Alle gelukkige gezinnen
Carlos Fuentes
Carlos Fuentes (Auteur), Mariolein Sabarte Belacortu (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Meulenhoff, cop. 2010 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 776 |
31/12/2010
Zombies en het postapocalyptische Mexico
Carlos Fuentes (Panama, 1928), onder meer gelauwerd met de prestigieuze Cervantes-prijs, wordt vaak in een adem genoemd met García Márquez en Vargas Llosa als de grote (nog in leven zijnde) schrijvers van de Spaans-Amerikaanse boom ? de explosieve groei van de internationale belangstelling in de jaren zestig van de vorige eeuw voor het werk van schrijvers uit Zuid-Amerika. Wat zijn vroege werk betreft, valt daar ook niets op af te dingen. De experimentele roman over het morele bankroet van de Mexicaanse revolutie, De dood van Artemio Cruz (1962), waarin de ex-revolutionair en latere krantenmagnaat Artemio Cruz op zijn sterfbed terugkijkt op zijn leven, is zonder meer een grootse roman, zoals ook Terra Nostra (1975) en De oude gringo (1984) dat zijn. Onder zijn latere werk bevinden zich echter nogal wat titels die de middelmaat nauwelijks ontstijgen of die soms ronduit oninteressant te noemen zijn en afdoen aan Fuentes' onmiskenbare schrijverstalent.
Als zoon van een diplomaat is Fuentes opgegroeid in diverse landen, waaronder de Verenigde Staten, en ook tegenwoordig vertoeft hij nog veelvuldig op buitenlandse bodem, maar zijn vaderland Mexico heeft altijd een bijzondere rol in zijn leven (en in zijn omvangrijke oeuvre) gespeeld. Hij volgde zijn vaders voetspoor en nam eveneens een diplomatenrol op zich ? hij was lange tijd ambassadeur van Mexico in Parijs. Publiciteitsschuw is de gedistingeerde, pedant aandoende Fuentes bepaald nooit geweest; zijn vele optredens wereldwijd, tijdens welke hij onder andere de problemen van Mexico (en heel Latijns-Amerika) op de kaart zet, hebben hem tot een bekende figuur gemaakt.
Het kan ook bijna niet anders dan dat Mexico ? meer bepaald Mexico-stad, waar de politieke en economische macht huizen ? de plaats van handeling is in De wil en het lot. De prelude van de roman is pakkend, boeiend geschreven en veelbelovend. Evenals in zijn roman Cristóbal Nonato (1987) kiest Fuentes voor een bijzonder vertelperspectief; was het in Cristóbal Nonato een ongeboren verteller, in De wil en het lot is het een gestorvene, sterker nog, een afgehouwen hoofd dat verdwaasd op het strand van de Stille Oceaan ligt, terwijl de golven aan hem likken. Een dode als verteller laten optreden is niet nieuw in de Spaans-Amerikaanse literatuur ? in 1938 deed bijvoorbeeld de Chileense María Luisa Bombal dit al in La amortajada ('De vrouw in het doodskleed') ? maar enkel een hoofd is natuurlijk vrij luguber. Dit karakteriseert het actuele Mexico, waar zoals bekend het geweld niet van de lucht is. De verteller haalt dan ook aan dat hij de duizendste onthoofde is van het jaar, een van de vijftig per week, de zevende van die dag. Het hoofd behoort toe aan Josué Nadal, een ouderloos opgegroeide jongeman van in de twintig, die terugblikt op zijn toch wel korte leven.
Op de middelbare school vindt de eenzame Josué in klasgenoot Jérico (zonder achternaam) een zielsverwant. Ze worden onafscheidelijk, als Castor en Pollux zoals de verteller bij herhaling zegt, en Josué trekt in bij Jérico. Beide jongens zijn onbekend met hun ouders en leven van een cheque die een anonieme weldoener hun tweewekelijks doet toekomen. Ze delen vrijwel alles, zelfs de hoeren die ze bezoeken. Gedurende hun laatste schooljaren worden ze intellectueel geprikkeld door pater Filopáter, een moderne Baruch de Spinoza, die hen onder meer helpt door te dringen in de ideeën van Augustinus en Nietzsche, en hen scherpt in het kritisch denken. De jongens hebben zich tot doel gesteld geheel onafhankelijk en zeer kritisch te leven. Als tussenpersoon van de onbekende weldoener geeft de advocaat Sanginés Josué en ook zijn boezemvriend Jérico richting.
