Oorlog en terpentijn : roman
Stefan Hertmans
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2007 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : OVER LITERATUUR-SCHRIJVERS : GRIE 851 HERT |
Gretel Van den Broek
us/ug/31 a
'Ik kon het thema niet laten rusten. Dat vrouwen in de Griekse tragedies voor een fatale afloop zorgen, fascineerde me buitenmatig. Mijn bewustzijn gleed er telkens opnieuw langs, als een tong over een afgebroken tand. Hoewel ik huiver voor hippe tragedieversies, heb ik me zelf aan actualiseren schuldig gemaakt.'
In opdracht van het Kaaitheater schreef Hertmans in 2000 de theatertekst Mind the gap , over de motieven van Antigone en Medea. Je kunt ze niet bevatten, zegt hij, er blijft een kloof. Maar toch verzamelde hij studies over hen, tastte hij alle mogelijke associaties af, probeerde hij met zijn eigen ziel hun diepe overtuigingen uit. 'Ik viel zelf in the gap . Als je over deze sterke vrouwen schrijft, moet je ervan uitgaan dat je faalt. Je moet er je vingers aan verbranden. Als je dat niet doet, dan mis je de kans om een confrontatie met de tragedie aan te gaan.'
'Antigone is een sterke vrouw door haar vermogen om te lijden,' schrijft u. Dat is een verrassende omschrijving.
'Denk niet dat ik het een typisch vrouwelijke rol zou vinden om in passiviteit te verzinken. Toch is er bij Antigone sprake van passief verzet. Als ze hoort dat Creon het lijk van haar gesneuvelde broer Polyneikes aan de gieren wil laten omdat hij een landverrader is, probeert ze hem te begraven. Zij komt op tegen het staatsbelang omdat zij het individuele belang wil beschermen, de familiebanden. Ze stelt oude archaïsche banden tegenover het nieuwe belang, de regels van de polis.
Het lijden opnemen betekent hier dat Antigone de oeroude zorg op zich neemt. In oorlogstijd zijn het altijd de vrouwen die dat doen. Ze nemen het lijden op van soldaten die hun zonen of mannen zijn, én ze worden zelf gegijzeld en verkracht. In een oorlog die meestal door mannen veroorzaakt wordt, komt het meeste lijden op vrouwenschouders terecht.'
Zou u haar reactie kunnen omschrijven als geweldloos verzet?
'Er is zeker geweldloosheid in haar. Je zou haar kunnen vergelijken met iemand van Greenpeace die zich laat vastketenen en wegslepen. Dan zeg je: ik zal laten zien dat u geweld op mij pleegt, louter omdat ik duidelijk maak dat ik iets niet wil. Hoewel Antigones reactie op die manier geweldloos is, lokt ze zeer veel geweld uit. Ze haalt zich haar eigen dood op de hals, en er volgen ook enkele zelfmoorden. Op een menselijk neen kan het abstracte staatsbelang blijkbaar alleen maar met geweld reageren. Je zou daar de oorlogvoering van de VS in kunnen herkennen, dat is ook een Creon-achtige manier van denken.'
Met een particuliere situatie een groter lijden tonen, is dat niet vaak de tactiek van de media?
'Dat zou je de Antigone-manier kunnen noemen, ja. Denk aan de beelden van de Palestijnse man die zijn kind tevergeefs afschermt voor de kogels. Dat vergeten we nooit meer. Je ziet dat de publieke opinie daar onmiddellijk een enorm schuldgevoel rond cultiveert. Mensen storten zich erop, als een halfbewuste manier om zich vrij te pleiten van de schuld aan het geweld waaraan ze niets kunnen doen. Dat is op zich moreel niet afkeurenswaardig, maar het lijkt op een onmogelijke schuldaflossing. Daardoor verwordt het vaak tot emotelevisie of chantage.'
Is onze schuldvraag nog te vergelijken met die van Antigone? Wij hebben ons al lang van erfzonde en de katholieke schuldvraag verlost.
