Bont : uit de zoo van Charlotte Mutsaers
Charlotte Mutsaers
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Wereldbibliotheek, cop. 2009 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 12640 |
31/12/2009
De gedichten in Zoem!, het tiende boek van de Nederlandse dichter en essayist Marc Kregting, zetten je in de eerste plaats aan om te zoeken naar iets dat houvast biedt in de heterogene vloedgolf van taal die je over je heen krijgt. De titelloze gedichten ? 55 tekstblokken met regels die telkens ongeveer dezelfde lengte hebben ? zijn nl. opgebouwd uit woorden die een veelheid aan mogelijke betekenissen genereren. Een overkoepelende context die ervoor zorgt dat je daar één betekenis kan uitfilteren is er niet, zodat de gedichten alle kanten tegelijk opgaan. Bovendien struikelt de lezer meermaals over een opzettelijk stroeve zinsbouw, een haperend ritme, termen die werden opgedist uit jargon, dialect of een ver verleden... Eén uit vele voorbeelden: "Vergeet gezelligheid, meme / de vlekken. Klosgaren vergt een pan waterzooi. / Doe door, later de sappige soapontwikkelingen."
De ondertitel leert dat Kregtings nieuwe bundel 'evoluties' bevat, en die term kan je ? opnieuw in al zijn betekenissen ? aangrijpen om enigszins vat te krijgen op de bundel. Zo is de evolutie al meteen aanwezig op de binnenkant van het omslag, waarop de donkere buitenkant van de bundel geleidelijk overloopt in de witte ruimte van de poëzie. Daarna volgen gedichten die gevat zitten tussen gedachtestreepjes, waardoor ze de indruk wekken dat ze terzijdes zijn bij één afwezige hoofdzin. Die kan dan gezien worden gezien als de weggesneden context, of als een constante, niet in taal te vatten 'stroom'. Soms sijpelt er ook wat taal het wit binnen. Drie keer vinden we onderaan de pagina, buiten het gedicht, een platitude over hoe het vroeger was, bv. "Nee, dan vroeger. Toen waren we zelfs bij met het wóórd cadeau." In de gedichten lijkt bijgevolg een stem aan het woord die de veranderlijke werkelijkheid zelf wil laten spreken, maar die ook het getetter niet kan negeren waarmee die werkelijkheid voortdurend wordt gereduceerd of opgeleukt: "Je beklaagt ze de / krullenjongens. Wat ze proberen, / in niets iets te branden [...] Zij hebben / een hard hoofd. Volgen definities, / zakken vol hemel."
Dat getetter neemt in de gedichten o.a. de vorm aan van "men", dat zowel zou kunnen staan voor de massa en de stem van de consensus in elk individu, als voor de mens als abstractum (vaak wordt de genitief "mens" gebruikt). Tegenover deze mensenkoek, die alles ? zelfs de twijfel en de onbeslistheid ? al bij voorbaat weet in te passen in categorieën, staat een "je" dat moeilijker te definiëren valt: meestal lijkt het (een afsplitsing van) de spreker te zijn, maar af en toe lijkt de je-figuur ook te verwijzen naar een ander. Met die en enkele andere personages schept Kregting verhalen, 'evoluties', die steeds weer van vorm veranderen omdat alle parameters verspringen als je een bepaalde passage anders bekijkt. Eenduidig interpreteren betekent dan ook de mogelijke verhalen geweld aandoen, maar géén 'verhaal' zien is al even onmogelijk. Zo wordt er in de gedichten (mogelijk) een vergadering belegd of strijd gestreden, volgen we een tocht met een postkoets...
