Socrates op de speelplaats : filosoferen met kinderen in de praktijk
Richard Anthone
Richard Anthone (Redacteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Acco, 2006 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 478.6 PEIN |
31/12/2006
Peinzen werkt 49 filosofische vragen concreet uit voor gebruik in het basisonderwijs. De auteurs hebben heel wat ervaring in de theorie en de praktijk van filosoferen met kinderen, en hebben de onderhavige 49 vragen uitvoerig getest. Het concept werd ontwikkeld door de Brusselse vzw Initia, 'bureau voor kunst- en cultuurinitiatieven'. Onder de naam 'Filoket' werden een aantal projecten en videofilms ontwikkeld over filosofie voor kinderen, maar die werking moest worden opgeheven wegens het stopzetten van subsidies door het ministerie van Onderwijs.
Filosoferen met kinderen vinden de auteurs, samen met zovele anderen, een natuurlijke zaak. De constante vragenstroom van kinderen, die verwonderd tegen de ons vertrouwde wereld aankijken, wordt hiermee ernstig genomen en verder ontwikkeld. Dit bevordert de persoonlijke verrijking en het onderlinge contact van de kinderen, alsook hun weerbaarheid in een snel veranderende en veeleisende samenleving: "Inzicht in het eigen denken en ervaring met het samen denken geven een stevige basis waarop kinderen kunnen terugvallen. Filosoferen met kinderen doet recht aan deze behoefte die kinderen van vandaag voelen". Dit is een argument dat ook centraal staat bij het Nederlandse Centrum voor Kinderfilosofie.
De auteurs benadrukken de socratische houding (het 'niet weten' als uitgangspunt) en de dialoogvorm van het filosofisch gesprek. De kinderen vormen een 'onderzoeksgemeenschap': de filosofische vragen worden samen verkend, met respect voor alle meningen, en het 'eigen gelijk' wordt ondergeschikt gemaakt aan de dialoog en de gemeenschappelijke uitkomst. De leerkracht onthoudt zich hierbij van zijn eigen meningen en neemt een begeleidingsrol op. Hij brengt vragen aan en bewaakt de gespreksregels. De houding en methode zijn uiteindelijk belangrijker dan de inhoud/kennis of het bereiken van een oplossing. Jeugdliteratuur speelt een belangrijke rol in hun aanpak, als verkennende voorbereiding tot de vragenronde. Richard Anthone is een uitgesproken voorstander van het gebruik van jeugdliteratuur in filosofie voor kinderen, en staat daarmee tegenover de Amerikaanse filosoof Matthew Lipman (auteur van Nous, Acco, 1999 -- een boek waar Anthone overigens aan meewerkte), die pleit voor zelfgeschreven teksten en zelf al enige filosofische jeugdromans heeft geschreven.
De auteurs geven toe dat deze gespreksvorm en de 49 vragen evengoed de stof kunnen vormen van het bekende kringgesprek, en daarom is het de bedoeling dat het filosofische gesprek zich vooral naar een abstracter, metaniveau begeeft. Specifiek filosofische vragen zijn van de tweede en derde orde. Waar eerste-ordevragen gewoon de vertrouwde 'wat is...' vragen betreffen, handelen tweede-ordevragen over aannames en vooronderstellingen (bv. 'Waarop heb je dat gebaseerd?') en derde-ordevragen over rechtvaardigingen (bv. 'Is dat een goede interpretatie, en is dat belangrijk?'). De ordes komen als zodanig niet voor in de uitwerking van de 49 vragen, wat misschien een goede zaak is gezien de 'zwaarte' van dat soort vragen. De auteurs vertalen ze naar concrete vraagtypes, bv. 'vragen naar helderheid' en 'vragen over het gesprek', en ze geven er voorbeelden bij. De auteurs willen telkens toewerken naar het dieper verkennen van de hoofdvragen in het filosofische gesprek, maar toch komt dit niet altijd duidelijk naar voren in de uitwerking, zodat het verschil tussen het filosofisch en het kringgesprek te weinig concreet wordt gemaakt.
