Het klimaatboek
Greta Thunberg
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Geus, cop. 2007 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : ECONOMIE : 354 KLEI |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Geus, 2014 |
Thema: economie 8.1.EC |
31/12/2008
Zelden is er over een historisch proces zoveel informatie verspreid binnen hetzelfde tijdsgewricht waarin dat proces zich voordeed, als over de globalisering. Niet het minst omdat precies die informatienetwerken en -stromen die ons berichten over dit fenomeen in belangrijke mate zijn kunnen groeien dankzij diezelfde globalisering. Laat ons echter niet denken dat dit fenomeen, hoewel opmerkelijk, uniek is. De vorige globaliseringsgolf strandde immers slechts minder dan honderd jaar geleden als gevolg van het toenemende nationalisme aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. Hoewel de meningen verdeeld zijn over het precieze moment waarop de huidige globaliseringsgolf is ontstaan (of de vorige werd hernomen), is iedereen het erover eens dat die golf aan kracht won naarmate het vermolmde Sovjetcommunisme aan het einde van de jaren '80 steeds meer naar adem moest happen. De golf kwam pas echt aanrollen in de jaren '90, waarin steeds meer werd gesproken over het kleine dorp dat de wereld in sneltempo aan het worden was. Ook in 2008 is de globalisering nog volop aan de gang, en blijft de golf gestaag groeien. Niet iedereen is het er echter over eens of dit nu wel zo'n goede zaak is: de nodige wetgeving om ons te beschermen tegen de excessen van dit nieuwe en ongebreidelde kapitalisme blijven achterwege. In plaats daarvan wordt alle hoop (tegen beter weten in?) gesteld op het zelfregulerende karakter van de markt, het meest fundamentele aspect van de neoliberale economische theorie.
Zoals Cedric Ryngaert het stelt in de eerste zin van Anders globaliseren, is de globalisering "een proces waarbij de wereld steeds meer met elkaar verbonden raakt op economisch, sociaal, cultureel, politiek en technologisch vlak". In theorie zou dit er dus toe moeten leiden dat we overal ter wereld even gemakkelijk toegang zouden krijgen tot kokosnoten uit de Caraïben, kunst uit Frankrijk, en kapitaal uit Amerika. De werkelijkheid ziet er vandaag echter nog steeds anders uit. Vooral de economisch sterkeren halen immers voordeel uit de globalisering. Economische giganten zoals de Hollywoodstudio's van Universal kunnen hun producten over de gehele wereld verspreiden, terwijl onafhankelijke filmmakers amper het hoofd boven water kunnen houden. Het volkomen vrij maken van de wereldhandel en het tot koopwaar maken van bijna alles wat bestaat, hetgeen de basis vormt van de neoliberale ideologie waarop de globalisering is gestoeld, is volgens critici bovendien nefast voor de menselijke ontwikkeling (vooral, maar niet alleen, in de ontwikkelingslanden) en de democratie. In 1999 kwam deze onvrede op spectaculaire wijze tot uiting in wat al snel bekend zou worden als 'the battle of Seattle'. In deze Amerikaanse stad werd door een zeer brede en uiteenlopende coalitie van ngo's, vakbonden, politieke, religieuze, en socioculturele verenigingen gemobiliseerd tegen het kortzichtige beleid van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) die daar op dat moment vergaderde. De demonstranten waren het oneens met de plannen die daar werden gemaakt om de wereldhandel nog verder te liberaliseren, en lieten dit op uiteenlopende wijze blijken. In de media kwamen toen vooral de meer destructieve demonstranten aan bod, en om te vermijden dat de brede coalitie van mensen die het in min of meerdere mate oneens waren met het WTO-beleid herleid werd tot een handvol herrieschoppers, begon men in plaats van over antiglobalisten, steeds meer over andersglobalisten te spreken. Andersglobalisten zijn immers niet tegen het principe van globalisering of marktwerking, maar wel tegen de manier waarop deze wordt uitgevoerd. Een manier die, zoals gezegd, voornamelijk de belangen van de economisch sterkeren beschermd, en de zwakkeren in de kou laat staan. Reeds in 1995 maakte Ignacio Ramonet, de hoofdredacteur van 'Le Monde Diplomatique', in dit kader gewag van wat hij een groeiend eenheidsdenken noemde, die de belangen en verlangens van een reeks economische krachten, in het bijzonder die van het internationale kapitaal, als universeel geldend vertaalde. Vooral deze laatste doen aan de globalisering dus een goede zaak, en kunnen hun cultuur en ideologie makkelijk verspreiden in een wereld waarin geld een synoniem is voor macht.
