Oorlog en terpentijn : roman
Stefan Hertmans
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2022 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : HERT |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2008 |
VOLWASSENEN : ROMANS : HERT |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2008 |
VOLWASSENEN : ROMANS : HERT |
Geert Van der Speeten
te/ep/26 s
Is er een groter verschil denkbaar dan tussen de nieuwe roman van Stefan Hertmans en een artikel in een glossy vrouwenblad met de titel 'Onze redactrice getuigt: mijn leven als slettenbak'?
Het onderwerp lijkt op het eerste gezicht verwant. Een vrouw stort zich in de passie en in haar ongeluk, en rapporteert daar voortreffelijk en zonder zweem van cynisme over. Alleen is Hertmans' vrouwelijke hoofdpersonage allesbehalve sensationeel, en haar liefdesperikelen zijn dat al evenmin. De veertigjarige Jelina is ook geen journaliste. Ze is het type van de introverte, in gedachten verzonken piekeraarster. Liefdevol legt Hertmans haar in Het verborgen weefsel onder het ontleedmes: de draaikolk van emoties waarin ze belandt, hoe ze hunkert naar het simpelste geluk.
Hertmans' grote inlevingsvermogen kennen we al sinds Naar Merelbeke, waarin hij het genre van de heimatroman een groteske draai gaf. In Als op de eerste dag verschoof het gezichtspunt van kinderen naar pubers en volwassenen. Na de heftige, donkere thriller Harder dan sneeuw was het blijkbaar weer tijd voor een introspectief boek.
Jelina vindt van zichzelf dat ze aan een 'geluksneurose' lijdt. Het valt haar lastig om zichzelf te aanvaarden zoals ze is. Op haar veertigste maakt ze de optelsom: haar man, haar kind, haar minnaar, maar vooral ook haar schrijverschap en haar drogbeelden. Ze is tevergeefs op zoek naar evenwicht, innerlijke rust, 'vrede in haar gedachten'. In ongeveer tweehonderd dagboekachtige fragmenten, variërend van enkele aforistische regels tot anderhalve bladzijde, laat Hertmans haar peilen naar wat er verandert in haar leven. Waarom heeft ze zo weinig vat op 'al die kleine onzinnigheden die er werkelijk toe hebben gedaan?' Haar versplinterde ik komt vol in beeld.
Schaduwboksen
Het centrale hoofdstukje, waarnaar de titel verwijst, gaat over de onzichtbare levensdraad uit de antieke mythologie. Niemand heeft er greep op. Het verborgen weefsel, schrijft Hertmans in een poëtische bui, 'weeft zichzelf terwijl het rafelt en vergaat'.
Met zo'n thema beland je al snel bij peilloze melancholie, een stemming waar dit boek nogal eens op een vermoeiende manier omheen cirkelt. Jelina koestert haar dwaze en broze verdriet zoals in het vers van Maurice Gilliams waar slim naar verwezen wordt: 'Wie was het ook alweer die zei dat een gedicht maken zoiets was als het blazen van een zeepbel om een kever?'
Meer nog dan in het echte leven neigt Jelina als schrijfster naar introspectie en distantie. Ze zoekt de wonde bewust op. Van haar gedichten en journaals vangen we hier en daar een glimp op via ingenieuze spiegeleffecten.
Dan is er in plaats van een tekort plots een teveel. Wanneer het boek ongeveer twee derde is gevorderd, wordt ze tot over haar oren verliefd. Van de man in kwestie krijgen we alleen de contouren te zien, door de gekleurde bril van Jelina die bovendien vooral haar eigen hartslag in de gaten lijkt te houden. Passie en betovering kantelen langzaam in ontgoocheling. Wat rest, is een reddeloos gevoel van eenzaamheid, dat alleen nog te sublimeren valt. Dankzij 'de verhevenheid van een verongelijkt verdriet' kan Jelina zich een tragische heldin voelen.
De vluchtroute die Stefan Hertmans aan het slot voor haar open houdt, is een van de zwakke punten van dit plotloze boek. Na zijn verrassende vorige romans komt de auteur hier akelig dicht bij een partijtje schaduwboksen. De abstractiegraad is hoog. Jelina lijkt voortdurend te zweven in het leven, als een personage dat uit louter geest bestaat. Voor de andere figuren geldt dat nog meer. Het kind blijft een schim, met welgeteld één clichématige quote ('geen ruzie maken!').
