De goedheidsparadox : deugen de meeste mensen wel?
Richard Wrangham
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Nieuw Amsterdam, cop. 2009 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : GESCHIEDENIS : 906.3 WRAN |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Nieuw Amsterdam, cop. 2009 |
VOLW. : NON FICTIE : 906.3 WRAN |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Nieuw Amsterdam, cop. 2009 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 906.3 WRAN |
31/12/2010
Regelmatig worden we geconfronteerd met nieuwe theorieën rond de menselijke evolutie. Zo lanceerde het vakblad Climatic Change eind vorig jaar nog de hypothese dat onze hersenen pas groter konden worden van zodra het aardklimaat afkoelde. De ijstijden zouden verantwoordelijk geweest zijn voor de initiële toename in de hersengroei, waarna de aangroei van de menselijke populatie en de toenemende sociale interactie voor de verdere ontwikkeling van de hersenen zorgde. Een andere theorie die vorig jaar in boekvorm verscheen, betreft het koken als evolutionaire trigger. In zijn boek Catching Fire : How Cooking Made Us Human (vert. Koken, over de oorsprong van de mens) verdedigt de Britse primatoloog Richard Wrangham, een leerling van Jane Goodall, de al langer geopperde theorie dat pas door het koken van voedsel voldoende brandstof gegenereerd kon worden om energieverslindende hersenactiviteit te voeden en ze te laten uitbreiden. Primaten gebruiken namelijk het grootste deel van de dag om hun ongekookte, vezelrijke dieet gekauwd te krijgen en via een lange vertering om te zetten in voedingsstoffen. Als er al gejaagd wordt door chimpansees is dat voor een heel korte periode, om dan weer terug te vallen op hun tijdrovende, maar algemeen voorhanden dieet.
De rauwkost die dieren in het wild verorberen, is taaie en voedingsarme kost in vergelijking met de gecultiveerde gewassen die in de winkel verkocht worden. En zelfs daarmee kunnen de hedendaagse, aan ondergewicht lijdende, menselijke rauwkosteters geen volwaardig dieet samenstellen, betoogt Wrangham. De menselijke voorouder die bewerkt en gekookt eten at, had een belangrijk voordeel ten overstaan van zijn soortgenoten die rauwe planten en vlees aten: hij had betere overlevingskansen dankzij zijn rijkere dieet. Er kroop bovendien minder energie in het kauwen en verteren, zodat er meer tijd vrijkwam voor jagen en andere bezigheden. Onvermijdelijk kregen de genen van de kok de overhand en ontwikkelde zich een mens met grotere hersenen, een kleine onderkaak en dito tanden, een korter, energiearm verteringskanaal en een groter lichaam. Wrangham gaat ook in op de gevolgen van het koken op de man- vrouwrelatie en de sociale interactie met de soortgenoten. Zo schetst hij voor het eerst een breed en diepgaand beeld van deze speculatieve theorie, die bij de paleontologen op weinig steun kan rekenen.
Voor die wetenschappers is de 'missing link' (een vreemd begrip binnen de complexe evolutionaire tijdschaal van takken en vertakkingen) de heilige graal van hun onderzoeksterrein. Dankzij vondsten als de Australopithecus Lucy werd al heel wat van de menselijke stamboom uitgetekend. De vorig jaar (her)ontdekte fossiel Ida zou zorgen voor de link tussen de primaten en de hogere primaten, waaruit de mens zich ontwikkelde. Een publicatie in het tijdschrift Nature maakte echter brandhout van die theorie door het 47 miljoen jaar oude lemuurachtige beestje van het geslacht Darwinius buiten de stamboom van de primaten te situeren. Hoewel de discussie tussen voor- en tegenstanders niet afgelopen is, blijft er kritiek op de sensationele manier waarop de ontdekking gemediatiseerd werd voor het brede publiek, nog voor er een diepgaand onderzoek kon gebeuren. Daardoor kunnen vragen gesteld worden bij de waarde van Colin Tudges boek Ida, het verhaal van een voorouder, waarvan de oorspronkelijke publicatie met de bekendmaking samenviel.
De evolutieleer buigt zich ook over abstractere kenmerken als sociaal gedrag en taalverwerving om de evolutie van de mens als soort te duiden. Zo onderzoekt de antropologe Sarah Blaffer Hrdy in haar boek Een kind heeft vele moeders hoe de evolutie ons sociaal heeft gemaakt. Zij stelt dat de mensapen waarvan wij afstammen, op een bepaald moment afstapten van een exclusieve moeder-kindrelatie om een breder netwerk van verzorgenden te creëren. Oorzaak was een gewijzigde omgeving waarin de moeder niet alleen meer voor haar kind en zichzelf kon instaan. Mensenkinderen zijn enorm kwetsbaar en hebben behoefte aan jarenlange begeleiding en ondersteuning. Dankzij nieuwe sociale omgangsvormen, waarbij inlevingsvermogen ontwikkeld werd om zich in het denken en de intenties van de andere te verplaatsen, werd er een 'hypersocialiteit' ontwikkeld die een evolutionair voordeel opleverde. Voor Hrdy was de menselijke voorouder eerst invoelend en altruïstisch, en volgden taal en ratio pas veel later. Observatie bij primaten en primitieve stammen helpen deze studie te onderbouwen. Zo beargumenteert Hrdy een sociaal model van familie- of grotere groepen waarbinnen verwantschap over de generaties heen een rol speelt. Een sociaal stelsel waarbinnen vrouwen na hun vruchtbaarheidsperiode een rol konden blijven spelen.
Taal is dan weer wat de mens maakt in Rik Smits Dageraad. Smits volgt de vroege mens vanaf de Afrikaanse savanne tot de grotten in de Pyreneeën, waar de Cro-Magnon 25.000 geleden de grotwanden beschilderden. 'Lichamelijk waren ze gelijk aan onszelf, maar waren ze geestelijk ook echt mensen zoals wij?', vraagt Smits zich af. Begon met kunst een proces van ordening in ons hoofd waarmee de mens een eigen wereld ontwikkelde, los van de dierenwereld? Een proces dat zo'n 12.000 jaar terug, parallel met de ontwikkeling van landbouw, in de ontwikkeling van een volwaardige menselijke taal resulteerde. Een proces dat uiteindelijk aan de basis ligt van het menselijke vermogen tot speculatief theoretiseren over onze evolutie. [Kris van Zeghbroeck]
D.H.M. van Dartel
Richard Wrangham is hoogleraar antropologie aan Harvard University en was student van Jane Goodall, de wereldberoemde Britse die haar leven wijdde aan de studie van chimpansees in Afrika. In dit boek komt Wrangham met een alternatieve theorie voor het onderscheid tussen aap en mens, dat zo'n twee miljoen jaar geleden ontstond. Hoewel beiden zijn voortgekomen uit een en dezelfde voorouder, ontstond op een gegeven moment een situatie waardoor de mens nu is zoals hij is. De traditionele antropologie verklaart dit vanuit een evolutietheorie rondom het eten van vlees. Wrangham bediscussieert het hele boek door waarom het niet het eten van vlees is, maar de ontdekking van het koken, dat een afwijkende evolutionaire ontwikkeling van de mens veroorzaakte. Hij leent hiervoor uitgebreid van andere wetenschappen als de biologie, plantkunde, dieetkunde en de ethologie. Het boek besluit met een uitgebreide literatuurlijst en een register. Het betoog is soms arbitrair, maar al met al interessant leesvoer.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.