Brandlucht
Erik Vlaminck
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Wereldbibliotheek, 2007 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : TONEEL : VLAM |
Eric Rinckhout
2/ei/11 m
Antwerpen - 'Die vijf vrouwen geven een indirect portret van een man', voegt actrice Guusje van Tilborgh toe. Zij speelt in haar eentje en met karige middelen de afzonderlijke monologen. Telkens kruipt zij, gedurende een tiental minuten, in de huid van vijf totaal verschillende vrouwen.
"Er zijn geen dragende vrouwelijke figuren in het oeuvre van Willem Elsschot", vindt Guusje van Tilborgh. "Bij Elsschot zeggen vrouwen weinig of niets, het gaat altijd maar om die man in dat pak. Ik word daar ongemakkelijk van, maar tegelijk prikkelt Elsschot mijn verbeelding, doordat hij nooit een woord te veel zegt.
"Ik kan de vrouwen nu een stemgeven en aan het woord laten", vervolgt Van Tilborgh. "Ik wandel door het werk van Elsschot met Erik Vlaminck als gids. Hij heeft een partituur geschreven."
Vlaminck heeft zich uitvoerig verdiept in Willem Elsschot, alias Alfons De Ridder (1882-1960): in diens literaire oeuvre en brieven, maar ook in het vele biografische materiaal. "Elsschot is een mythische figuur geworden, wij maken daar opnieuw een mens van vlees en bloed van. Op basis van biografische bronnen heb ik fictie geschreven."
Aanvankelijk wou Vlaminck een toneelstuk maken gebaseerd op de brieven, maar dat idee heeft hij laten varen. "Ik vond het opmerkelijk dat de oudste brieven van Elsschot in het dialect zijn geschreven, meer bepaald in dat van Ekeren, waarvan zijn vader afkomstig was", zegt Vlaminck, die zelf uit die streek komt. De omslag, het schrijven in Algemeen Nederlands, kan zich bij Elsschot hebben voorgedaan toen hij zich in 1908 in Rotterdam vestigde. In 1910 schreef hij daar zijn debuutroman Villa des Roses, herinneringen aan zijn verblijf in een Parijs familiepension. Hij droeg het boek op aan zijn goede Nederlandse vriendin en collega bij de werf Gusto Anna Christina van der Tak, die voor hem een soort taalraadsvrouw was.
Erik Vlaminck heeft nog gespeeld met het idee om de wat mysterieuze mevrouw Van der Tak ten tonele te voeren, maar ook dat heeft hij niet gedaan. "Een al te vaak betreden pad", vindt de schrijver. Hij voert wel de negentienjarige Fine Scheurwegen op, Elsschots latere echtgenote. In 1901 mijmert zij over Fons, haar vrijer, die volgens haar moeder "een dronkaard" is, "een gat in zijn hand heeft", een lief zou hebben "aan de Dam" en haar in de steek zal laten. Fons is op dat moment al de vader van haar kind, Walter. Pas in 1908 zullen ze trouwen.
Fine is ook het sluitstuk van Dank u heren. Op de sterfdag van de schrijver, 31 mei 1960, vertelt ze over die dag en maakt ze de balans op. "Ik zal er niet onderdoor gaan", zegt ze beslist. Toch zal ze een dag na haar echtgenoot sterven.
Daartussen zitten nog drie andere vrouwen: een keukenmeid, Flavie, die mijmert over een jonge man die ze in Parijs heeft ontmoet en die in Villa des Roses logeerde; een nicht van Fons De Ridder, kloosterzuster Emma, die zijn gedicht 'Het huwelijk' en zijn roman De verlossing becommentarieert ("Een schande om zoiets te schrijven."); en Irma Schepers, de dienstbode bij de familie De Ridder, die door de kinderen beschimpt en geterroriseerd wordt.
"Die vijf vrouwen geven een indirect portret van een man", zegt Van Tilborgh. Het zijn vijf uiteenlopende vrouwen, die ze elk op een totaal andere manier vertolkt. Maar Van Tilborgh wou het wel alleen doen: "Vijf verschillende actrices zouden vijf kleine dingetjes doen. Voor mij is het een caleidoscoop, noemt het maar een uitdaging."
Ze werkt doelbewust met weinig middelen en eenvoudige rekwisieten. Het doodsbed van Elsschot wordt gesuggereerd met een zwart kleed over een bank en een bloem. "De kracht schuilt in de beperking: een zekere mate van abstractie, niet te veel anekdotiek. We doen het zoals Elsschot schreef."
Guusje van Tilborgh is inmiddels lang met Elsschot bezig. "Maar van zijn vrouwbeeld word ik niet vrolijk", zegt ze. "Hij moet een echt moederskind zijn geweest. Dat zie je aan zijn vele moedergedichten. Daaruit komt vermoedelijk ook het beeld van de onbereikbare, ideale vrouw zoals hij dat neerschreef in Het dwaallicht."
Dick Welsink
‘Dank u, heren’, zouden op 31 mei 1960 de laatste woorden van Fons de Ridder, alias Willem Elsschot, zijn geweest. Hij zei deze tegen de twee mannen die hem, nadat hij op straat in elkaar was gezakt, zijn huis hadden binnengedragen. Erik Vlaminck, bekend van een zesdelige romancyclus over zijn familie, laat Fine, De Ridders echtgenote, die woorden herhalen in de vijfde en laatste monoloog – gedateerd 1 juni 1960, de dag van haar overlijden – uit deze onderhoudende theatertekst voor een actrice. Ook in de eerste – gedateerd 1901 – voert Fine het woord. In de drie ertussen – respectievelijk gesitueerd in 1921, 1930 en 1936 – spreekt ‘een burgermeid’ over zijn Parijse jaren; Irma Schepers, de gehandicapte dienstbode van de familie De Ridder, over het gezinsleven; en een nicht van Elsschot die kloosterzuster is, over de tijd dat haar neef in zijn jonge jaren te gast was bij haar ouders en hoe hij hen later in zijn boeken verwerkte. Elk van de vrouwen geeft zo haar visie, partijdig en lang niet altijd onverdeeld gunstig. Vlaminck heeft zich op knappe wijze ingeleefd in hun gedachtewereld.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.