Gelukkig is er de stijl van deze compacte roman, die flirt met poëzie. De beelden en krachtige observaties zijn te herkennen als vintage Hertmans. De fijngevoelige zinnen waarmee hij het portret schetst van een licht neurotische, postmoderne vrouw, zijn dat evenzeer.
STEFAN HERTMANS
Het verborgen weefsel.
De Bezige Bij, 156 blz., 19,90 euro.
Gudrun De Geyter praat met Stefan Hertmans en Robert Menasse.
Zondag 5 oktober, 14u, Atelier.
Herman Jacobs
rt/aa/11 m
Ze wilde niet gelukkig zijn, maar tevreden. Zo schreef Peter Handke over zijn Linkshandige vrouw (1976), Marianne, dertig, die haar man verlaat en met hun zoontje alleen achterblijft - en waarom eigenlijk? Het boek gaf geen antwoord, stelde de vraag zelfs niet, toonde alleen wat het geval was. De nieuwe roman van Stefan Hertmans, Het verborgen weefsel , is hier op de een of andere manier familie van, al is zijn (eveneens linkshandige) hoofdpersonage wél op geluk uit. Dit is het portret-in-scherven (getekend in vignetachtige fragmenten) van een schrijfster, Jelina. Een vrouw van veertig met man en dochtertje, die lijdt aan het leven en zichzelf. Dat vindt ze tegelijk weemakend en welhaast onfatsoenlijk narcistisch, zodat je een zichzelf aanzwengelende spiraal van hyperbewustzijn en zelfverachting krijgt. Maar wat moet een derwijze bedraad mens dan ánders? Je kunt je eigen aard niet wissen, en misschien is er wel iets van authenticiteit (terug) te vinden in de poging zichzelf te verdragen.
Eén fragment: 'Je kan kiezen tussen wereldvreemd en levensvreemd, zegt ze. Ik vervreemd liever van wat men de wereld noemt dan van wat ik mijn leven noem. Nee, zegt Hans, je moet ernaar streven het verschil tussen beide op te heffen. We zijn weer goed bezig hè, zegt ze.' Voor mensen als Jelina is het maar goed dat er mensen als haar liefhebbende man Hans bestaan - die haar overigens toch ook niet kan behoeden voor de kolk in haar ziel, en voor de minnaar(s) die zij neemt. En voor de literatuur is het goed dat er, behalve ook nog heel andere boeken, toch ook nog steeds zulke als Het verborgen weefsel verschijnen. Verzenuwing, schrijven-over-schrijven, intellectualisme, het resoneert thematisch allemaal mee in dit boek - máár maakt er niet het wezen van uit. Literatuur hoeft geen snoepwinkeltje of kermisattractie te zijn. Een boek over de onleesbaarheid van het leven, dat zelf allesbehalve onleesbaar, af en toe zelfs buitengewoon accuraat en subtiel verwoord is - eigenlijk is het best een kunststukje, wat Hertmans hier voor elkaar heeft gekregen.
STEFAN HERTMANS, HET VERBORGEN WEEFSEL , DE BEZIGE BIJ, AMSTERDAM, 156 BLZ., 19,90 EURO.
31/12/2008
Een vrouw van bijna veertig, schrijfster, gehuwd, moeder en minnares, gaat door een diepe existentiële crisis. Een nieuwe passie en het voorspelbare échec ervan dwingen haar uiteindelijk tot een radicale beslissing: ze verlaat haar gezin en gaat op zoek naar haar zus die zij, omwille van een banale familieruzie, al tien jaar niet meer gezien heeft. De verhaaldraad van Het verborgen weefsel, de nieuwe roman van Stefan Hertmans, is (gewild) dun. Het weefsel waarvan sprake is immers niet geweven uit spectaculaire gebeurtenissen en feiten. Hertmans roman is veeleer een ontrafeling van de weinige feiten in het leven van het hoofdpersonage Jelina. En veel meer nog is het een ontrafeling van het dagelijkse gevecht dat zij levert met zichzelf en met de (on)mogelijkheid van haar bestaan als schrijfster, echtgenote, moeder en minnares. Alles beleeft ze aan de rand van de (zelf)destructie. Iedere kans die haar geboden wordt op geluk of tevredenheid, ontkracht ze. Zonder precies te weten waarom. Ze slaagt er niet in om de kloof tussen haar intiemste gedachten en gevoelens en de buitenwereld te dichten. Maar ook haar eigen intimiteit, haar aanwezigheid bij zichzelf, ervaart ze als gespleten, pijnlijk en niet mededeelbaar, zelfs niet aan haar grote passie. Misschien vooral niet aan haar grote passie. De buitenwereld ervaart ze als in een droom, haar minnaar spreekt ze aan als "hersenschim van me". Haar boodschappen aan hem zijn evenveel vragen om afstand en afscheid als om nabijheid en weerzien. De zeldzame momenten van vrede vindt ze in de stilte van de natuur, in het woordeloze hijgen van de erotiek, en in de rust van het juiste woord. Maar ook die momenten hebben steeds hun donkere keerzijde: de vervreemding door een stom geworden natuur, de sentimentele afhankelijkheid in de liefde, en de literaire terreur van het cliché en het gevatte woord.
