Wit is altijd schoon
Leo Pleysier
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2007 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : PLEY |
Filip Rogiers
il/pr/18 a
Rijmt Hugo Claus op Het verdriet van België, dan Leo Pleysier op Wit is altijd schoon (1989). Dat pareltje kan niet genoeg geprezen worden, maar het mag niet doen vergeten dat er nog een heel oeuvre gevolgd is. Dat oeuvre is, in alle betekenissen, alleen maar verder uitgedeind. Het begon in de achtertuin, bij de schrijver zelf, de familie en de Kempen, met een verkenning waarvan de missie vervat ligt in de titel van het drieluik Waar was ik weer?
Maar al ruim veertien jaar komen in Pleysiers oeuvre verdere horizonten voor. De Gele Rivier is bevrozen (1993) voert naar China, Zwart van het volk (1996) naar Afrika. Al blijven de hoofdpersonages van die boeken, respectievelijk een tante non en een zoon die de vleugels uitslaat, ook dicht bij de 'stam'. In de twee jongste boeken van Pleysier, De trousse (2004) en De Latino's, heeft de fictie zich alleen maar verder losgezongen van dat genealogische aspect van Pleysiers schrijverschap.
Geworteld in Vlaanderen blijft het wel. Ook De Latino's begint zelfs in een heel herkenbaar, diep soort Vlaanderen. In een "ietwat muf riekend Mechels parochiezaaltje" wuiven vrienden een koppel uit dat als coöperant naar Burundi vertrekt. Van de oude bekenden die in hun studententijd het heilig vuur van het engagement voelden branden, zijn de meesten ondertussen 'thuisgekomen'. Achter de minzame façade van het oude vriendenclubje sidderen desillusie, naijver en andere kleinmenselijke trekjes. Nooit legt Pleysier zoiets uit, altijd laat hij de tekst zelf spreken. Fijntjes legt hij er de kiemen van het verdere verhaal in. De kiem van de ontgoocheling bijvoorbeeld: hoofdpersonages Anna en Toon willen ook graag weg, als coöperanten naar Latijns-Amerika. Het is een oude droom: al in hun studententijd werd het koppel 'de Latino's' genoemd.
Als die droom plots toch nog in vervulling gaat, schroeft Pleysier de spanning pagina na pagina op. Al gebeurt er volstrekt 'niets' uitzonderlijks. Zelfs het 'avontuur' in den vreemde is voor de meeste Vlamingen ongetwijfeld herkenbaar. Precies de 'normaliteit' van wat wordt beschreven, is bij Pleysier (hier niet voor het eerst) altijd overweldigend. "Het gaat uitstekend met Anna en Toon - dank u!", klinkt het halfweg het boek bijna treiterig. "Ze zijn aan het leven in hun dorp in de Ecuadoraanse Andes ondertussen al wat gewend geraakt. Ze hebben er al met heel wat mensen kennisgemaakt, ze voelen er zich aanvaard, ze hebben het naar hun zin in Calistos."
Dat moet dus wel mislopen, voel je vanaf pagina één, en dat doet het ook even over de helft. Een dramatische gebeurtenis jaagt het koppel terug naar België. En dat is het dan. Daar likken ze hun wonden, krijgen we het alweer zo herkenbare verhaal van een koppel waartussen onverwerkt verleden gaat zeuren tot het barst. Er is de terugkeer, het leven dat hier verder gaat, het leven dat elders achterbleef, er zijn de kinderen die geboren worden, de scheidingen die volgen. Het boek eindigt opnieuw in een parochiezaaltje, op een derdewereldfuif waar geen volk komt opdagen. Elke pagina in dit boek is doordrongen van verwachting en ontnuchtering, zowel persoonlijke, 'huiselijke' (relatie, kroost) als maatschappelijke.
Nooit klinkt bij Pleysier zoveel herkenbaarheid banaal. Nooit ook baadt het, omgekeerd, in gezwollen taal. Altijd gaat het in Pleysiers wereld om heel eenvoudige mensen die niet zo uitzonderlijke verwachtingen van het leven koesteren, die bij het najagen ervan wel blauwe plekken oplopen, en vervolgens voortgaan met hun leven. Alsof er een steentje in een vijver wordt gegooid, de schrijver de ontstane deining registreert tot het wateroppervlak zich herstelt.