'Ik denk dat wij absoluut niet afgerekend hebben met schuld. Het schuldgevoel is alomtegenwoordig, het is ondergronds gegaan. In de katholieke leer was schuld duidelijk omlijnd, en ze kon ook worden kwijtgescholden. Omdat er geen officieel schuldvertoog meer is, voelt iederéén zich schuldig. Alles is mogelijk, en als je dat niet bereikt, is het je eigen schuld. We presteren niet genoeg, we zijn niet knap genoeg, we vallen niet samen met het beeld van de ideale ouder of partner. Vrouwen kijken aan tegen het gladde barbiepopmodel, mannen tegen de succesvolle superman. Er is geen rustplaats meer, enkel totale nervositeit, stress en een samenleving die zich voortdurend oppompt. Als ik een jogger langs een drukke weg zie lopen waar hij de viezigheid binnenkrijgt die overeenkomt met pakweg drie pakjes sigaretten, dan denk ik: waarvoor is die aan het boeten? Ik zie daar een latent schuldritueel in. We moeten altijd presteren, ook in onze vrije tijd. Je schuld op die manier aflossen, het lijkt op schone lucht afkopen om de Kyotonormen te halen.
Tegelijk denk ik dat in zulke dingen een spoor te vinden is van het oude vervangingsritueel van het offer. Weet je dat tragedies tot 386 voor Christus maar eenmaal opgevoerd mochten worden? Het uitbeelden was de offerritus zelf.'
In haar verlangen om haar schuld af te lossen zorgt Antigone voor een lijk. Vindt ze het verscheuren van een dood lichaam erger dan de dood zelf?
'Dat het lichaam van Polyneikes wordt overgelaten aan de brute natuur is de ultieme straf. Voor de Grieken betekent het dat een ziel niet aan de overkant van de doodsrivier de Lethe geraakt en dus nooit rust zal vinden. Daar komt bij dat Antigone niet gelooft in een spectaculair, didactisch bedoeld afschrikkingseffect. Creon laat het lijk van een landverrader als voorbeeld liggen, zoals de Taliban destijds bloed lieten vloeien in een arena met toeschouwers. Antigone wil dat niet, niet met haar broer.'
Maar uiteindelijk begraaft ze hem ook niet. Er blijkt enkel wat zand op het lijk te liggen.
'Hier ontstijgt het verhaal het particuliere, en wordt het kosmisch. Ze komt een eerste keer bij de dode Polyneikes, en dan slapen de wachters, maar een tweede maal wordt ze betrapt. Als er dan een laagje zand op het lichaam ligt, kan Antigone dat gedaan hebben, maar het kan ook zijn dat de wind het daar bij elkaar geblazen heeft. Haar begrafenisritueel heeft iets symbolisch; zij heeft als het ware de elementen met zich mee. De natuurlijke en kosmische orde smeken erom dat wij lijken begraven. Rottend mensenvlees, met vliegen, maden en stank; dat is decadentie, besmetting. Wellicht schuilt hier een prehistorische zorg in om de levenden te beschermen tegen infecties.'
Rottend mensenvlees, zoals we dat in de media krijgen voorgeschoteld?
'Geweld en dood in het nieuws, in films en literatuur; dat is een moeilijk evenwicht. Het risico op gewenning loert altijd om de hoek. Mensen die naar gewelddadige films kijken en erom lachen, dat lijkt me moreel heel verdacht. Men zegt dan wel: " Hey, it's not real! " Goed, maar een opsplitsing maken tussen wat real is en wat niet, dat is toch wat de beul in Auschwitz deed? Als je denkt: ik kijk hier maar naar, het is niet echt, dan ben je niet humaan bezig. Je moet je kunnen voorstellen dat dit ruikt naar wat je uit ervaring kent: miserie en ellende. En daar sol je niet mee. Ik denk dat je ooit al eens geconfronteerd moet zijn met lijden of met het lijden van mensen die je goed kent, zodat je lichaam dit ingeprent krijgt. Nietzsche heeft ooit gezegd dat niet je geest de opslagplaats is van je geheugen, maar je lichaam. Ik denk dat dit zeer waar is. Als je geweld als een schok in je lijf gevoeld hebt, de zware geur van wonden geroken hebt, dan kan je bij ander geweld niet louter toekijken. Geraakt worden is sterker. Ik denk dat vooral mannen meer geneigd zijn dat te verdringen. Vrouwen zijn meer wondegevoelig. Vooral moeders weten wat een wonde is. Ze werden gescheurd toen ze leven gaven, en kunnen zich die pijn later gemakkelijk herinneren. Verwekkers zijn daar niet in ingewijd.'
Antigone is een moeder zonder moederschap, schrijft u.
'Ze doet voor haar broer wat een moeder had moeten doen. Eerder had ze haar blinde vader - die omwille van de incestueuze geschiedenis tegelijk ook haar halfbroer is - al vergezeld in zijn ballingschap. Ze is empathisch, en dus wijs als een moeder.'
