De stille zee
Jeroen Van Haele
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Lannoo, 2008 |
Woord Jeugd Verhalen :
|
31/12/2009
Elke morgen, wanneer Rania opstaat om naar school te gaan, komt haar grote zus Souhaila pas thuis. Dan komt ze uit de stad, van het grote kantoorgebouw met wel 1001 gangen. "Drie ervan maakt ze schoon, elke nacht van tien tot zes". Als Souhaila thuiskomt, is ze moe en stinkt ze en zegt ze niet veel. Maar Rania lijkt het allemaal razend spannend. Dus gaat ze een nachtje mee met haar zus, naar het gigantische grijze gebouw dat wel op een blokkendoos lijkt. Terwijl Souhaila de gangen poetst, gaat Rania met een nieuwsgierige, haast gulzige blik, op verkenning in de donkere gangen waar maar geen einde aan lijkt te komen. De mannen die ze tegenkomt, vindt ze maar vreemd, soms haast griezelig. Zoals Fouad, die "zichzelf geweldig vindt omdat hij met de machine mag rijden". Of Manaparenko, de nachtwaker die ook schilder is en alles wat grijs is rood wil maken. En dan heb je nog Louis, de elektricien die altijd praat, ook als er niemand is. Rania vindt dat deze mannen maar vreemd doen tegen haar zus: "Ze [Fouad en Manaparenko] lijken het leuk te vinden ons te zien, maar op zo'n manier dat ik er weer bang van word". Ze lijken wel een spel te spelen: Souhaila is als een gek op zoek naar iets wat Manaparenko en Fouad verstopt hebben. Rania kan alleen maar achter haar zus aanhollen:
'Op min één drukken, Rania'
'Wat heb jij ineens?'
'Het zijn jouw zaken niet. Bovendien zou jij onzichtbaar zijn vannacht. Jouw woorden!'
'Jaja, maar ik dacht dat we gewoon gingen poetsen'
'Meekomen.'
Souhaila blijkt een schilderij te zoeken van Manaparenko waarop ze zonder hoofddoek afgebeeld staat. Gelukkig vertelt Louis hen waar het schilderij verstopt is. Als Souhaila het schilderij losknipt van de muur, horen ze een doffe knal: ergens in het gebouw is een bom ontploft. De zusjes zijn ongedeerd en worden gered door de brandweer. In het ziekenhuis vernemen ze dat Louis aan het schilderij het ontstekingsmechanisme van een bom verbonden had. Dit deed hij als protestactie tegen de dienst Vreemdelingenzaken, die haar hoofdkantoor in het gebouw had. Deze had immers geweigerd Louis' Ghanese vriendin een verblijfsvergunning te geven.
In 1001 gangen snijdt Jeroen Van Haele actuele thema's als cultuurverschillen in het algemeen en de moslimcultuur in het bijzonder, op kindermaat aan. Beetje bij beetje leert de lezer de moslimcultuur beter kennen én begrijpen. Op een zeer heldere en spontane manier worden best complexe thema's als het dragen van een hoofddoek of het uithuwelijken van het meisje door de ouders vertaald naar het niveau van 9-tot-12-jarige kinderen. Ook andere thema's die eerder verbonden zijn met de multiculturele samenleving in het algemeen, zoals het schijnhuwelijk, komen aan bod. Dat al deze onderwerpen uitgelegd worden vanuit allochtoon perspectief, maakt van 1001 gangen een even interessant als belangrijk boek.
De manier waarop Van Haele zijn lezers kennis laat maken met cultuurverschillen is meteen ook de grootste sterkte van dit boek. Zowel de multiculturele samenleving als de moslimcultuur zelf wordt bekeken vanuit het standpunt van de negenjarige Rania, tevens de ik-verteller. Doordat haar ouders in Tunesië geboren zijn, wordt ze door de samenleving beschouwd als allochtoon. Dat kan ze zelf maar moeilijk begrijpen:
'Souhaila, er staat nog een fout in de krant. We zijn in het Westen geboren, dan zijn we toch niet allochtoon?'
'Min of meer. we zijn hier geboren, maar onze ouders komen uit Tunesië. Daarom zal het altijd lijken alsof we uit het Oosten komen.'
'Dus we zijn hier geboren, maar we blijven allochtoon?'
'Zoiets.'
'Souhaila, we zijn zoals die voorwaarde. Iets tussen de twee in.'