De normaliteit van dat hele parcours wordt ook in De Latino's weer versterkt door veelvuldig gebruik van frasen die mensen dagelijks in de mond bestorven liggen, 'dode' bijna bezwerende taal, tussenwerpsels, flauwiteiten zelfs. Ook in De Latino's klinken weer heel veel 'gewone' stemmen en klanken door. Maar altijd in zo'n strak gecomponeerd geheel dat er geen halve noot vals klinkt. Resultaat is een bijna obsessief hyperrealisme, waarin alles - toon, kleur, dialoog - 'juist' zit. Het is de verdichting van die alledaagsheid, naar taal en inhoud, die Pleysier ook met dit boek weer verder doordrijft.
Leo Pleysier
De Latino's
De Bezige Bij, Amsterdam, 176 p., 16,50 euro
Er klinken weer heel veel 'gewone' stemmen en klanken. Maar altijd in zo'n strak gecomponeerd geheel dat er geen halve noot vals klinkt. Resultaat is een bijna obsessief hyperrealisme, waarin alles - toon, kleur, dialoog - 'juist' zit.
Toon Horsten
il/pr/06 a
Leo Pleysier is een auteur die al zijn hele leven aan één groot boek werkt. Elk van zijn boeken is als een afgerond geheel te lezen, maar de totaliteit van zijn oeuvre is sterker dan de som van de delen. Literatuur is voor Pleysier een vorm van plaatsbepaling. Een manier om voor zichzelf en voor zijn lezers de bakens uit te zetten. Hier sta ik, hier ben ik. Hij doet dat op een koppige en eigenzinnige manier, al zijn er raakpunten met wat andere Vlaamse auteurs als Walter van den Broeck of Erik Vlaminck doen.
In de trilogie Waar was ik weer? - nog altijd de as waarrond ook de rest van zijn werk draait - vond Pleysier voor het eerst een manier om de moderniteit te laten samenvallen met een nadrukkelijke interesse voor zijn onmiddellijke omgeving; het dorp, het landschap, de familie, de taal. En die lijn trok hij door in zijn latere romans. Met het uitgepuurde Wit is altijd schoon - een monoloog van zijn overleden moeder - mocht hij zelfs even van bekendheid bij een breed publiek genieten. Wat niet belette dat hij daarna ijzerenheinig verder ging op de ingeslagen weg, zonder enige toegeving aan dat grote publiek.
Zijn nieuwe roman, De latino's , lijkt op het eerste gezicht een breuk met zijn vroegere werk. Het boek heeft een voortdenderende plot, een staccato-ritme en een vrij lineaire, bijna traditionele structuur en opbouw. Het is ooit anders geweest bij Pleysier.
In deze net geen tweehonderd bladzijden tellende roman doet hij het relaas van Toon en Anna, ,,het koppel-dat-absoluut-naar-het-buitenland-wilde''. Twee exponenten van wat we een beetje oneerbiedig de 'Wereldwinkelgeneratie' zouden kunnen noemen, die dromen van zelfrealisatie als ontwikkelingshelper in Zuid-Amerika. Een droom die - halleluja! - aan een naïeve heilsverwachting grenst.
Als hun droom op de meest dramatische wijze uiteenspat, worden Toon en Anna door het noodlot meedogenloos op hun plaats gezet. Ze vertrekken als een dief in de nacht uit de Andes. Hun thuis blijkt niet daar te liggen, wat de zoon van Toon en Anna zijn moeder vijftien jaar later - wanneer ze terugkregen naar de plaats des onheils - ondubbelzinnig duidelijk maakt. ,,Veel liever was hij thuisgebleven. Thuis ja, in zijn eigen land [].''
Bij nadere beschouwing is de breuk met Pleysiers vroegere werk heel wat minder drastisch. Wel integendeel. Al eerder sleepte Pleysier Afrika, India en China zijn literaire wereld binnen. Het dorp, de omgeving en de familie van Pleysier trokken niet alleen de wereld in, de wereld palmde ook zijn dorp, omgeving en familie in. Pleysier, aanvankelijk de schrijver van het 'hier', werd ook steeds meer de schrijver van het 'ginder'. Waarbij het ene nooit zonder het andere kan. Wellicht is dit boek niet meer dan een volgende stap in een logische evolutie.