Als we dan naar Medea kijken, dan is haar keuze om haar eigen kinderen te doden wel zeer radicaal.
'De hele kosmos van die tijd trilt in deze verhalen mee. Antigone worstelde met een patstelling die niet meer ten goede gekeerd kon worden. Medea kiest zelf voor de catastrofe. Ze zit vol schuld- en wraakgevoelens. Ze heeft haar volk verraden door Jason de kans te geven het Gulden Vlies in te palmen, en ze doodde haar broer om met Jason mee te kunnen. De toverkol wordt vervolgens een goede koningin en moeder, maar als Jason zijn woord tegenover haar breekt, breekt hij een huwelijk met iemand die alles voor hem verraden heeft. De stoppen slaan door omdat de prijs te hoog is geweest. Er kleeft bloed aan haar liefde. Ze kan zich alleen nog maar zuiveren van schuld door alle grenzen te overtreden; het doden van haar eigen kinderen. Jason en Medea zijn moreel gesproken even schuldig. Het is een echt huwelijk; ze zijn elkaar waard.'
Waarom schrijven en lezen mensen zulke verhalen?
'De Grieken stelden zich fundamentele vragen betreffende een samenlevingsvorm waarin restanten van matriarchaat en patriarchaat op elkaar botsten. Waarom moet een mens afzien? Waarom kan liefde zo fataal zijn? Waarom bestaat jaloezie en waarom blijven de seksen maar strijden? Tot op vandaag weten we dat weinig antwoorden ons existentieel kunnen troosten. De Grieken vulden deze existentiële vragen op met hun goden. De goden stookten, leken jaloerse engelen, ontketenden catastrofes. De Grieken hadden in feite een stelletje schoften op hun Olympus. Dat maakte de Griekse strijd met het goddelijke ook veel concreter.
Wij weten ondertussen dat de ware toedracht zwijgt. We zullen nooit weten waarom mensen moeten lijden. Dat tragische kennen we goed genoeg, maar het tragedische ontglipt ons vandaag. Bij een morele patstelling wankelt onze kosmos niet meer, omdat we geen metafysisch gegeven meer kennen. Er zijn geen goden meer die kijken. Als iemand radeloos is bij het verlies van een geliefde, dan zeggen we: ga naar een analist. De passie wordt op dat moment een banale medische kwestie. Het wijst op schaamte voor de transcendentie van het lijden. Het maakt ons reddeloos eenzaam.'
Hebben mensen vandaag niet opnieuw een aanvoelen van een kosmisch geheel, buiten goden om?
'Veel mensen voelen dat er een tekort is in het beleven. Ik ben mijn godsgeloof tijdens mijn studies verloren, maar heb het wel gekend. Ik weet dat het moeilijker leven is als er geen troost is en je alles zelf op je moet nemen. Het lijkt vandaag haast taboe om te stellen dat seksualiteit iets transcendents heeft. Mensen die geen transcendentieschaamte hebben, zullen zich ook niet schamen om zich verbonden te voelen met anderen. Ze zullen bereid zijn de taak van het troosten op zich te nemen. Kunnen we voorkomen dat een profane samenleving ik-gericht is en ironisch tot de dood? Ironie en moreel besef botsen geregeld met elkaar. Echt over de grens is cynisme. Cynische mensen stralen hun ongeluk uit. Ze beweren dat de wereld zo slecht is dat ze zelf ook het recht hebben om immoreel of egocentrisch te worden. Cynici zijn vaak ontgoochelde sukkels.'
STEFAN HERTMANS
Het zwijgen van de tragedie.
De Bezige Bij, 303 blz., 19,90 euro.
31/12/2007
In zijn nieuwe essaybundel Het zwijgen van de tragedie heeft Stefan Hertmans het niet alleen over Medea, Antigone en Empedocles, maar ook over de verre erfgenamen van het tragedische spreken: Hugo von Hofmannsthal, Paul Celan, Lenz, en natuurlijk Hölderlin. Het zijn personages en dichters die allen het noodlot recht in de ogen hebben gekeken en elk op hun manier getuigd hebben van de verblinding die daarvan het gevolg is geweest. Allemaal hebben ze wel iets van de blinde ziener Teiresias zoals Hertmans hem omschrijft: "zijn blinde ogen zijn het symbool van de open wonde waardoor de waarheid binnendringt". Die waarheid ? waarvoor het zichtbare niet als hoogste norm geldt ? wil er bij ons, verlichte geesten aan het begin van de 21e eeuw, nog moeilijk in. Maar Hertmans laat in dit tegelijk erudiete en doorleefde boek zien hoezeer het nog de moeite loont om bij deze antieke tragedies en tragische dichters te rade te gaan.
