Kijken zonder zien : omgaan met historische foto's
Gie Van den Berghe
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Meulenhoff /Manteau, 2008 |
VOLW. : NON FICTIE : 905 BERG |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Meulenhoff /Manteau, 2008 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 905 BERG |
31/12/2009
Perfectionering als misdaad
Het is goed mogelijk om De mens voorbij, het nieuwe boek van Gie van den Berghe, als zelfstandig werkstuk te lezen. De auteur schrijft helder en overzichtelijk, veronderstelt weinig voorkennis en laat de feiten zoveel mogelijk voor zichzelf spreken. Toch neemt het boek in de bibliografie van de auteur een specifieke, met zijn eerdere werk samenhangende plaats in.
Eerder publiceerde Van den Berghe een boek, Met de dood voor ogen (EPO, 1987), over gedrag in de extreme omstandigheden van de nazikampen. Zijn conclusie: "Wie in een nazikamp zijn moraal niet kon bijstellen, overleefde dat niet lang." Hoewel dat boek op kritiek stuitte, kreeg het vooral veel bijval, ook van overlevenden. Met zijn tweede boek uit 1990, De uitbuiting van de Holocaust (Anthos, 2001), lag dat anders. Bestudering van ontkennersliteratuur bracht aan het licht dat het gangbare beeld daarvan niet klopte: behalve extreemrechtse waren er ook linkse en zelfs Joodse ontkenners. Duidelijk werd ook dat ontkenning samenhing met de exploitatie van de Holocaust door sommige Israëlische politici en de Amerikaanse Israëllobby.
Uit Joodse hoek regende het dan ook beschuldigingen van antisemitisme. Desondanks zette de auteur zijn onderzoek naar slachtoffers van de kampen voort. Er volgde een boek over ooggetuigenverslagen en een over "een Belgische kruimeldief" die, ook na de oorlog, disproportioneel werd gestraft. Maar het hek was pas echt van de dam toen Van den Berghe in 1996 het artikel Rekenkunde van het leed publiceerde, waarin hij betoogde dat de exclusieve aandacht voor het Joodse leed ten koste ging van andere slachtoffers. Opnieuw werd hij van antisemitisme beschuldigd, zijn werk werd geboycot en hij verloor een baan aan het United States Holocaust Memorial and Museum in Washington.
Nadat een door Van den Berge geïnitieerd plan om in een op te richten Vlaams Holocaustmuseum ook andere dan Joodse slachtoffers te gedenken door de opdrachtgever, de Vlaamse minister-president, was getorpedeerd, besloot de auteur het boek te schrijven dat de "Endlösung der Judenfrage", zoals de systematische moord op de Joden voor het eerst door Eichmann en later door de nazi's officieel werd genoemd, in een bredere context plaatst. Daarmee wilde hij bewijzen dat de Holocaust niet als een absolute breuk in de beschavingsgeschiedenis gezien kan worden, maar als een "ontsporing van die civilisatie, de in nachtmerrie verkeerde droom om de mensheid eens en voor altijd van alle ellende en kwalen te bevrijden."
Dat bredere perspectief leidde de auteur terug naar de verlichting, toen mensen voor het eerst beseften dat ze, na de dood van God en de langzaam tanende invloed van kerk en geloof, hun levenslot in eigen hand moesten nemen. Vertrouwen op de rede en successen op het gebied van wetenschap en techniek brachten de overtuiging dat het leven niet van meet af aan onwrikbaar was vastgelegd, maar dat het veranderbaar en dus tot op zekere hoogte maakbaar was. Het idee van de vooruitgang en de uiteindelijke perfectibiliteit van de mens doet zijn intrede.
Dit alles wordt door Van den Berghe uitgebreid en concreet in kaart gebracht. Vrijwel alle bekende en minder bekende auteurs komen aan het woord, meestal letterlijk, want Van den Berghe citeert uitgebreid en vat veel teksten samen in de woorden van de auteurs. Zijn boek krijgt daardoor eerder het karakter van een zorgvuldig gestructureerde collage, een patchwork van meestal thematisch en chronologisch samenhangende fragmenten, dan van een doorlopende theoretiserende of essayerende tekst. Van den Berghe toont, interpreteert mondjesmaat, en trekt pas conclusies als het demonstratiemateriaal overstelpend is.
Maar dat wil niet zeggen dat hij onderweg niet ook polemiseert met concurrerende benaderingen. In het hoofdstuk over de verlichting bv. zoekt hij voortdurend de confrontatie met Jonathan Israel, die hij ? terecht ? een wel erg rigide opdeling van radicale en gematigde verlichtingsdenkers verwijt. Zigzaggend door de oorspronkelijke teksten, met veel aandacht voor de 'gematigde' Voltaire, laat hij zien dat die essentiële verschillen eerder het resultaat van een constructie achteraf zijn dan dat ze steunen op het oorspronkelijke werk.
Het tweede hoofdstuk is het omvangrijkste en met het oog op Van den Berghes intenties het belangwekkendste. De geschiedenis is inmiddels zover gevorderd dat de droom van de verlichtingsdenkers over een betere wereld ? vooral Condorcet ging daarin heel ver, maar veel minder naïef dan vaak wordt aangenomen ? als gevolg van de industriële revolutie binnen het bereik van hun praktische realisering kwam. Maar dat leidde ook, zoals bekend, tot het ontstaan van een zeer omvangrijke, sterk verpauperde arbeidersklasse, waar, grof gezegd, op twee diametraal tegengestelde wijzen op werd gereageerd door de intelligentsia.