Op een heel eenvoudige manier doet Van Haele zijn lezers nadenken over hoe het soms kan voelen om allochtoon te zijn. De keuze om dit te doen via vraag-antwoord-gesprekken tussen de dromerige, nieuwsgierige Rania en de nuchtere, 'wijze' Souhaila ? een rode draad door het hele boek ? werkt uitstekend. Rania registreert de wereld rondom zich met een haarscherpe blik, maar is soms te jong om alles te begrijpen. De vragen die zij zich in het boek stelt, zijn net die vragen die ook de jonge lezer zich kan stellen. Dankzij de antwoorden van Souhaila maakt de lezer dus samen met Rania beetje bij beetje kennis met het allochtone perspectief. Een dergelijke dynamiek biedt de auteur de kans om cultuurverschillen duidelijk uit te leggen zonder belerend over te komen:
'Souhaila, wat als papa voor jou een jongen zoekt waar je niet van houdt? Is dat dan ook schijnliefde?'
'Als papa een man kiest, zal het een goede man zijn. Een man van wie ik zal leren houden.'
'Zoals in de sprookjes van Duizend- en-een-
nacht?'
'Juist'.
Dat Rania naar de sprookjes van 1001 nacht verwijst, is niet toevallig. De titel licht al een tipje van de sluier: de sprookjesverzameling uit het Midden-Oosten duikt als een rode draad door het hele boek op. Zo wordt een abstract thema als verliefdheid uitgelegd aan de hand van "het verhaal van de nachtegaal die de witte roos zo liefhad dat hij haar hard aan zijn borst drukte". Of wordt Manaparenko, die Souhaila aan het lijntje houdt omdat hij verliefd is op haar, vergeleken met Sheherazade uit de raamvertelling van de sprookjes van 1001 nacht. Zij vertelt de sultan elke nacht een verhaal maar verzwijgt het einde, opdat de sultan haar niet zou doden aan het einde van de nacht en uiteindelijk op haar verliefd wordt. Bovendien gaat de rol van het sprookje in dit boek verder dan als een manier om moeilijke onderwerpen duidelijk voor te stellen. De manier waarop Rania kijkt naar de wereld rondom zich, is ook sprookjesachtig. Een mooi voorbeeld zie je in de titel van het boek: door de toespeling op '1001 nachten' worden de saaie, ontelbare, eindeloze gangen plots als iets mysterieus, haast spannends voorgesteld. Dat Rania haar eigen sprookje maakt van wat zich rondom haar afspeelt, betekent niet dat ze de realiteit mooier voorstelt dan die is. Daarvoor observeert ze te accuraat en voelt ze de dingen te goed aan: "Souhaila kan nergens om lachen en dat ligt aan de gangen". Het sprookjesachtige zit veeleer in de manier waarop ze de werkelijkheid probeert te vatten. Met haar kinderlijke, verwonderde blik giet ze de soms moeilijke werkelijkheid in een veel duidelijker geheel:
(Rania tegen Souhaila:) 'Welke man wil jij later?'
'Een stille.'
'Geen mooie?'
'Een verstandige'
'Geen lieve?'
'Een miljonair!'
'Geen kunstenaar dan.'
'Tenzij het een miljonair is.'
'Als we thuis zijn, doen we een wens, zus. We gaan voor de spiegel met de gouden randen staan en we wensen voor jou een stille verstandige miljonair.'
Deze continue ontmoetingen tussen sprookje en werkelijkheid neemt ook Myriam Kalaï mee in haar prachtige illustraties. Het coverbeeld toont het saaie kantoorgebouw van achter sprookjesachtige, oosterse gordijnen. Op een tak met doornen zit de nachtegaal. De tekeningen in het boek zelf getuigen van een eenvoudige, maar toch eigen stijl. De collagetechniek waarbij foto's van gangen, keukens of gebouwen gecombineerd worden met duidelijke, eigentijdse tekeningen sluit bovendien perfect aan bij het verhaal.
Het sprookjesachtige komt ook terug in Van Haeles uitgesproken stijl, waarin een sterke symboliek en het zintuiglijke een belangrijke rol spelen. De kunstenaar Manaparenko spreekt zelfs bijna uitsluitend in beelden:
'Ja, het is zoals met mensen. Als ze grijs worden, kun je er paars of geel aan toevoegen, grijs blijven ze.'
