Beschikbaarheid en plaats in de bibliotheek
ARhus - De Munt magazijn
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Voltaire, 2009 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 316.1 LAFA |
Besprekingen
31/12/2010
Arbeid is geen deugd
Twee traktaten over luiheid
'Een merkwaardige waanzin heeft bezit genomen van de arbeidersklasse van de landen waar de kapitalistische beschaving overheerst. Deze waanzin brengt de individuele en sociale noden met zich mee die sedert twee eeuwen het trieste mensdom kwellen. Deze waanzin is de liefde voor de arbeid, de morbide hartstocht voor het werk, doorgedreven tot aan de uitputting van de levenskrachten van het individu en zijn nageslacht.' Zo begint Het recht op luiheid (1883) van Paul Lafargue, de man die met Karl Marx' dochter gehuwd was. In dat korte pamflet toont Lafargue aan hoe de veronderstelde deugd van de arbeid een uitvinding is van de kapitalist en dat de luiheid onterecht een slechte reputatie geniet aangezien ze veel dichter bij de menselijke natuur aansluit dan de arbeid.
Dezelfde gedachte vindt men in het korte opstel Luiheid als levensdoel van Kazimir Malevitsj. In een briljant essay argumenteert Malevitsj dat de mens eigenlijk de luiheid nastreeft en enkel werkt om die luiheid te bereiken, namelijk om ooit, in een ideale toekomst (bijvoorbeeld tijdens het pensioen) niet meer te hoeven arbeiden. De ironie van de deugd van de arbeid is bovendien dat de mensen die het hardst de deugd van het werk bezingen ook de mensen zijn die zelf niet werken, namelijk de kapitalisten. Wat is een kapitalist anders dan iemand die andere mensen voor zich laat werken? De deugd van de arbeid is dan ook niets anders dan een ideologisch onderdrukkingsmechanisme: iedereen streeft van nature in feite naar de luiheid en werkt enkel maar om die luiheid te bereiken. De perversie van het kapitalisme ligt uiteraard in het feit dat de lonen dermate laag worden gehouden dat de arbeider nooit het punt bereikt waar hij van de luiheid kan genieten.
De bevrijding van de mens in de moderniteit is in dit opzicht een illusie. Lafargue merkt in zijn traktaat op dat de Franse Revolutie het volk enkel van het juk van de kerk heeft bevrijd om het vervolgens onder het juk van de arbeid te plaatsen. Met het scheiden van kerk en staat werd meteen ook een hele reeks kerkelijke feestdagen, waarop het streng verboden was te werken, aan de deur gezet. Malevitsj merkt trouwens op dat God zelf de grootste luiaard aller tijden is: hij schiep gedurende zes dagen en rustte de zevende dag. Aangezien er niets meer op die zevende dag lijkt te zijn gevolgd, mogen we rustig veronderstellen dat de zevende dag een eeuwige ledigheid is.
Deze twee traktaatjes zijn zeer actueel. Het argument van beide marxisten (want Lafargue en Malevitsj vertegenwoordigen het beste en meest emancipatorische denken in de marxistische traditie) kan moeiteloos worden geëxtrapoleerd naar onze huidige politici, die ons op het hart drukken dat we allemaal langer en harder zullen moeten werken om de crisis en de uitdagingen van de toekomst (pensioenen en sociale zekerheid betaalbaar houden) veilig te stellen. Ondertussen waagt niemand het te raken aan het kapitaal van de superrijken, krijgen fraudeurs die miljoenen opzij hebben gezet fiscale amnestie en is er geen geld om de laagste uitkeringen op te trekken. Die politici zelf incasseren ondertussen maandlonen die even hoog zijn als het bedrag waarmee sommige mensen het een heel jaar moeten zien te rooien. Als je er zo knus voor zit, is het uiteraard heel makkelijk om de deugden van de arbeid te bezingen en de ondeugd van de luiheid te veroordelen. Arbeid is geen deugd: vandaag is het vooral wat de gewone man willens nillens moet doen omdat de overheid privileges van kapitalisten in stand houdt in plaats van te regeren in het belang van het algemeen.
Lafargue en Malevitsj wijzen op een oude waarheid: de mens wil helemaal niet werken, de mens wil lui zijn en genieten. De libertijnen, die hogepriesters van het lichamelijk genot, hadden het dan ook altijd al bij het rechte eind. Marx staat trouwens dicht bij deze traditie, want arbeid moest voor Marx vooral zinvolle en vervullende arbeid zijn, het soort arbeid dat een mens met plezier vervult, niet het soort arbeid dat moet omdat het nu eenmaal moet. In de filosofie heeft de luiheid echter nooit op veel verdedigers kunnen rekenen, al mag de cynicus Diogenes als een uitzondering gelden. In de christelijke denktraditie geldt luiheid als een van de hoofdzonden. Een klassieke tekst die wel spreekt voor het kamp van de luiheid is uiteraard Friedrich Schlegels briljante romanfragment Lucinde (1799), dat vandaag nog steeds heel erg het lezen waard is en een lofzang op de luiheid combineert met een pleidooi voor de losbandigheid en een aanzet tot l'art pour l'art. En ook Freud deed zijn duit in het zakje, want het lustprincipe is uiteindelijk de zoektocht van het organisme naar onverstoord evenwicht, een inwendige balans die door geen enkele drift wordt verstoord; niet meteen het soort toestand die in de hand wordt gewerkt door hard labeur.
Deze twee traktaatjes zijn bevlogen pamfletten voor de luiheid die de lezer inspireren en treffen door hun vanzelfsprekende juistheid en waarheid. Beide boekjes zijn bewust bescheiden gehouden: dunne paperbacks die in de jaszak passen, bijna om ze als dissident brevier bij de hand te hebben. Een dagelijkse herinnering aan die oude wijsheid die op iedere schoorsteenmantel hoort: het zijn zotten die werken. [Christophe Van Eecke]
Menno Gnodde
Sociaal-economisch betoog tegen de kapitalistische moraal. Vanuit de stelling dat "alle individuele en sociale ellende is ontstaan uit hartstocht voor de arbeid" beschrijft de marxistische arts Lafargue (1842-1911) rijkelijk onderbouwd en toegelicht hoe de industriële revolutie met name in Frankrijk verwordt tot een "tijdperk van pijn, leed en verderf", waarin overproductie en alle uitwassen van dien mensonterende en verslavende sporen trekt. Het recht op arbeid is hier niets anders dan het recht op ellende. Alleen onder het regime van de luiheid kan de mens zijn oorspronkelijke levenslust hervinden. Een krachtige demystificatie van het begrip arbeid, als het ware een prelude tot het fenomeen betaalde vakantie en werkweekverkorting. Een korte biografie van Lafargue en noten completeren deze uitgave. In hun afwijzing van een krachten en vreugden ondermijnende ouderdom kiezen Lafargue en zijn vrouw Laura, dochter van Karl Marx, in de nacht van 26 op 27 november 1911 voor de dood. Principieel tot het einde! Een eerdere vertaling (van de bekende anarchist Anton Constandse) verscheen in 1974 bij de Arbeiderspers.
Suggesties
Krijg een e-mail wanneer dit item beschikbaar is
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.