Beschikbaarheid en plaats in de bibliotheek
ARhus - De Munt magazijn
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Silvester, 2007 |
MAGAZIJN : STRIPS VOLWASSENEN: ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : CASA |
Besprekingen
31/12/2008
Literatuur en strips, het is een veelbeoefende crossover geworden, met veel boeiende resultaten. Eén soort van kruising blijft echter problematisch, en dat zijn die stripalbums waarin schrijvers als personage optreden. Als nevenpersonage wil het nog wel lukken. Geslaagd was bv. het recente, tweedelige 'Mysteries' van Roger Seiter en Vincent Wagner, een verstripping van Law and the Lady van Wilkie Collins. Seiter schrapte de hulpvaardige butler uit de originele roman en verving hem door Collins zelf, die als vertrouwensfiguur het hoofdpersonage bijstond in haar strijd om de onschuld van haar man te bewijzen. Het opvoeren van de bestaande schrijver als nevenpersonage was een geslaagde zet ? dat vond Seiter blijkbaar ook, want hij laat Collins ook even figureren in het achtste deel van 'Fog'.
Maar als een bestaande, bekende schrijver optreedt als hoofdpersonage in een strip, dan wordt het een delicate evenwichtsoefening. De stripauteur moet hier iets creatiefs aanvangen met het oeuvre en de reputatie van een literaire auteur, en loopt het risico dat de lezer niet genoeg vertrouwd is met het onderwerp, of zich helemaal niet kan vinden in de interpretatie van de stripauteur. Deze uitdagingen zijn alvast te hoog gebleken voor de graphic novel van Noël Tuot en Daniel Casanave over Charles Baudelaire. Aan ervaring zal het nochtans niet gelegen hebben: Tuot is een dichter die al vaker stripscenario's verzorgde, Casanave heeft al talrijke verstrippingen van literatuur op zijn naam staan (Jarry, Apollinaire, en zelfs Shakespeare en Kafka).
In Baudelaire wordt een loopje genomen met de wetten van tijd en ruimte. Het begint ermee dat Victor Hugo, voor wie Baudelaire grote bewondering koesterde, sterft terwijl Baudelaire nog op zoek is naar een geschikte dichtvorm (in werkelijkheid stierf Hugo na Baudelaire). Met zijn typische balorigheid weigert Baudelaire de begrafenis van de grote dichter te attenderen en wordt daarom neergestoken door Attila de Hun (een verwijzing naar de nog onvertaalde stripreeks Attila, geschreven door Manu Larcenet en getekend door Casanave). Hij komt achtereenvolgens terecht in een troosteloos paradijs (Le Nord op een regenachtige dag), een aantrekkelijke hel (een skioord met een gebronsde leraar, genaamd 'de zonde'), in de kerk waar Hugo opgebaard ligt (de dichter ontwaakt even uit de dood om de priester uit te schelden en Baudelaire de weg te wijzen naar het perfecte gedicht), op een eiland waar een zebra hem de regels van het perfecte gedicht zal leren, een strafkamp (omdat hij, daartoe opgedragen door het dier, de kont van de zebra kuste...), en ten slotte terug in zijn appartement in Parijs, waar hij plots de ware aard van het absoluut perfecte gedicht inziet.
Deze onmogelijke reis wordt aangedreven door zaken die Baudelaire steeds bezig hielden: het perfecte gedicht, de zonde, hemel en hel, en de vrouwelijke natuur. De meeste gebeurtenissen en uitspraken in deze striproman verwijzen dan ook naar leven en werk naar Baudelaire, soms vrij direct, soms associatief. Maar eigenlijk kun je dat beter niet geweten hebben, want Tuot vangt er zo ontgoochelend weinig mee aan. Hij bereikt niet veel meer dan een pseudowijs, onnozel absurdisme. Neem bv. het opduiken van Jean-Paul Sartre in de hel. Tuot laat Sartre impliciet verwijzen naar zijn bekende essay over Baudelaire ('Baudelaire', 1947) om het vervolgens ook meteen te relativeren: "Ooit had ik je een heleboel dingen te zeggen... maar nu eigenlijk niet meer... ik ben oud en simpel geworden." Daarna demonstreert Sartre de essentie van de zonde door het eten van soep met een vork. Baudelaire besluit dan maar: "Zonde is niet lollig". Sarte schreeuwt, wanneer hij door de skileraar geboden wordt op te houden: "Nu is er dus helemaal nergens meer vrijheid!" Je kunt aan deze sequens van zes pagina's misschien wel enige wijsheid ontlenen, maar erg diepgaand is die toch niet. Dit absurde verhaal is best wel grappig, maar omdat Tuot terzelfdertijd toch dicht bij het wezen van Baudelaire wil blijven, wordt het al te vaak onnozel. De groteske aspecten van Baudelaires poëzie worden hier verkeerd vertaald naar een absurdisme dat de grote dichter geen eer aan doet. Dat de poëzie van Baudelaire zich nochtans kan lenen tot goede verstripping werd eerder bewezen door een stel beginnende stripauteurs in de bundeling Verbeelde gedichten (De Leeswolf 2003, p.709).