'Hun haren bedoel je?'
'Nee, hoe ze zijn' .
'Ik dacht even aan de overbuurvrouw, die heeft grijze haren met een paarse schijn.'
'Ik heb het over hoe mensen kijken en praten. Beter nog, over hoe mensen doen.'
'Hoe doe ik?'
'Jij doet rood en kanariegeel.'
'Hoe doet mijn zus?'
'Souhaila daalt af naar grijs.'
Niet alleen de beelden spelen een belangrijke rol. Ook aan het taalgebruik zelf lijkt Van Haele grote aandacht te besteden. Zowel de zinsbouw als de woordkeuze zijn sterk uitgebalanceerd, soms zelfs op het poëtische af: "Er zijn geen muren. Alleen ramen. De ramen spelen voor muur. Ze hebben een blauwe schijn."
Toch heeft Van Haeles bijzondere stijl ook een niet te onderschatten nadeel. 1001 gangen is een prachtig, maar voor kinderen ook moeilijk boek. De spanningsboog op het verhalende niveau primeert sterk op de spanningsboog op plotniveau. Pas halfweg het boek komt hier verandering in: dan begint de zoektocht naar het schilderij. Door dit gebrek aan een sterk opgebouwde verhaallijn zullen minder goede lezers het moeilijk hebben om onderweg niet af te haken. De dialogen met Manaparenko zijn soms wel erg zweverig, op het geconstrueerde af:
'Mag het?'
'Wat?'
'Hier 's nachts schilderen.'
'Ik schilder toch, niet?'
'Dus het mag?'
'Dat weet ik niet.'
'Ben je hier elke nacht?'
'Zo ongeveer.'
Dat Van Haele schrijftalent heeft, is duidelijk. Of dit boek eindelijk zijn grote doorbraak zal beteken, valt voorlopig af te wachten. Laten we hopen van wel, want 1001 gangen<:i> is een boek dat door zijn wonderlijke benadering van een brandend actuele thematiek in elke schoolbibliotheek zou moeten liggen. [Marit Trioen]
Eric Vanthillo
ua/an/22 j
De Tunesische Souhaila poetst 's nachts in het hoofdkantoor van de dienst Vreemdelingenzaken in de grote stad. De duizend en een gangen in het gebouw spreken tot de verbeelding van haar kleine zusje Rania, die na veel zeuren eindelijk eens mee mag gaan met haar zus. Tijdens deze nacht maakt ze kennis met de andere nachtwerkers, zoals de immer stoere Fouad die met zijn machine de gangen poetst, de nachtwaker Manaparenko die ook schildert en de zwijgzame electricien, Louis. Stuk voor stuk raadselachtige figuren die Rania's nieuwsgierigheid aanwakkeren. Zo ontdekt zij geheimen en raadsels; het leven van haar zus blijkt niet zo gewoon te zijn. Er is blijkbaar een spel aan de gang tussen deze mensen en haar zus, dat deze nacht door het doorzettingsvermogen van Rania tot de ontknoping leidt. En tegelijkertijd ontploft er een bom in het gebouw. Heeft die ook met het spel te maken? Souhaila en Rania ontsnappen ternauwernood aan de aanslag en vernemen achteraf de ware toedracht ervan in een krantenbericht. Met zuinige zinnen en poëtische bewoordingen schrijft Van Haele een fascinerend, eigentijds verhaal waarin hij tal van problemen van de multiculturele samenleving opwerpt. Hij doet dit vanuit het standpunt van de jonge Rania, waardoor het verhaal een grote dosis verwondering meekrijgt en het nooit zwaar op de hand wordt. De dromerige, speelse Rania is een duidelijke tegenpool van haar vastgeroeste zus. Rood en grijs staan tegenover elkaar en beïnvloeden elkaar. In het geheel mist het verhaal echter cohesie. Vrij lang lijkt het om poëzie te gaan, gecombineerd met sterke beelden en sferen, waarin de sprookjes uit 1001 nacht en wat zich afspeelt in deze nacht in de 1001 gangen aan elkaar gelinkt zijn. Maar halverwege slaat dit gevoelige deel om in een spannende zoektocht, die eindigt in een moordende aanslag. Myriam Kalaï weet de combinatie van de sprookjessfeer en de realiteit mooi te vatten in sfeervolle beelden die bestaan uit luchtige tekeningen en verrassende collages.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.