corruptie is voor veel mensen de meest rationele optie. Mensen die niet langer bereid zijn hun beetje geld te delen met hun familie, worden verstoten. Wat ik nu wel zie, is dat het middenveld zich begint te roeren op een manier die het al jaren niet meer gedaan heeft. Het feit dat men Chebeya oorspronkelijk wilde begraven op 30 juni geeft aan dat er een tegenbeweging aan het ontstaan is. Maar een cultuur van oppositie is nog niet automatisch een cultuur van democratie.»
U klinkt wel erg fatalistisch. Kan het ooit nog wel goedkomen?
«Ja, toch wel. Als je het Congo van vandaag vergelijkt met dat van tien jaar geleden, is het land er echt wel op vooruit gegaan. De veiligheids- en economische situatie is er ietsje op verbeterd en de infrastructuur is er dankzij de Chinezen enorm op aan het vooruitgaan. Wij in het Westen zijn democratische fundamentalisten geworden, we zijn het al-Qaeda van de democratie. Een land heropbouwen veronderstelt meer dan het houden van verkiezingen.»
Die infrastructuur lag er veertig jaar geleden ook al. Riskeert de nieuwe infrastructuur niet opnieuw verwaarloosd te worden?
«Er staan nog een pak hospitalen uit de jaren 50 die met minimale middelen heringericht en operationeel gemaakt kunnen worden. Het probleem is niet dat er geen hospitalen zijn, maar dat de dokters en verplegers opgeleid en betaald moeten worden. De belangrijkste infrastructuur in Congo is het onderwijs, maar dat trekt op niks. Met dank aan het Westen. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) heeft in de jaren 80 gezegd dat het onderwijs de staat te veel kostte en dat ouders maar zelf moesten betalen voor het onderwijs van hun kinderen. Met als gevolg dat de kinderen die over mochten naar het volgende jaar degenen waren van wie de ouders betaald hadden.»
Zou het dan interessanter zijn voor Congo om een voorbeeld te nemen aan China? Minder democratie, maar meer stabiliteit?
«Eigenlijk heeft niemand het recept om een failed nation state weer op te starten. De vraag is of je na een mislukte staat een zwakke democratie of een verlicht despotisme nodig hebt. Of een staat die gedurende een tijd gerund wordt door de internationale gemeenschap, maar dat is helemaal niet populair. Bovendien is de internationale gemeenschap aan het verbrokkelen. Als we er niet in slagen om de klimaattop van Kopenhagen te doen lukken, waar iedereen belang bij had, hoe zouden we dan staten als Irak, Afghanistan, Congo en Somalië kunnen opbouwen?»
U hebt voor uw boek met heel veel Congolezen gesproken. Hoe zien zij hun land evolueren?
«Wat men het meest verlangt, is de wederopstanding van de staat. Over de mate waarin de internationale gemeenschap daarbij betrokken mag worden, zijn de meningen verdeeld. Er is ook een zeer complexe vermenging van trots en schaamte. Men is trots op Congo als land, maar beschaamd over Congo als staat. Als Karel De Gucht de harde woorden bovenhaalt, zegt hij precies wat de Congolezen denken, maar daar zijn ze niet altijd blij mee.»
Is de meer diplomatieke aanpak van uittredend buitenlandminister Steven Vanackere dan beter?
«De Gucht is zeer veelbelovend begonnen. Zo was er een heel goed initiatief tegen de grondstoffenplundering, die men wilde tegengaan met herkomstcertificaten. Maar door de manier waarop De Gucht zich heeft opgesteld, is dat afgesprongen. Hij heeft geprobeerd om een cordon sanitaire rond Kabila te leggen, maar Kabila heeft een cordon rond De Gucht gelegd. Wat ben je gebaat met het eens voluit te zeggen als het niks oplevert? Vanackere is er wel in geslaagd om als ontslagnemend minister Ban Ki-moon ervan te overtuigen de terugtrekking van de Blauwhelmen te faseren.»
Na zijn bezoek aan Kabila kreeg Vanackere een storm van kritiek over zich heen.
«Ik vind dat echt idioot. (windt zich op) Mogen we dan ook niet meer naar Italië of Rusland gaan? We zijn zo bang om een soort politiek kolonialisme te beoefenen dat we ons aan moreel kolonialisme bezondigen. Met onze steriele, hooggestemde idealen bereiken we maar één ding: we zetten onszelf buitenspel.»
1997
Laurent-Désiré Kabila grijpt de macht na een bloedige opstand, daarbij gesteund door Rwanda en Oeganda.
1998
Congo glijdt af in een burgeroorlog wanneer rebellen Kabila willen afzetten.
2001
Kabila wordt vermoord door een van zijn lijfwachten. Hij wordt opgevolgd door zijn zoon Joseph.
2006
Eerste democratische verkiezingen sinds onafhankelijkheid. Kabila verslaat Jean-Pierre Bemba.
2008
Het geweld laait opnieuw op in Oost-Congo door het conflict met generaal Nkunda.
Drs. J. van der Meulen
De auteur, een Belgische cultureel antropoloog, licht de grote lijnen van de historische ontwikkeling van Congo (een midden-Afrikaanse staat, 56 keer zo groot als Nederland, 69 miljoen inwoners) toe aan de hand van talloze interviews. De helft van het boek behandelt de periode tot 1960, het jaar waarin de Belgische kolonie Congo onafhankelijk werd. De andere helft gaat over de periode tussen 1960 en 2010. Ervaringen die de schrijver opdoet tijdens de tien reizen die hij door het land maakt, worden in het historische verhaal ingepast. De geschiedenis wordt zoveel mogelijk beschreven vanuit het gezichtpunt van de Congolesen. Het is een zeer bewogen geschiedenis: koloniale overheersing, politiek geweld, staatkundige chaos, dictatuur, oorlogen, corruptie, armoede en ziekten. Met een aantal kaartjes in zwart-wit, een uitgebreide verantwoording van de bronnen, een literatuuroverzicht, eindnoten en een register. Inmiddels o.a. bekroond met de AKO Literatuurprijs 2010 en de Libris Geschiedenis Prijs 2010. Gebonden, kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.