Bovendien is het engagement van de hoofdpersonages in De latino's niet wezenlijk verschillend van dat van Tante Roza, de non die naar China trok in De Gele Rivier is bevrozen . Toen die terugkeek op haar eigen leven, stelde ze: ,,Ik ga niet beweren dat ik de allerbeste keus gemaakt heb indertijd. Maar het was wel míjn keus.'' Ook Anna keert zich niet af van het idealisme uit haar jeugd, dat haar in Zuid-Amerika schipbreuk heeft doen lijden. Ze blijft zich inzetten voor de derdewereldbeweging, al weet ze dat het soms fout zal gaan. ,,Het verlies zal substantieel zijn'', stelt ze nuchter vast.
Een standpunt innemen doet Pleysier niet. Hij vertelt zijn verhaal in een tot de essentie herleid, afgekloven Nederlands, wars van sentimentaliteit en quasi-documentair van toon. Nergens dringt hij een mening of interpretatie op. De soberheid regeert. Pleysier is een schrijver die je niet gauw zal betrappen met een pluim in zijn kont. De tekst staat altijd centraal. Al de rest is ballast. Nergens lijkt de tekst of de schriftuur overdadig. Elk woord te veel is geschrapt.
Verwacht u in deze korte roman niet aan een aanklacht tegen de uitwassen van de ontwikkelingssamenwerking, of aan een vurige verdediging van het nut ervan. Ook wie op een afrekening met het idealisme zit te wachten, blijft op zijn honger. Wie in het boek een boodschap wil ontdekken ('Ga elders niet zoeken wat je thuis niet vindt', bijvoorbeeld), kan dat. Maar meer dan een interpretatie is het niet. En het is in ieder geval níét de interpretatie van de schrijver. Pleysier is niet de auteur van het grote gelijk. Pleysier is de schrijver van het 'misschien'.
En misschien zelfs dat niet.
LEO PLEYSIER
De latino's.
De Bezige Bij, 175 blz., 16,50 euro.
Frank Hellemans
rt/aa/28 m
Leo Pleysier heeft definitief zijn familie achter zich gelaten. In zijn laatste romans verruilde hij al de Kempense heimat voor de wijde wereld van Afrika, China en India. Deze keer laat Pleysier in De Latino's Toon en Anna, een jong koppel vol idealisme, naar het ontwikkelingscontinent van hun dromen vertrekken. Nochtans leken de plannen om ergens in Zuid-Amerika de plaatselijke bevolking te helpen aanvankelijk te verzanden. Anna ging dan maar op het thuisfront lesgeven, terwijl Toon zich mokkend terugtrok in een werkloos bestaan. Maar als de nood het hoogst is, is de verlossing nabij. Ze krijgen eindelijk een opdracht om naar een bergdorpje in de Andes in Ecuador te vertrekken waar de Zula, een plaatselijke rivier, dringend aan banden moet worden gelegd. Het paradijs wenkt. Tot het noodlot toeslaat en de levens van beide hoofdpersonages in snel tempo een totaal andere wending nemen.
Pleysier heeft maar enkele bladzijden nodig om van regen naar zonneschijn over te schakelen en omgekeerd. Een paar keer speelt hij het klaar om in deze roman naar een happy end toe te werken, dat echter keer op keer omslaat zonder dat de auteur daarvoor het leven geweld dient aan te doen. De hoofdmoot van het verhaal speelt zich af in een bergdorpje van nog geen 600 zielen. Toon kan er zich uitleven in zijn strijd tegen het water, terwijl Anna maar niet genoeg kan krijgen van de premoderne romantiek die dit Andesdorpje uitstraalt. Ze ontpopt zich zelfs tot een verwante ziel van de auteur. Zoals Pleysier in zijn beste werk een klanktapijt maakte van het Kempense taaleigen van zijn moeder ( Wit is altijd schoon ), zo wil Anna op het toppunt van haar geluk ook een geluidstapijt weven van alles wat ze rond zich hoort. Van de spelende kinderen op straat of het geblaf van een hond tot het gekibbel van de buren of het gerommel van het onweer in de bergen: Anna gaat met haar cassetterecorder op weg om de harmonie van de natuur voor altijd vast te leggen.
