De nazi en de kapper
Edgar Hilsenrath
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
IJzer, cop. 2008 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 7716 |
31/12/2008
Aan de hand van de twee vertalingen die er in de jaren '90 van hem zijn verschenen, Het sprookje van de laatste gedachte (1991) en De terugkeer van Jossel Wassermann (1995), zou je van Edgar Hilsenrath (1926) kunnen denken dat hij tot het type van de folkloristische joodse schrijver behoort. Maar dit jaar werd zijn tweede roman, De nazi en de kapper (1971) vertaald, over een nazi die dankzij z'n joodse uiterlijk de identiteit van een jeugdvriend aanneemt, en in Israël terrorist en held wordt. De roman waarmee de in Leipzig geboren Hilsenrath debuteerde, Nacht, werd in 1964 in Duitsland uitgegeven, maar werd vooral door de Amerikaanse vertaling een wereldsucces.
Het is een dik boek, veel te dik en daarom snel na te vertellen. Plaats van handeling is een getto in Prokow in 1942, in een deel van Oekraïne dat niet door de Duitsers maar door de Roemenen bezet is ? het racistische slachtterrein achter de frontlijn van het in Rusland oprukkende Duitse leger. Dit is al bijna meer dan er in de roman over de bredere context gezegd wordt. Vanaf de eerste zin is het perspectief dat van het getto, waar de joodse politie de orde handhaaft. In het getto gaat het om één huis, een nachtasiel waar in één ruimte veel te veel mensen opeengepakt zitten. Voor iedereen gaat het om eten en onderdak, en die zijn schaars. Wie geen slaapplaats heeft wordt 's nachts van straat opgepakt. Iedereen is uitsluitend bezig met eten zoeken, ruilhandel drijven, stelen, kortom: overleven. In het asiel is niemand veilig, zodra er iemand sterft wordt zijn slaapplaats ingenomen of verhandeld. In de roman wordt één haveloze man, Ranek, gevolgd. Anderen bekijkt hij alleen met het oog op wat ze hem te bieden hebben. De zijden onderbroek van de vrouw die zich op straat aan hem opdringt en door hem onderdak vindt, steelt hij om te ruilen voor wat eten. Als zijn broer opduikt en aan vlektyfus sterft, wrikt hij met een hamer diens mond open om de gouden tand te kunnen verhandelen. Wat Ranek nog aan gevoel had, is verdoofd. Hij is "iemand voor wie niets heilig is". Echt cynisch is dat hij in de ogen van anderen, hoewel ze door hem bedrogen worden, een fatsoenlijk man lijkt. Vaker wordt over hem gesproken als iemand die het niet lang meer zal maken. Honderden pagina's lang volgt het verhaal hem op zijn dagelijkse strooptochten, vooral 's nachts, slechts onderbroken door razzia's waarvan hij, tot twee keer toe, levend terugkeert. Hij heeft ook wel iets van een ouderwetse schelm.
"Een zinloze dag was weer ten einde", klinkt het ergens halverwege het boek, alsof de schrijver zelf genoeg heeft van de aaneenrijging van gruwelijke details. Aan de ellende komt immers geen einde, zelfs niet voor even, ook op papier is ze uitzichtloos. Maar is dit wel het verhaal van die ene man? Het zou de morbide toon verklaren. Toch wordt het verhaal slechts voor een deel van binnenuit verteld, en de toon is niet anders als anderen hem zien of de schrijver naar hem kijkt. Het rare is dan, om voor mezelf te spreken, dat ik als lezer al die gruwelen onaangedaan voorbij zie komen. Dat komt misschien omdat dit stukje getto zo sterk wordt uitvergroot dat er geen kader, dus ook geen context in beeld komt. Elk detail dient ter bevestiging van de constatering dat in zulke omstandigheden mensen erger zijn dan dieren; zo is het altijd geweest en zo zal het altijd blijven. Maar was voor die ontdekking een roman van vijfhonderd pagina's nodig? [Jacq Vogelaar]
Martin Mooij
Beschrijving van het leven, lijden en de dood van joden in een getto in een door de fascistische Roemeense regering bezette stad in de Oekraïne. Hier zijn geen gaskamers en verbrandingsovens, maar de naar dit getto gedeporteerde joden volgen een even wrede, maar langere lijdensweg naar de uiteindelijke dood. De Duitse auteur (1926) heeft deze deportatie overleefd, maar heeft veel aan den lijve moeten ervaren. Natuurlijk probeerden velen zo lang mogelijk te overleven, was er zwarte handel, ook een bordeel, een kapperswinkel en een café. Er waren ook grote verschillen tussen de min of meer welgestelde en de arme joden, zoals dat in de "normale" wereld ook het geval is, maar aan ontsnapping viel niet te denken. Er was de dreiging van razzia's, van executies of een langzamer verdelging. De auteur concentreert zich op een hoofdfiguur, Ranek, die om zo lang mogelijk te overleven ook van alles doet wat verboden is, zelfs een gouden tand uit de mond van zijn zojuist overleden broer wrikt en diens gezicht in het bijzijn van zijn schoonzusje daarbij ernstig beschadigt, maar die ook gevoelens van liefde en menselijkheid kent. Een belangrijk boek, maar dat soms wat stijf is vertaald. Het nawoord is van Arnon Grunberg. Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.