Progressieve theoretici als Marx en Engels zien in de uitgebuite arbeiders de motor van de vooruitgang en uiteindelijk van de communistische revolutie. Anderen zien in hen vooral een gevaar, een bedreiging, een lastenpost, een bron van ziekten, zedelijke verwildering, criminaliteit en degeneratie. Van groot belang werd het werk van Thomas Malthus, die het aanvankelijk nog voor de armen opnam, maar zich vanaf 1798 keerde tegen de armenwetten en tegen het utopische verlichtingsoptimisme.
Bij hem lezen we voor het eerst teksten die in de loop van de volgende twee eeuwen, tot op de dag van vandaag, in alle toonaarden herhaald zullen worden: hulp aan de armen is slecht, want in strijd met de wetten van de natuur. Die zorgden er vroeger voor dat deze zwakke, ongeschikte exemplaren voortijdig omkwamen, dus voor ze zich hadden kunnen vermenigvuldigen. Hulp en ondersteuning nemen de prikkel weg om hun lot op eigen kracht te verbeteren. Het is beter iets te doen aan hun ongebreidelde voortplanting en aldus aan het bevolkingsoverschot. Ook onwettige kinderen verdienen geen hulp, zij zijn het gevolg van "het wangedrag van hun ouders", zoals pauperisme in het algemeen als morele tekortkoming moet worden beschouwd. Zo gingen sociaaldarwinisme en eugenetica van meet af aan hand in hand.
Van den Berghe behandelt de evolutie van deze denkbeelden bij een groot aantal denkers. Veel aandacht krijgt Gobineau, een van de grondleggers van de racistische degeneratietheorie: degeneratie zou een gevolg zijn van rasvermenging, die dus ten koste van alles vermeden moet worden. Ook is er veel aandacht voor Houston Chamberlain, auteur van het door Hitler enthousiast begroete Die Grundlagen des neunzehnten Jahrhunderts (1899). Daarin wordt de stelling verdedigd dat de suprematie van het Arische ras wordt bedreigd door het 'mengras' van de Joden, een gevaar dat alleen bezworen kan worden door de Duisters van de Joden te bevrijden.
Maar de bedreiging van de volksgezondheid kwam niet alleen van de Joden. Eind 19e eeuw waren er talloze auteurs, medici en politici die eugenetische ingrepen bepleitten bij fysiek en psychisch gehandicapten van allerlei soorten. Het begrip 'negatieve levenswaarde' kwam in omloop, evenals het begrip 'Entartung' (in 1892), dat vooral toegepast zou worden op modernistische kunstwerken die van die zieke, gedegenereerde en parasitaire geest een direct bewijs zouden zijn. In 1891 verscheen het eerste eugenetische werk in Duitsland, met de nadrukkelijke les dat de vermenigvuldiging van "ongeschikten" moest worden verhinderd.
Eugenetica raakte vooral in de VS ingeburgerd, dwangsterilisatie was er heel gewoon. Ook in Duitsland raakten artsen en politici er steeds meer van overtuigd dat afwijkende en minderwaardige individuen te zwaar op de gezonde gemeenschap drukten, men bepleitte de "genadedood" voor ernstig zieke en geesteszieke mensen. Het begrip lebensunwertes Leben, altijd toegeschreven aan de nazi's, dateert van lang voor de oprichting van de NSDAP. In 1934 werd dwangsterilisatie mogelijk en vaak verplicht. In de eerste drie jaar van de sterilisatiewet werden in nazi-Duitsland 225.000 mensen gesteriliseerd, alleen in 1939 ongeveer 300.000, vrijwel allemaal etnische Duitsers. Eind 1939 volgde een uitgebreid euthanasieprogramma, dat tot augustus 1941 70.000 slachtoffers maakte, waaronder ook Joden. Na de oorlog was het business as usual, pas begin jaren '70 werden theorie en praktijk van de eugenetica, ook in de VS, afgewezen.
In het actuele slothoofdstuk betoogt Van den Berghe dat de eugenetica nadien geruisloos is overgegaan in de genetica. Nog altijd streeft men naar zelfperfectionering van de mens, nu alleen via de op het individu gerichte moleculaire biologie. Voorlopig tieren de vooroordelen hier welig. Allerlei eigenschappen en mentaliteiten, bv. de aanleg tot criminaliteit, zouden genetisch bepaald zijn. In wezen, waarschuwt Van den Berghe, staat deze kennis nog pas in de kinderschoenen. Ook neigt men als gevolg van de door de media aangezwengelde euforie voor genetica tot systematische onderschatting van sociaal-economische factoren die tot agressie, criminaliteit en asociaal gedrag leiden. Van den Berghe is wel voorzichtig voorstander van een negatieve eugenetica, dus van het via genmanipulatie voorkomen van ernstige erfelijke ziektes en afwijkingen. De mens voorbij is al met al een zeer overtuigend boek, dat in menige historische en actuele discussie een belangrijke rol kan spelen. [Cyrille Offermans]
Wim Fiévez
Dit boek beschrijft, in niet helemaal onpartijdige termen, hoe in de Verlichting het ideaal opkomt, radicaal en utopisch, van een maakbare wereld zonder intolerantie, ziekte, armoede en andere ellende. Alle kaarten worden gezet op het middel van de rede en de wetenschap, met als ultieme doel de rechten van de mens. Dit doel slaat om in zijn tegendeel zodra de biologie de eugenetica voortbrengt en de politiek de mogelijkheid krijgt om direct aan de mens zelf te sleutelen, met alle racistische consequenties van dien. De genetische kennis zal na de Tweede Wereldoorlog enorm toenemen, haar toepassing wordt commercieel en individueel. Maar het blijft een middel dat met menswaardigheid niet valt te verenigen. Het eerste 'historische' deel van het boek is sterk, het tweede deel, over de hedendaagse ontwikkelingen, veel minder. Met literatuuropgave en register.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.