De allerarmsten van de wereld zijn daar de dupe van. Inderdaad, vele Afrikaanse burgeroorlogen in de jaren '90 zijn in niet onbelangrijke mate mede veroorzaakt door het desastreuze (opgelegde) beleid van de Wereldbank en IMF, dat in sneltempo markten openbrak en samenlevingen ontwrichtte. De strenge voorwaarden voor broodnodige leningen fungeerden in deze als breekijzer. In Anders globaliseren wordt een inventaris opgemaakt van de negatieve effecten die een volkomen ongereglementeerde internationale handel kan berokkenen. Als docent internationaal recht aan de Universiteit van Utrecht richt Cedric Ryngaert zich dan ook op het spanningsveld dat bestaat tussen mensenrechten, milieu en internationale handel. Op heldere wijze tracht hij te onderzoeken in hoeverre we het dictaat van de economie ten koste van mensenrechten en milieu kunnen verhinderen, en hoe een mondiaal juridisch kader deze taak kan vervullen. In dit boek wordt dan ook bijzondere aandacht besteed aan gigantische transnationale ondernemingen, en de mistoestanden die zij soms veroorzaken of oogluikend toestaan.
John Vandaele gaat nog een stuk verder, in De stille dood van het neoliberalisme. Hierin toont hij aan dat het niet enkel de armste Afrikanen zijn die lijden onder een al te ver doorgedreven vrijhandel. In plaats van de traditionele globale kloof tussen arm en rijk uit te breiden, zorgt de globalisering volgens hem voor vele binnenlandse kloven, "ook, en zelfs vooral, in de ontwikkelingslanden". India, met enkele van de armste regio's ter wereld ontegensprekelijk een ontwikkelingsland, is sedert enkele jaren bv. een van de landen met de sterkste economische groeicijfers. Dit wil echter niet zeggen dat de bevolking er als geheel zo goed op vooruitgaat, maar vooral dat een bepaalde elite er pijlsnel bijzonder welvarend is geworden. Eenzelfde scenario in de westerse economieën, waar fabrieken massaal sluiten en verplaatst worden naar lageloonlanden. De stijgende ongelijkheid op wereldvlak is volgens Vandaele niet langer een kwestie van Noord versus Zuid, maar van het verschil tussen kapitaal en arbeid. Inkomens uit kapitaal zijn als gevolg van de globalisering veel sterker gestegen dan inkomens uit arbeid. Op wereldvlak is er immers een tekort aan kapitaal en een teveel aan arbeid, waardoor zij (de overgrote meerderheid van de bevolking) die voor hun inkomen afhankelijk zijn van arbeid, het gevoel hebben ter plaatse te trappelen. Volgens Vandaele kan dit er op termijn toe leiden dat de publieke opinie haar steun voor de neoliberale globalisering zal terugtrekken, wanneer die niet de welvaartsstijging oplevert die men ervan had verwacht. In combinatie met de in ontwikkelingslanden groeiende kritiek over niet-transparante en ondemocratische instellingen zoals de Wereldbank en het IMF, en met de steeds belangrijker wordende klimaatproblematiek die de vraag opwerpt of ons huidige economische systeem wel ecologisch haalbaar zal blijven, betekent dit dat het neoliberalisme zijn beste tijd heeft gehad en dat we moeten denken over andere manieren om onze economieën vorm te geven. "Hoewel tegenwoordig bijna iedereen de markt als nuttig instrument erkent, schuilt het antwoord op die uitdagingen niet in nog meer markt", aldus Vandaele.