Door tal van herhalingen en echo's strekken zich ook enkele evoluties uit over de gehele bundel: die van dier tot mens, van kind tot volwassene, van de recente geschiedenis etc. Een lineair verhaal van het 'men' biedt de bundel dan wel niet, een mogelijkheid om verschillende samenhangen te ontwaren wel. Ondanks de strijd tegen de dwang om te categoriseren ("Dat je je tegen / spons geworden water afzet"), de officiële vormen van kennis ("opgeleide stromen") en het vergoddelijkte consensusdenken ("de verenigde lippendienst"), lijkt Kregting in zekere zin ook zelf te mikken op een overkoepelende term, hoe ambivalent die ook mag zijn. Aan de hand van een uitgesponnen metaforisch spel waarin de elementen water, lucht, aarde en vuur elkaar besmetten, wekt Kregting nl. een soort 'alles' tot leven, een onreine en heterogene eenheid. Zo ontmoet de vloeistof uit in de bundel op een gegeven moment de aarde, zodat de twee samenkomen in een troebele en stroperige modder. Tegelijk tast Kregting hier ook zijn eigen beeldentaal aan; ook water is maar een gemankeerd beeld voor wat onvast is.
Ondanks deze scepsis wordt in de bundel meermaals gehoopt op een woord van een hogere orde. Een boodschap lijkt die uiteindelijk niet te hebben, en het is ook maar de vraag wie deze orde sticht: "? Zoem! Wat was dat? Het kan dat je / dat zelf zou zijn (en de liefde dan en / de waarheid?). Dagloners kennen wel / van het oneindige bewegen de galm, [...]". "Zoem!": het is misschien een nonsensicaal antwoord, maar het is alleszins niet niets. De regels suggereren zelfs, hoe paradoxaal ook, een soort religiositeit die voor de hedendaagse mens iets vreemds is geworden.
De manier waarop Kregting in Zoem! iets weet te vatten van het oneindige bewegen, schuilt uiteindelijk niet zozeer in de metaforiek, maar wel in al die particuliere zaken die ik niet zomaar kan inpassen in een recensie. Met die elementen bouwt Kregting een bijzonder eigengereid en rekbaar Nederlands vol (vaak humoristische) spitsvondigheden. Daarnaast is het ook een taal die zichzelf voortdurend weerlegt, zodat je in de gedichten, tegen beter weten in, op zoek wil blijven gaan naar een samenhang. Zoem! is dan ook geen bundel die de talige samenhang zomaar afbreekt: Kregting maakt het net opnieuw mogelijk om andere betekenissen toe te kennen aan de werkelijkheid. "Je opent en tube componentenlijm bij het / reglement van internen, terwijl je glas knaagt ?", zo luidt het einde van het eerste gedicht. In die zin is de poëzie van Kregting een dubbelzinnig wapen tegen zowel een cynisme dat voorkomt uit de idee dat de wereld al volledig gekend is, als tegen een nihilisme dat elke zin meteen afdoet als onzin. [Koen Sels]
Albert Hagenaars
Deze dichtbundel van Marc Kregting (Breda, 1965) stoelt op twee technieken. De belangrijkste is inhoudelijk en gebruikt woordvelden die de leesverwachting ondermijnen en een alternatieve logica vormen. Hoe nieuw de verbanden ervan ook zijn, Kregting presteert het om enige gedachte aan toeval te vermijden. Juist door het uitschakelen van vrijblijvendheid vergaren zijn teksten een eigen realiteit. De tweede is grammaticaal van aard en tast de gebruikelijke zinsvolgorde aan. Gecombineerd leveren deze technieken dan regels op als: "Landschap van honing, der allen makkers / moest je het. Al keerde je de gezoete kop, / enige horens ontbraken." Dit fragment bewijst dat Kregting een hoogst karakteristieke stijl hanteert die echter van een heel klein aantal lezers de kans zal krijgen zich als een bijzondere gewaarwording te laten gelden. De gedichten zijn verhalende teksten met overwegend korte regels boordevol ontwikkeling (vandaar ook de ondertitel 'Evoluties'). Ze kunnen uitstekend apart gelezen worden. Wie graag taaltochten onderneemt, zal lang van huis kunnen blijven.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.