Karel de Grote : een keizer op de grens tussen twee werelden
Raoul Bauer
Raoul Bauer (Auteur), Piet Debois (Fotograaf)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Davidsfonds, 2009 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 715.3 BAUE |
00/00/0000
Wie of wat stuurt veranderingen binnen de architectuur? In De ontvoering van God onderneemt Raoul Bauer, historicus, doctor in de letteren en emeritus hoogleraar cultuurgeschiedenis, een persoonlijke zoektocht naar het eigene van de gotische kerkarchitectuur. In de twaalfde eeuw werden grootste gotische kathedralen opgetrokken naast de bestaande romaanse kerken; twee uiterst uiteenlopende stijlen die elk bij de kerkbezoeker een andere (religieuze) beleving teweegbrengen. Een verklaring voor deze overgang van de romaanse naar een nieuwe stijl ligt volgens Bauer in de veranderende tijdgeest van die periode. De titel De ontvoering van God verwijst naar de manier waarop bouwmeesters, gedreven door een veranderende visie over God, de mens en de wereld, in de loop van de twaalfde eeuw God uit de hemel naar de aarde hebben gebracht. Waar de romaanse kerk een sacrale plaats is die volkomen gericht is op het hemelse, en waar een transcendente, buiten en boven de wereld staande God verblijft, neemt de wereld in de gotische kerk (en in de maatschappij) een almaar belangrijker plaats in. Aan de oorsprong ligt een verschuivend wereldbeeld, dat ontstaat in een periode met een sterke stedelijke groei en de daarbijhorende stedelijke cultuur. Het kerkelijke leven reageerde op twee manieren: enerzijds sloot zij zich af van de wereld door de bouw van 'onmenselijke' kloosters op afgezonderde, onherbergzame plaatsen met een exclusieve gerichtheid op God en hemel ? als voorafspiegeling van het hiernamaals ? en anderzijds door zichzelf volledig in het wereldse te plaatsen, met de kerk als hoofd ervan. In dit klimaat van verwereldlijking was er een behoefte aan een nieuwe kerkarchitectuur. In de gotische kathedraal kwam de nadruk te liggen op beweging en historiciteit, waarbij men God kon vinden in zichtbare, aanwijsbare, aardse vormen.
Bauer illustreert zijn standpunt aan de hand van een aantal toonaangevende romaanse en gotische kerken: de Saint-Philibertkerk in Tournus, de Maria Magdalenabasiliek in Vézelay, de abdijkerk in Fontenay en Pontigny, de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal in Laon en de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal in Amiens. Hij geeft te kennen dat hij er niet naar streefde een exhaustief overzicht te geven, maar dat dit een persoonlijke selectie is. Zijn persoonlijke bewondering voor deze kerken valt duidelijk af te lezen uit enkele passages die meer doen denken aan een reisverslag dan aan een wetenschappelijk werk. Dat komt de leesbaarheid van het boek echter ten goede en geeft het ongetwijfeld een zeker cachet. Misschien is het zijn enthousiasme voor het onderwerp of zijn gewoonte voor een groep te doceren, maar in het boek tref je ook heel wat merkwaardige uitroepen aan, als 'Nochtans!', 'Integendeel!' en 'Dat wel!', of meer innemende zinnen als 'Vooral de kerk is indrukwekkend!' of 'En wat hij zegt, klinkt niet aangenaam!'. In combinatie met een aantal overdreven lange zinnen zorgt dat ervoor dat sommigen misschien zullen afhaken. De prachtige foto´s van de besproken kerken geven echter zin om te lezen.
De stelling van Bauer is niet evident, maar door de middeleeuwse kathedraal als historische bron te gebruiken, is hij erin geslaagd om zijn zaak op een verfrissende en goed onderbouwde manier te bepleiten. Door te verwijzen naar de sobere maar indrukwekkende kerkarchitectuur weet hij de veranderende tijdgeest en de onvermijdelijke eindtijdverwachting overtuigend bloot te leggen. [Bert Kenens]
Redactie Vlabin-VBC
In dit boek schetst emeritus hoogleraar cultuurgeschiedenis Raoul Bauer een beeld van de middeleeuwse religieuze architectuur. Centraal staat de betekenis van de kerkarchitectuur met betrekking tot de visies op God in de twaalfde eeuw, bij het ontstaan van de gotiek. In een eerste hoodstuk bespreekt Bauer enkele kerkgebouwen, zoals de basiliek van Maria Magdalena in Vézelay, de cisterciënzerkerken in Fontenay en Pontigny, en de Onze-Lieve-Vrouwekathedralen in Laon en Amiens. Vervolgens gaat de auteur dieper in op de veranderde tijdgeest in de twaalfde-eeuwse renaissance, met onder meer aandacht voor de gregoriaanse hervorming, de heremieten en de cisterciënzers, de ontwikkeling van een theologie van de arbeid, en het ontstaan van de meetbare tijd. In het laatste hoofdstuk bespreekt Bauer de verlijfelijking van het goddelijke. De evoluties die de auteur schetst, worden steeds op een geloofwaardige manier gekoppeld aan architecturale visualitaties. Dat levert een boeiende studie op, waarin de tijdgeest van de vroege renaissance tastbaar wordt gemaakt. Verlucht met kleurenfoto's. Met een bibliografie.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.