De ondraaglijke lichtheid van het bestaan
Milan Kundera
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Ambo, cop. 2006 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : KUND |
31/12/2006
Dit is het derde essay, na De kunst van de roman (1986) en Verraden testamenten (1993), dat Milan Kundera wijdt aan de roman als kunstvorm sui generis. Zoals in de twee vorige essays worden ook hier zijn literaire helden geciteerd: Rabelais, Cervantes en Henry Fielding, verantwoordelijk voor het ontstaan en de ontwikkeling van de prozaïsche beschrijving van de werkelijkheid, in de volle betekenis van het woord en met verbeeldingskracht. Hij citeert uit het weergaloze Tom Jones (1749) van Fielding, waarin deze verklaart dat "het maal dat wij hier schaffen, niets anders is dan de menselijke natuur". Het leverde sindsdien in de romanliteratuur een ongelooflijke rijkdom op aan inzicht in en begrip voor mens en samenleving. Stendhal, Balzac, Flaubert, Tolstoj, Dostojewski, Proust, Joyce, Musil, Kafka, Broch, Gombrowics, het zijn maar enkele van de schakels in de lange, continue stroom van "de moraal van het wezenlijke" die voortkomt uit "de noodzaak een ethische waarde te hechten aan het kunstwerk, zodat het geplaatst kan worden". Kundera waarschuwt meermaals tegen de waanzinnige wildgroei waardoor de literatuur bezig is zichzelf kapot te maken. Een feit waaraan noch de literaire onderzoeker noch de uitgever zich iets gelegen laten liggen: volgens Kundera zijn het parasieten die gedreven door status en gewin de literatuur dreigen te verdrinken in onstuitbaar gebrabbel.
Nochtans is het kunstwerk en met name de roman van het grootste belang voor de toekomst van de mensheid, omdat hier in tegenstelling tot de reële wereld, een wereld wordt geschapen die geen vergetelheid kent en waarin de herinnering nooit zal vervormen. Om het met Ernesto Sábato te zeggen: "de roman is de laatste uitkijkpost van waaruit we het menselijk leven als geheel kunnen overzien". Een gepassioneerd pleidooi tegen de verheerlijking van de bombast en voor het proza van het leven. [Jan Baes]
Willem G. Weststeijn
Na "De kunst van de roman" (1986) en "Verraden testamenten" (1993) is dit het derde essay dat de Tsjechische schrijver Milan Kundera (1929) aan de roman heeft gewijd. Net als de twee eerdere essays is "Het doek" een sprankelend geschrift. De auteur is wars van literatuurwetenschappelijke theorieën en jargon en maakt oorspronkelijke en persoonlijke opmerkingen over de geschiedenis en ontwikkeling van de Europese roman. Hoog aangeschreven bij hem staan "Don Quijote" van Cervantes en het werk van Rabelais, die hij moeiteloos verbindt met de grote romans van de negentiende en twintigste eeuw: "Madame Bovary", "Anna Karenina", "Ulysses" en andere. Door het hele essay heen voert hij een hartstochtelijk pleidooi voor de roman als een zeer hoogstaande kunstvorm waarin van alles mogelijk is. Daarbij laat hij doorschemeren dat de grote tijd ervan voorbij is. Het moderne Europa, zo meent hij, zoekt zijn spiegel niet meer in de filosofie en de kunst. Geschikt voor een ontwikkeld lezerspubliek.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.