De Leuvense economieprofessor Paul De Grauwe is het hier volstrekt mee oneens. Ook hij beschrijft die groeiende kloof tussen inkomens uit kapitaal en uit arbeid, maar trekt daaruit andere conclusies. In De onvoltooide globalisering tracht hij aan te tonen dat de globalisering geen eenvoudig zwart-witverhaal is. Via een indrukwekkende reeks statistieken vergezeld van economische theorie, tracht De Grauwe aan te tonen dat de jobs die in het Westen verloren gaan door fabriekssluitingen andere mogelijkheden met zich brengen, op voorwaarde weliswaar dat mensen flexibel genoeg zijn om zich te herscholen en bereid zijn om iets totaal anders te gaan doen. De globalisering zorgt m.a.w. wel voor grote veranderingen in het leven van de mensen, maar naast ogenschijnlijk negatieve gevolgen biedt ze ook nieuwe mogelijkheden en kansen. Opmerkelijk is dat De Grauwe het niet alleen over welvaart heeft, maar ook over welzijn. Hoewel de welvaart in Europa de laatste vijftig jaar sterk is gestegen, zijn we er niet gelukkiger op geworden, zo blijkt uit cijfers. De Grauwe verklaart dit door het gewenningseffect van materiële rijkdom, en door de onzekerheid die die welvaartsstijging impliceert: toename van welvaart komt er immers door processen van creatieve destructie, die onze economieën door verandering doet vooruitgaan. De Grauwe is een duidelijke voorstander van de globalisering in haar huidige (neo)liberale vorm, maar is er niet van overtuigd, zoals een Thomas Friedman dat wel is, dat de aarde 'plat' is of nog platter zal worden. Er blijft wel degelijk ruimte voor verschillende modellen van sociale bescherming, zo stelt hij. In tegenstelling tot wat andersglobalisten beweren, betekent globalisering daarom niet per definitie de afbraak van de welvaarststaat als principe, maar wel van zijn huidige vorm. Net zoals de arbeidsmarkt verandert, moeten we ons sociale zekerheidsstelsel blijven herdenken en aanpassen, aldus De Grauwe, die zijn boek aanprijst als een langverwachte genuanceerde visie op de globalisering. Het spijtige aan dit boek is echter dat die nuanceringen soms wel erg repetitief klinken, de zaken misschien iets te eenvoudig worden voorgesteld, en de geïnformeerde lezer zich niet van de indruk kan ontdoen dat de theoretische verdedigers van het vrijemarktdenken bij momenten al even utopisch lijken als de verstokte communisten van weleer.
Waar Ryngaert, Vandaele, en De Grauwe zich ? overigens op zeer verdienstelijke wijze ? hebben gericht op het verklaren en verder uitdiepen van bestaande problematieken waarover ook de media geregeld berichten, komt Naomi Klein met een volkomen nieuw concept op de proppen, dat ze bovendien bijzonder uitgebreid beargumenteert. In De shock doctrine, het langverwachte vervolg op haar bestseller No logo uit 2000, legt ze zich toe op wat ze het rampenkapitalisme noemt: de drastische en volstrekt ondemocratische wijze waarop grootschalige economische hervormingen worden doorgevoerd, en dit in het kielzog van (al dan niet moedwillig veroorzaakte) traumatische gebeurtenissen of shocks. De centrale these van het boek is dat het Miltoniaanse kapitalisme (gebaseerd op de theorieën van de invloedrijke econoom Milton Friedman en zijn Chicago School, die nadrukkelijk verwijzen naar de noodzaak om tabula rasa te maken met de bestaande economische doctrine en aldus geleidelijke hervormingen afwijzen) absoluut niets met vrijheid en democratie te maken heeft, maar alles met dwang. Het bij decreet invoeren van beenharde economische hervormingen in de nasleep van maatschappelijke trauma's zoals de tsunami, de invasie van Irak of de dictatuur van Pinochet, is volgens Klein dan ook zonder meer te vergelijken met het afdwingen van bekentenissen via folter- en marteltechnieken, die de gevangene in een toestand van algehele apathie en willoosheid achterlaten ? maar nu voor de bevolking als geheel. Bovendien worden op deze wijze banden gesmeed tussen politieke en economische elites die allesbehalve passen onder de noemer van het liberalisme, maar eerder een corporatistische economie benaderen. Het Miltoniaanse zuiverheidsstreven wordt door Klein dan ook vergeleken met andere gevaarlijke ideologieën zoals het fascisme en het stalinisme, die eveneens beheerst werden door het streven naar absolute zuiverheid en ideologische perfectie.
[Steven Van Bockstael]
Drs. H.H. Ahaus
De radicale Canadese publiciste Naomi Klein volgt in haar laatste boek het spoor van neo-liberale economische ontwikkelingen in de wereld de afgelopen 35 jaar. Gebaseerd op baanbrekend historisch onderzoek en vier jaar verslaggeving blaast ze de mythe op dat de vrije markt voor vrije mensen zorgt. Ze onthult de werking van de - door de econoom Milton Friedman ontwikkelde - 'shockdoctrine' waarbij door bedrijfsleven en overheid gebruik wordt gemaakt van massale desoriëntatie die ontstaat na ingrijpende gebeurtenissen als bijvoorbeeld oorlog (Irak), terroristische aanslagen (Twin Towers) of rampen (tsunami, New Orleans na Katrina) om impopulaire economische maatregelen (privatisering, deregulering, bezuinigingen op sociale uitgaven) rigoreus door te drukken. Kleins analyse van dit 'rampenkapitalisme' is gedetailleerd en goed onderbouwd, haar boodschap krachtig, een eye-opener. Het boek telt zeven delen en 21 hoofdstukken plus inleiding, besluit, noten, index en dankbetuigingen. Sobere uitvoering zonder illustraties. Naam en faam van Klein kunnen voor een flinke lezerskring zorgen, zeker onder antiglobalisten.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.