Net wanneer de auteur je bijna doet geloven in een idyllische parabel vol ecologische romantiek, slaat het fatum toe. Anna en Toon keren beiden terug naar een uitgeregend België en proberen er het oude leven achter zich te laten. Ze groeien uit elkaar. Anna gaat jaren later met haar vijftienjarige zoon opnieuw haar verleden opzoeken in het Latijns-Amerikaanse bergdorpje. Ze staat er oog in oog met haar vroegere ongeluk en wordt er door de plaatselijke bevolking ook navenant op aangesproken. Er is geen weg terug. Ze vlucht voor een tweede keer weer naar België. Het ontwikkelingsidealisme blijft nog smeulen, maar een mislukte Latinofuif doet het laatste enthousiasme uitdoven.
Pleysier registreert laconiek hoe snel en onherroepelijk diverse levenshoudingen als idealisme, realisme, opstandigheid, ontgoocheling en berusting in elkaar kunnen overlopen. Pleysier staat er bij met een ouderwets fototoestel en laat in zwart-wit zien hoe het leven zich weinig aantrekt van de beste bedoelingen. Een enkele keer trekt hij, zoals gezegd, zijn bekende klankregisters open door Anna materiaal te laten verzamelen voor een geluidsmontage: 'In haar koptelefoon hoort Anna hoe de regen stilaan overstemd wordt door het aanzwellende geluid van de Zula. Het water dat druppelt, stroelt, plast, plenst, spat, gutst, roffelt, bruist, stroomt, zich naar beneden stort.' Maar de hommage aan de exotische klankwereld van de Latino's duurt slechts een moment of daar gaat het levensrad alweer naar beneden: 'Anna en Toon waren naar hier gekomen om de mensen te helpen, om met ze samen te leven en samen te werken en om zo een paar dingen op te bouwen, te veranderen of te verbeteren, maar nu verkeren ze zélf in diepste nood.'
Pleysier heeft met De Latino's geen uitgepuurd huzarenstukje geschreven, zoals met Wit is altijd schoon , maar wel een nuchtere reportage uit het leven gegrepen. De Latino's is zijn authentiek antwoord op de geënsceneerde dramatiek van de reality-tv . Wie houdt van een eerlijke vertelling zonder vals sentiment is bij Pleysier dus aan het juiste adres.
LEO PLEYSIER, 'DE LATINO'S', DE BEZIGE BIJ, AMSTERDAM, 175 BLZ., euro16,50.
31/12/2007
Toon en Anna van Hecke zijn de Latino's, een bijnaam die ze van hun medestudenten in Leuven gekregen hebben toen ze daar in de jaren '80 van vorige eeuw studeerden. Toon ging voor landbouwingenieur, Anna voor Spaans en antropologie. Hun grote droom: coöperanten worden in een uitdagend project in een Zuid-Amerikaans land. Bij wijze van contrast creëert Pleysier een ander koppel: Erik en Liesbeth, een bioloog en een afrikaniste. Zij willen aan de slag gaan in Afrika, meer bepaald in Burundi, en dat lukt hen vrij vlug.
Pleysier heeft behalve de concurrentie tussen twee koppels ook de relatie tussen zijn hoofdpersonages op duidelijke tegenstellingen gefundeerd. Toon, veeleer introvert en aanvankelijk wat futloos, zal openbloeien in het project in Ecuador waar ze naartoe gestuurd worden. Als man zal hij er de belangrijkste bijdrage moeten leveren. In Calistos, een indianendorp in de Andes, waar de lokale priester toevallig(?) Pedro Torres heet, zal hij zich toeleggen op het bedwingen en afdammen van een bergrivier die de gemeenschap geregeld veel schade berokkent. Anna daarentegen is de enthousiaste, extraverte vrouw, die minder spectaculaire activiteiten zal ontplooien: voedingsvoorlichting geven en een centrum voor volwasseneneducatie op de rails zetten.
