Verboden liefdes : verhalen uit Boccaccio's Decamerone
Ed Franck
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Davidsfonds, 2008 |
VOLWASSENEN : ROMANS : BROW |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Davidsfonds, 2008 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 1342 |
31/12/2009
In 1652 zette Jan van Riebeeck in opdracht van de Verenigde Oost-Indische Compagnie voet aan wal op Kaap de Goede Hoop om er een verversingspos op te richten. Een van de bezienswaardigheden in Kaapstad is nu nog steeds de tuin van Van Riebeeck. Voor zijn roman Tuin der plagen keert Russel Brownlee terug naar de periode eind 17e eeuw, meer bepaald de jaren 1685 en volgende. Bevelhebber aan de Kaap is op dat moment Simon van der Stel (de man naar wie later Stellenbosch werd genoemd). Als het Nederlandse schip 'De Tulp' aanmeert in de Kaap met vier dode passagiers aan boord doet al snel het gerucht de ronde dat de pest zou zijn uitgebroken. Een van de Nederlandse kolonisten ter plekke, dokter Adam Wijk, ontfermt zich op vraag van Van der Stel over het enige meisje dat de ziekte heeft overleefd. Van pest is geen sprake, het blijft zoeken naar de ware toedracht van de zaak. Mondjesmaat geeft Russel prijs wat Adam Wijk naar de Kaap heeft gedreven en waarom die zich zo nadrukkelijk bezighoudt met allerhande experimenten met kruidenmengsels. Parallel aan het verhaal over Adam Wijk schetst Russel de gespannen verhoudingen tussen de Kaapse kolonisten en de manier waarop die met de oorspronkelijke bevolking omgaan. Treffend hier is het beeld van de Bosjesman die gevangen wordt genomen en daarna als een rariteit wordt geëxposeerd ten behoeve van de kroeglopers en ander tuig dat er vertier komt zoeken. Binnen deze verhaallijn wordt dan ook duidelijk gemaakt welke plannen er gesmeed waren door de uitbaters van de kroeg op de Kaap met de gestorven vrouwen én met het meisje dat gered kon worden. Tuin der plagen, het debuut van Russel Brownlee en bekroond met de Olive Schreiver Prize in Zuid-Afrika, hangt via de historische verhaallijn een indringend beeld op van de situatie op de Kaap eind 17e eeuw. Ook het psychologische profiel van de personages is degelijk in kaart gebracht. Brownlee verlaat overigens het pad van de rechttoe rechtaan vertelling, zodat de lezer zelf mee het geheel moet proberen te overschouwen. [Jooris Van Hulle]
J.A.M. van den Broek
De Zuid-Afrikaanse freelanceredacteur Brownlee schreef al jaren fictie, maar pas na begeleiding van zijn grote voorbeeld André Brink publiceerde hij deze eerste roman, die in 2006 werd bekroond met de Olive Schreiner Prize for Prose. Het verhaal speelt zich af in 1685 in een Nederlandse nederzetting op de Kaap en gaat over overlevers. Ook is het een zoektocht naar de vraag of het plakken van labels op dingen je er ook macht over geeft. Hoofdpersoon is Adam Wijk, tuinman en arts op de bevoorradingspost, en de aangewezen persoon om zich te ontfermen over het doofstomme meisje dat als overlevende van een door de pest geplaagd Nederlands schip komt. Een mooi liefdesverhaal ontwikkelt zich, terwijl Adams duistere verleden zich langzaamaan ontrafelt. In een wrang humoristische, korte en heldere stijl verbeeldt Brownlee het 17-eeuwse leven rond de Kaap. Door in te zoomen op de alledaagse gang van zaken op de post, bevolkt door kleurrijke personages die liever ergens anders zouden zijn, toont hij een heel eigen kijk op het koloniale verleden. Het verhaal boeit en verrast tot het einde. Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.