De 49 vragen behandelen uiteenlopende onderwerpen als 'Wat is vriendschap?', 'Wanneer zou je voor iemand stemmen?', 'Wat is het verschil tussen mens en dier?' of 'Waarom stel je vragen?'. Ze worden op één à twee pagina's uitgewerkt aan de hand van vijf luikjes: aanduiding van het niveau waarop de vragen kunnen worden gesteld (van kleuters tot groep 8); een stukje filosofische achtergrond (telkens interessant, maar duidelijk bedoeld voor de leerkracht, al wordt dit niet aangegeven); een voorstel tot gezamenlijk ervaringsmoment (meestal het voorlezen van een relevant jeugdboek, nogal vaak eentje van Max Velthuijs); een aantal bruikbare filosofische vragen voor het gesprek; een afsluitende verwerkingsopdracht (tekenen, schrijven, gezamenlijke activiteit etc). Een voorbeeld: bij de vraag 'Kun je alles wat je wilt?', bedoeld voor groep 5 en 6, wordt eerst Kikker is kikker van Velthuijs gelezen, wat een goed beginpunt voor een gesprek over dit thema genoemd mag worden. De filosofische vragen die de auteurs voorstellen, gaan inderdaad van concreet ('Ken je dingen die je kunt maar niet wilt?') naar abstract, ethisch ('Mag je de ander je wil opleggen?') en conceptueel (een 'mogelijke-werelden'-vraag: 'Stel je eens voor dat het mogelijk zou zijn dat iedereen alles zou kunnen wat hij wil. Hoe zou de wereld er dan uitzien?'). Je ziet dus de beweging van concreet naar abstract, maar de auteurs drijven dit niet ver. De band met het jeugdboek is los. Een gespreksevaluatieve vraag ontbreekt, en dat is bij alle vragen het geval, terwijl dat toch de expliciete opzet is van hun aanpak. De verwerkingsopdracht, 'Schrijf eens op wat jij ooit wel eens zou willen kunnen', is flauw. Bij andere vragen komen interessantere opdrachten, zoals 'Teken een mens die 'bijgewerkt' is tot een betere mens' bij de vraag 'Wat is een mens?', of 'Vertel elkaar een verhaal en laat de anderen raden of het gelogen is' bij 'Wanneer mag je liegen?'.
Deze gevarieerde set van vragen biedt over het algemeen uitstekend voorbeeldmateriaal voor leerkrachten. De lezer wordt veelvuldig verwezen naar andere literatuur over het onderwerp. In aanpak en uitwerking sluit het boek aan bij Van boeken ga je denken van Anthone en Silvie Moors (Acco, 2002), waarin jeugdliteratuur en filosofie volledig op elkaar worden betrokken. In Peinzen wordt de jeugdliteratuur enkel aangewend als voorbereiding op het filosofische gesprek. [Chris Bulcaen]
Redactie Vlabin-VBC
De auteurs van dit boek hebben heel wat ervaring in de theorie en de praktijk van filosoferen met kinderen. In een kort theoretisch hoofdstuk wordt de dialoogvorm benadrukt, waarin de leerkracht een begeleidingsrol opneemt. Het specifieke filosofische is dat men aan abstractere vragen toekomt over aannames, vooronderstellingen en rechtvaardigingen. De 49 vragen behandelen uiteenlopende onderwerpen als 'wat is vriendschap', 'wat is het verschil tussen mens en dier' of 'waarom stel je vragen'. Ze worden op een à twee pagina's uitgewerkt aan de hand van vijf luikjes: aanduiding van het niveau (van kleuters tot groep 8), een stukje filosofische achtergrond (voor de leerkracht), een voorstel tot gezamenlijk ervaringsmoment (meestal het voorlezen van een relevant jeugdboek, nogal vaak eentje van Max Velthuys), een aantal bruikbare filosofische vragen en een afsluitende verwerkingsopdracht. Deze gevarieerde set van vragen biedt uitstekend voorbeeldmateriaal voor leerkrachten. De lezer wordt veelvuldig verwezen naar andere literatuur over het onderwerp. Het boek bevat een aantal invuloefeningen.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.