Casanave zet Baudelaire neer als een schriel mannetje met grote hoed. Het figuurtje doet denken aan de dynamische persoonstekening van Franquin (Baudelaire heeft iets van Kwabbernoot). Casanave verzorgt zijn prenten wel veel minder dan Franquin. In de geest van de nouveau BD tekent hij voor ruwe, maar efficiënte karikaturale personages en enscenering. Hij krijgt daarvoor alle ruimte en tijd in dit lange album in oblongformaat. Een vijftal grote kaders per pagina, en vaak een paginagrote prent, het is allemaal wel wat veel voor zo'n mager scenario. Casanave beeldt ook gewoon dat scenario uit, en voegt er niets aan toe. Zijn beeldtaal heeft niets vernieuwends of uitdagends, al tekent hij wel mooie karikaturen (die lelijke Sartre!) en landschappen.
Tot slot: wie Baudelaire zegt, moet Poe vermelden. Daarom een vergelijking met De laatste dagen van E. A. Poe van Dick Matena (Casterman, 1988), ook een stripalbum waarin een schrijver een hoofdrol speelt. Matena biedt een spectaculaire verklaring voor de mysterieuze laatste levensdagen van Poe: hij zou gek geworden zijn na een geënsceneerde helletocht die geïnspireerd was op zijn leven en werk. Hoewel Matena zijn eigen, heftige interpretatie van Poes werk erg opdringt aan de lezer, vangt hij wel meer aan met dat oeuvre dan Tuot doet met dat van Baudelaire. Bovendien laat zijn kaderverhaal toe dat oeuvre en leven van Poe ook toe te lichten aan de lezer, iets wat Tuot helemaal niet doet (achteraan volgt wel een korte toelichting over Baudelaire en Hugo, net als een bevreemdend pretentieuze lofzang op Tuot door ene Bernard Christy). Met stijve personages en een indigestie aan paarse en rode kleuren tekent Matena minder aantrekkelijk dan Casanave, maar in zijn verhaal doet hij veel beter dan Tuot wat het opvoeren van een grote schrijver in een stripalbum betreft. [Chris Bulcaen]
Gerard Zeegers
'Baudelaire' is geen saaie, biografische strip over de beroemde dichter. De scenarist heeft zijn fantasie de volle loop gelaten met een aantal historische feiten als uitgangspunt. Zo heeft Baudelaire echt geleefd, net als Victor Hugo, wiens begrafenis Baudelaire eigenlijk niet wil bezoeken. Dat zal toch echt moeten, want na een bezoek aan de hemel (regenachtig en saai) en de hel (een koude skipiste) krijgt hij nog een kans om verder te leven, tenminste, als hij toch naar de begrafenis van Hugo gaat. Die staat dan nog een keer op uit de dood om Baudelaire een schatkaart te geven. Daar kan hij het perfecte gedicht vinden, dus op naar een nieuw avontuur... 'Baudelaire' is een bruisende strip die je als lezer vastpakt en pas loslaat als het verhaal over je is heengedenderd. Het is knap om met een uitgangspunt als een negentiende-eeuws dichter op zoek naar het perfecte gedicht, zo'n vlot verhaal te verzinnen, dat bovendien ook nog eens vol vaart is getekend. Uitgave in kleur op oblongformaat.
Suggesties
Krijg een e-mail wanneer dit item beschikbaar is
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.