En Pleysier kijkt als auctoriële verteller toe op de manier waarop ze het er af brengen. In vorige romans liet hij de stemmen van zijn personages polyfonisch en contrapuntisch klinken. In De Latino's registreert hij ze strakker en begeleidt ze met evaluerend commentaar."Zie ze daar nu wonen, Anna en Toon, in hun afgelegen dorp in de Andes", luidt de openingszin van het 7e hoofdstuk, en twee hoofdstukken verder: "Het gaat uitstekend met Anna en Toon".
De lezer voelt met zijn klompen aan dat zo'n mooi liedje niet lang meer kan duren. De auteur hoopt zoveel mogelijk geluk en optimisme op dat de lezer mag verwachten dat een cataclysme in alle hevigheid op hem zal worden losgelaten. Maar eerst moet Miguel, het kind van Anna en Toon geboren worden. Daarmee wordt de stand in de competitie met het koppel Erik en Liesbeth in Afrika in evenwicht gebracht. Zij waren het eerste weg, maar Anna en Toon kregen het eerst een kind. Miguel sterft als hij negen maand oud is: Meningitis? Wiegendood? Een infectie? Op zijn begrafenis spreekt Pedro Torres een merkwaardig Latijn: 'Credo in unum deo; Pater omnipotentes.' Kan een uitgeverij als De Bezige Bij zich een dergelijke uitschuiver permitteren?
Zoals in een klassieke tragedie serveert Pleysier in De Latino's na de climax de afwikkeling en de afloop van de handeling: het loopt uit op een regelrechte exitus infelix. Het begin van het ongelukkige einde is de nieuwe zwangerschap van Anna en haar vastberadenheid om zo vlug mogelijk naar België terug te keren, waar hoogtechnologisch uitgeruste kraamklinieken zijn, kinderspecialisten binnen handbereik en een ziekenfonds dat alle kosten terugbetaalt. Toon daarentegen wil blijven, tracht Anna zelfs tot een abortus te overhalen. Pleysier laat zijn hoofdpersonages een bocht van 180 graden maken: Toon is nu de enthousiasteling die het project in Ecuador wil realiseren en een kind daarbij als een hinder beschouwt. Anna kiest resoluut voor het moederschap en de terugkeer naar de veiligheid van de verzorgingsstaat. Ze overtuigt Toon om hun coöperantencontract te verbreken en naar België terug te keren, waar hun zoon Jeroen geboren wordt in afwezigheid van de vader. De relatie en communicatie tussen Toon en Anna verloopt van dan af decrescendo. Hun verhaal eindigt op pagina 141 met een suggestief en hoopgevend gebaar van samenhorigheid. Dat wordt in de erop volgende epiloog en coda door Pleysier vakkundig als een schijnbeweging beschreven. Toon en Anna gaan uit elkaar. Het debacle is voor de lezer geenszins een verrassing. Die epiloog en coda heb ik gelezen op de manier waarop ik na het einde van een film met het label 'echt gebeurd', het verdere levensverloop van de personages samengevat verneem. Ik heb daar weinig boodschap aan. Voor mij had De Latino's op pagina 141 mogen eindigen. [Joris Gerits]
L.A.A. Kruse
Voor de sterk geëngageerde Anna en Toon gaat een droom in vervulling als ze als ‘coöperanten’ worden uitgezonden in een ontwikkelingsproject naar een indianendorpje in Ecuador. Toon helpt als landbouwkundig ingenieur de rivier te bedwingen, Anna geeft jonge moeders voedingsinstructies. Als hun zoontje wordt geboren, lijkt niets hun geluk nog in de weg te staan. Maar diens (onverklaarbare) dood is het begin van flink wat ellende, zoals de door Toon niet gewenste geboorte van een tweede zoon, hun vertrek terug naar België, en een echtscheiding. In de ‘Epiloog’ reist Anna met haar 14-jarige puberzoon Jeroen terug naar het indianendorpje, waar haar niets dan wantrouwen en ruzie wacht. In de ‘Coda’ denkt Anna het geluk bij een vriendin gevonden te hebben. Pleysier prikt in deze ‘noodlotstragedie’ de romantiek van de ontwikkelingssamenwerking door. Een laconieke verteller beschrijft de avonturen van de twee hoofdpersonages als een amusant uitstapje, waardoor hun hulpeloosheid sneu aandoet, maar nergens aangrijpend wordt. Normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.