Het verborgen weefsel is opgebouwd uit fragmenten die meestal niet langer zijn dan een halve pagina en vaak korter. Ze zijn in de derde persoon geschreven, waardoor de auteur dicht op de huid van zijn personage kan blijven en toch een zeldzame keer het perspectief van een van de mannen kan innemen. In die fragmenten volgen we het eenzame overgeleverd zijn van Jelina aan zichzelf. L'enfer c'est les autres, schreef Satre. Maar het is vooral door haar eigen hel dat Jelina moet, op zoek naar de harde kern in zichzelf. Jelina is een schrijfster. Er duiken in de roman dus de nodige literaire en culturele verwijzingen op naar mythische vrouwen: de christelijke Eva, de heidense oervrouw Lilith, de heks Kundry uit Wagners Parcifal, de overmoedige Niobe en de trouwe Penelope uit de Griekse mythologie. Jelina onderstreept in een van de boeken die zij leest: "Zichzelf voortbrengen is het enige alternatief voor zelfvernietiging." Wellicht is dat Jelina's verlangen: het punt leren kennen van waaruit ze zichzelf opnieuw kan voortbrengen. Maar haar hele crisis is precies het besef dat die vrijheid om jezelf voort te brengen niet bestaat. Het eerste deel van de roman heet niet toevallig 'Het spook van de hoop'.
Het tweede deel van de roman, 'Het ontschoten woord', opent ? wellicht niet toevallig ? met een citaat uit een gedicht van de Oostenrijkse schrijfster Ingeborg Bachmann (1926-1973). Jelina heeft wel wat gemeen met de vrouwenfiguren die Bachmann in haar romans en verhalen portretteert, voortdurend balancerend op de rand van de afgrond. Het leven van haar personages wordt ontwricht door hun verlangens naar een man. Bachmann plande een driedelige romancyclus 'Todesarten', waarvan ze uiteindelijk alleen Malina (1971) voltooide. Daarin wilde ze manieren beschrijven waarop vrouwen door mannen tot wanhoop worden gebracht en de dood in gedreven. In 'Het ontschoten woord' staat een in dit opzicht wel erg bachmanniaanse passage. Jelina ontmaskert haar verlangens als drogbeelden die blijven doorwerken "zoals de vleugels van een onthoofde kip blijven fladderen, onder het met donderblad begroeide lage dak, de biomechanica en zijn redeloze dynamiek, terwijl de man, die ze maar al te goed gekend heeft, de bloedbevlekte bijl blijft afvegen in het vochtige, door avondzon beschenen gras, voorbij de vlinderstruik met zijn bladeren als wijzende vingers, een eindeloze replay, dromen en jaren lang, [...]." Later zal ze in een brief aan haar geliefde schrijven: "Ik ben verliefd geworden op het verlangen naar doodgaan dat je in mij hebt losgemaakt."