In het opvallendste, veruit langste en in alle betekenissen van het woord uitputtendste stuk uit het boek doet Hertmans verslag van zijn poging om vat te krijgen op Antigone, het hoofdpersonage uit de bekende tragedie van Sofokles. Dagboekgewijs, in langere en kortere aantekeningen, benadert hij deze vrouw vanuit telkens nieuwe invalshoeken, zich steeds weer afvragend wat haar bewogen heeft om haar in ongenade gevallen broer te begraven in weerwil van Kreons wet en de eisen van het gezond verstand. Hij maakt daarbij gebruik van een hele hoop filosofische analyses en literair commentaar, maar uiteindelijk komt hij tot de slotsom dat hij zich "van het weten weg moet begeven om weer te horen hoe die vrouw als een door rode woorden geobsedeerde zit te leuteren, te zeuren, te raaskallen en te zingen, diep in mij". Hertmans wil de radicaliteit van Antigone dus niet neutraliseren door een rationeel discours, en al evenmin ziet hij heil in een empathische benadering: hij wil halt houden voor haar vreemde onafhankelijkheid en "de brute leegte voelen die die vrouw omgeeft". Die 'existentialistisch' te noemen aanpak is lovenswaardig, maar de vraag is hoe je nader tot Antigone kan komen zonder dat je de haar toegeschreven autonomie geweld aandoet. In de loop van zijn aantekeningen wordt de schrijver zich van dat probleem bewust en geeft hij toe dat hij haar ? juist door haar te willen 'redden' van rationaliserende of psychologiserende interpretaties ? opnieuw onrecht heeft aangedaan: "De onafhankelijkheid die ik haar wou toekennen was een versluierde afhankelijkheid, waarin ik haar aan mijn eigen verwachtingspatroon onderwierp." Zulke zinnen typeren het denken van Hertmans, die zijn eigen uitgangspunten steeds opnieuw ondervraagt, zelfs al raken zijn gedachten daardoor volledig met elkaar verstrikt. Uit het drijfzand van dat aporetische denken kan hij zich enkel redden doordat hij behalve een denker ook een dichter is. Want personages als Antigone, "die het wezenlijke niet uit hun strot krijgen en daarom blijven razen", die kan je alleen maar dichter op de huid komen door middel van een metaforische taal waarin dat tragische geraas nog steeds doorklinkt.
Deze tekst over Antigone is dan ook allesbehalve een soeverein theoretisch exposé. Daarom hoeft het ook niet meteen inconsequent te heten als Hertmans tegengestelde opvattingen over het Antigone-personage (bv. die van Jacques Lacan en René Girard) in zijn dagboek integreert. Hij gebruikt die opvattingen immers niet om tot sluitende verklaringen te komen, maar als aanzet voor een persoonlijke confrontatie met Antigone.
Daarbij is Hertmans zich goed bewust van de kloof die hem van deze tragische heldin gescheiden houdt. De titel van een theatertekst (Meulenhoff, 2000) waarin hij een 'geactualiseerde' Antigone opvoerde, zegt het duidelijk: Mind the gap! Een van de consequenties van die onoverbrugbare afstand tussen de Griekse oudheid (toen goden en mensen zich nog niet van elkaar hadden afgekeerd) en de gedesacraliseerde samenleving van vandaag, is dat het ongepast of alleszins precair is om de stof van tragedies in onze tijd te projecteren. Hertmans laat zich daar zelf weliswaar een aantal keren toe verleiden in zijn dagboek, bv. wanneer hij 'een' minister van Buitenlandse Zaken met Kreon vergelijkt of bedenkt dat Antigone vandaag een anti-neodarwinist zou zijn, maar eigenlijk is het hem om iets anders te doen: hij wil "de actuele wereld in een tijdloze kloof laten kijken waar de lijkenstank van het verhevene nog waait". En daarin schuilt inderdaad een groter kritisch potentieel: de hedendaagse mens door een confrontatie met de tragedie laten zien hoe obsceen de cleane en afstandelijke blik is waarmee hij het tragische in de wereld van vandaag bekijkt. Nadat de auteur op het journaal beelden heeft gezien van de 'chirurgische' oorlog in Kosovo, tekent hij op: "we durven niet eens de scène van de tragedie meer te betreden terwijl we haar toch zelf aanrichten." De armzalige tragiek van deze tijd is dat we het tragische niet meer onder ogen (willen) zien.