Na de middelbare school begint een zekere verwijdering tussen de jongens. Jérico vertrekt naar Europa (alhoewel Josué later vermoedt dat hij in de VS heeft gezeten), terwijl Josué rechten gaat studeren in Mexico-stad. Sanginés draagt hem op zijn scriptie te schrijven over Machiavelli en de ondergrondse gevangenis San Juan de Aragón, midden in de stad. Daar ontmoet de jongen een vreemde gevangene: Miguel Aparecido zit uit eigen wil in de gevangenis, meent daar de touwtjes in handen te hebben en wil er beslist niet weg, naar later blijkt om aan een vadermoord te ontkomen. Intussen heeft Josué lange tijd een verzwegen verhouding met de arme, criminele en verslaafde Lucha Zapata (een soort gevallen engel die door Josué wordt verzorgd), die op een dag even plotseling verdwijnt als ze verschenen is. Na Jérico's terugkomst plaatst hun beschermer Sanginés de ene jongeman bij de staf van de president van Mexico (Jericó) en de andere (Josué) bij de oude maar oppermachtige zakenman Max Monroy. Hier wordt Josué verliefd op Monroys rechterhand en minnares, Asunta Jordán, de aanstichtster van Castor en Pollux' verandering in een mogelijke Kaïn en Abel. Tussendoor vliegt Josué nog mee met de profeet Ezechiël, die hem de (post)apocalyptische stad Mexico toont en hem en passant aflevert bij een soort van aardgodin: het graf van Antigua Concepción, de moeder van Max Monroy. Al deze ontmoetingen en verwikkelingen leiden uiteindelijk tot het afgehouwen hoofd op het strand van de Stille Oceaan.
Zoals uit bovenstaande valt op te maken, heeft Fuentes zijn roman aaneengeknoopt met elementen uit de actualiteit, mythe, religie, filosofie, geschiedenis, politiek en economie. Voorbeelden zijn er te over: Jozua die de Israëlieten aanvoert om de stad Jericho te verwoesten, Kaïn en Abel, de profeet Ezechiël die Gods oordelen wegens de zondige en afgrijselijke toestanden in den lande verkondigde, maar tevens hoop en herstel uitsprak (in de roman is dat dus Mexico); de advocaat Sanginés die net als Machiavelli niet daadwerkelijk heerst maar enkel een adviserende rol vervult ? zowel voor de Mexicaanse president als voor de magnaat Monroy, waardoor hij de politieke en economische macht met elkaar verbindt; Antigua Concepción is goed voor een les opportunistische Mexicaanse geschiedenis. En ook Fuentes' geliefde thema mestizaje vindt een plek in de roman in de historische figuur Vasco de Quiroga, de uit Spanje afkomstige jurist en bisschop die na de verovering van de Nieuwe Wereld (utopische) pogingen doet om de inheemse culturen te laten samengaan met de Spaanse ? een en ander weliswaar gebaseerd op tolerantie en respect, maar waarbij de indianen uiteraard worden onderwezen in de Spaanse taal, het christendom en de Spaanse mores. Max Monroys machtscentrum, Utopia genaamd, is niet toevallig gehuisvest aan het Vasco de Quiroga-plein.
Fuentes heeft heel erg veel in deze roman willen stoppen, maar helaas werkt het ditmaal niet. Zoals Ger Groot terecht heeft opgemerkt in zijn bespreking van de roman in het NRC Handelsblad, komen de personages niet tot leven. Wellicht heeft Fuentes hier doelbewust voor gekozen. Door de personages als een soort zombies op te voeren, zou hij de (post)apocalyptische staat waarin Mexico verkeert, kunnen suggereren. Maar na het veelbelovende begin verwordt de vertelling tot een brij waar je je met flink wat doorzetting doorheen moet eten. Naarmate het einde in zicht komt, klaart de lucht wel op en is Fuentes' vertelkracht weer op peil, maar zijn beste roman (zoals hijzelf over De wil en het lot heeft verkondigd) is dit zeker niet geworden. [Jacqueline Visscher]
B. van Laerhoven
Josué en Jericó zijn Mexicaanse wezen. Op school krijgen ze van een onbekende weldoener maandelijks een cheque. Ze worden boezemvrienden, zijn allebei dol op boeken en filosofie en delen alles, tot zelfs een vrouw toe. Maar als Josué later het zakenleven ingaat, en Jericó in de politiek, zorgen de machtsverhoudingen in Mexico, en de verstrengeling van misdaad en economie, ervoor dat ze vijanden worden. Het ingewikkelde, filosofische verhaal wordt verteld door het afgehakte hood van Josué op een strand, op het moment van zijn dood. Carlos Fuentes (1928) is een van de grootste Latijns-Amerikaanse schrijvers die onder andere de Cervantes Prijs kreeg. In essentie gaat dit veelgelaagde verhaal over de botsing tussen wil en lot. Fuentes maakt daarbij een bittere ontleding van de gewelddadige Mexicaanse maatschappij. De taal is poëtisch en literair, doorspekt met filosofische mijmeringen. Fuentes vraagt veel aandacht van de literair geschoolde lezer, maar geeft ook heel veel rijkdom in ruil. Paperback; vrij kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.