In Malina hoopt het vrouwelijke hoofdpersonage van haar minnaar "een zin te horen die mij verankert in de wereld." Ook Jelina hoopt op die verankering, maar ze beseft steeds scherper en pijnlijker dat geen man 'de honger naar de honger' die haar kwelt kan stillen. Naar het einde van de roman rekent zij genadeloos af met de passie voor haar minnaar: "Ik heb willen bestaan in zijn blik, dat is alles. Passie die niet eens hem betrof, maar iets in mezelf, een duister ding dat zich verder terugtrekt naarmate ik meer pogingen doe om het aan te raken in mezelf." Het is dat 'ding' dat Jelina probeert te omschrijven als haar harde maar ook ondoordringbare kern. In haar verhouding tot dat 'ding' ontwikkelt zich een soort van ethiek ? hier komt Lacan om de hoek kijken: "Er zijn dagen dat ze niets liever wil dan trouw zijn, trouw tot de dood, zoals Penelope. Maar trouw aan wat of wie? Aan dat verborgen weefsel, diep in haarzelf, dat zich uitbreidt zonder dat ze er iets van begrijpt? Overdag, waneer ze piekert en rookt en schrijft, rafelt ze het kleed weer uit, dat ze 's nachts in dromen heeft geweven." Toch lijkt ze gehoor te geven aan haar dromen, want daarin duikt haar verdwenen zus op. Is haar zus een van de draden in dat 'verborgen weefsel'? Maar om welk inzicht gaat het hier? Op dat ogenblik, zo verhaalt de roman, "leek er pas echt een lamp in haar hoofd stuk te springen". In een soort van trance schrijft ze op een gele post-it "het woord dat haar al die tijd ontschoten was" en trekt dan de deur voorgoed achter zich dicht.
Het verborgen weefsel is geen verhaal van sociale emancipatie of van bevrijding uit de beknelling van een huwelijk of een gezin. Jelina is een 'vrijgevochten vrouw' in de betekenis die het feminisme eraan geeft: ze heeft haar vrijheid, haar beroep, haar onafhankelijkheid. Het existentiële weefsel waarin Jelina verstrengeld zit, is veel complexer en uiteindelijk 'verborgen': niet te kennen of te begrijpen, maar dwingend en bepalend. Haar nood om te schrijven, haar liefdesverlangen, haar familiebanden: even ondoorzichtige als determinerende afhankelijkheden. Daarom is Het verborgen weefsel geen ontroerende roman, al zou je dat op sommige momenten als lezer wel willen. Het lijkt alsof de schrijver dezelfde afstand tegenover zijn personage heeft willen behouden als zij zelf heeft tegenover zichzelf. De verdubbeling van die afstand wreekt zich daarin dat ook de lezer niet dicht genoeg bij Jelina kan komen om zich door haar te laten raken. Op welke manier dan ook. De lezer ziet haar verhaal in flarden aan zich voorbijkomen, herkent veel van haar eenzaamheid, haar absoluutheid en haar onmacht, maar hij voelt haar gevecht te weinig. Dat kan ook moeilijk anders met een hoofdpersonage dat genadeloos inhakt op haar sentimenten en emoties, en die ontrafelt tot ze in hun tegendeel omslaan of tot er niets meer van overblijft dan dodelijk restafval van de ziel. Jelina past nog het best in het rijtje van de 'vrouwenportretten' die Hertmans maakte in zijn toneelstuk Mind the Gap ? zijn 'herlezing' van de tragedies van drie vrouwen uit de Griekse mythologie, Medea, Klytaimnestra en Antigone: ook hier geen makkelijke psychologie en inleefbare emoties, maar een soort van waanzinnig 'raaskallen' tegen alle (mannelijke) redelijkheid in. [Erwin Jans]
C.H.M. Beijer
De 40-jarige Jelina, echtgenote, moeder en schrijfster, raakt in een diepe crisis als het haar niet meer lukt te schrijven. Afgesloten voelt zij zich van naasten en omgeving; man noch minnaars kunnen haar verlangen naar permanent geluk vervullen. Met de verdwijning van haar zus uit haar leven torst Jelina een zware last en schuld. De auteur (1951, Gent) heeft inmiddels een indrukwekkend en veelzijdig oeuvre geschreven, dat bestaat uit romans, novellen, poëzie, essays, kritieken en toneelstukken; zijn werk is in binnen- en buitenland bekroond. Zijn jongste, plotloze roman - verteld vanuit een personale zij-vertelster - is gecentreerd rond een erotomane, postfeministische vrouw, wier ongerijmde stemmingen, gedachten, gevoelens en zintuiglijke inpressies meesterlijk, poëtisch zijn verwoord. In haar lichtzinnigheid en grilligheid enerzijds en diepe melancholie anderzijds openbaart zich de verstrengeling van verlangen en ontgoocheling. Een fonkelende roman vol literaire allusies rond verlangde eenzaamheid die niet tot vrijheid maar gevangenschap leidt. Gebonden uitgave, kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.