Een van de eersten die het verlies van de tragische levenshouding ten gronde heeft beseft, is Friedrich Hölderlin. In 'Aantekeningen over Empodecles' laat Hertmans zien hoe deze Duitse dichter geleden heeft onder het inzicht dat de vanzelfsprekende metafysische grondslag van de tragedie verloren is gegaan. In navolging van Roberto Calasso (met wie Hertmans op zijn beste momenten veel gemeen heeft) probeert hij na te voelen hoe voor Hölderlin "het insisteren van het verdwenen goddelijke" [...] "het existeren van het louter menselijke" bijna onmogelijk heeft gemaakt. Dat Hertmans dit soort broze ervaringen soms verwoordt in een wat geëxalteerde en hooggestemde taal moge hem vergeven zijn: het is het misschien wel onvermijdelijke gevolg van zijn poging om ? zowel intellectueel als existentieel ? met Hölderlin mee de diepte in te gaan.
Net als Hölderlin hebben dichters als Lenz en Paul Celan psychisch te lijden gehad onder "de versimpelende stroomlijning van een oude wereld, die door de moderne rationaliteit tot stand werd gebracht". In een wereld die almaar meer doordrongen raakte van de idee dat alles kenbaar en uitlegbaar is, zijn hun gedichten een getuigenis van datgene wat te tragisch is om onder woorden te kunnen worden gebracht, en een verzet tegen clichés en valse retoriek. In de essays over deze dichters biedt Hertmans geen vrijblijvende academische tekstanalyse, maar toont hij aan dat de manier waarop ze het 'zwijgen' in hun poëzie een plaats gegeven hebben ook maatschappijkritische implicaties heeft. Zoals in de Griekse tragedies wordt er in deze gedichten heel wat op het spel gezet, al zijn er vandaag wellicht maar weinigen die hun noodsignalen nog ontvangen.
Het zwijgen van de tragedie is een oneigentijds maar ? juist daarom ? belangrijk boek. Het is belangrijk omdat het een soms expliciete, meestal impliciete aanklacht is tegen "de cultuur van de algehele plantrekkerij", tegen "het ontvluchten van de tragische betekenis van het leven". Au fond is het een oproep tot moed, de moed die nodig is om in de kloof te kijken van de existentiële tragedie die men zelf is, om de verloren sacraliteit van het tragedische te gedenken in plaats van zich te vermeien in een ironie waarmee men de eigen kwetsbaarheid t.o.v. de ander of het Andere nodeloos te grabbel gooit. Want al is die sacraliteit nog slechts "een trilling waarvan de boodschap ons ontgaat", ze is misschien het enige dat de hedendaagse mens ervan weerhoudt dat hij zich definitief gaat nestelen in laffe ironie en egocentrische vrijblijvendheid.
[Koen Van Baelen]
T. van Deel
Stefan Hertmans heeft met deze omvangrijke essaybundel beslist zijn meest samenhangende en diepgaande beschouwing geleverd van een aantal fenomenen die hem al jarenlang, als dichter, romancier en toneelschrijver, bezighouden, zoals het zwijgen tegenover het spreken in de literatuur en filosofie, over de klassieke tragedie en het tragische op zichzelf en hoe die nog alleen maar in ironiserende vorm een rol spelen in de actualiteit. In verband met het zwijgen staan er indringende essays in dit boek over dichters als Jacob Lenz, Friedrich Hölderlin (speelt een kernrol) en Paul Celan, de moderne dichter die zichzelf, ook letterlijk, het zwijgen oplegde. Imposant zijn de grote essays over Medea en, vooral, Antigone, twee vrouwen uit de klassieke tragedie aan wie Hertmans een rijk geschakeerde, door een grote belezenheid en inventiviteit geschraagde, typering geeft. In de meeste gevallen hebben deze essays direct te maken met primair werk waaraan Hertmans in dezelfde tijd bezig is, zodat ze nu achteraf als een verheldering mogen gelden van de literaire en ideële overwegingen die hem voor ogen stonden. Een geweldig intrigerend en erudiet boek.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.