Gekke goden van de Olympus
David Slavin
2 exemplaren
Beschikbaarheid | Uitgave | Volume | Plaats in de bib |
---|---|---|---|
Magazijn |
Atlas, 2006-2007 |
2 |
MAGAZIJN : STRIPS VOLWASSENEN: ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : BEELDROMAN : VALL |
Magazijn |
Atlas, 2006-2007 |
1 |
MAGAZIJN : STRIPS VOLWASSENEN: ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : BEELDROMAN : VALL |
31/12/2006
Het stripuniversum van David B. (B. voor Beauchard, geb. 1959) werd altijd al bevolkt door geestesverschijningen, mythologische en historische figuren, fantastische monsters en machines, meestal in betekenisvolle dromen en allegorische voorstellingen. Het toonde een ongebreidelde fantasie, die wel steeds in verbinding stond met de werkelijkheid en de psychologie van zijn personages, maar soms vrij hermetische verhalen opleverde. Zijn tekeningen zijn anders wel duidelijk genoeg door de eenvoudige, krachtige stijl en zijn meesterschap over het zwart-witcontrast en het gebruik van primitieve kleuren. Het is zijn beeldtaal die ons vaak voor raadsels stelt, waar die fantastische beelden allemaal voor staan, en hoe ze resoneren met het verhaal. De auteur draagt zelf enige verheldering aan met zijn autobiografische reeksen 'L'ascension du haut-mal' (zes delen tussen 1996-2003) en 'Babel' (sinds 2004 en al twee delen gepubliceerd), die het verhaal vertellen van hoe de ziekte van zijn broer, een zware vorm van epilepsie, het leven van zijn familie bepaalde vanaf het eind van de jaren '60. In dat verhaal komen we de beelden en thema's tegen die de stripwereld van David B. domineren, en daarmee is het ook een verhaal van de wording van een stripauteur.
De eerste striproman, Vallende ziekte, wordt nu naar het Nederlands vertaald bij Atlas, in twee delen. Een mooie, handzame bundeling, in een kleiner formaat dan de Franse albums. De originele zes covers, die toonden hoe de epileptische broer evolueerde van een normale, zij het wat sloom uitziende jongen naar een getekende, gezette jongeman, zijn door de bundeling van telkens drie delen gesneuveld. 'Babel' komt uit in de internationaal opgezette reeks 'Ignatz' (zie p. 8 in deze stripbijlage). Oog en Blik brengt binnenkort het tweede deel op de markt. Deze nieuwe striproman omvat veel paginagrote prenten, en daarom is het goed dat deze strip in groter formaat gepubliceerd wordt dan Vallende ziekte.
Eind jaren '60 was epilepsie nog een weinig onderzochte en begrepen aandoening. De zoektocht van de ouders naar een genezende behandeling is dan ook lang en hallucinant. De medische wetenschap weet het eigenlijk niet (zie coverprent van deze stripbijlage) en stelt drastische hersenchirurgie voor. De ouders wenden zich daarom al snel tot het alternatieve circuit van acupunctuur, macrobiotiek, spiritisme etc. Een macrobiotische meester brengt tijdelijk soelaas, maar ideologische excessen en het steeds erger worden van de ziekte voorkomen een duurzaam effect. Zonder veel commentaar, maar met een duidelijke afkeur brengt David B. dat hele alternatieve wereldje uitgebreid en humoristisch in beeld. Het wordt steeds gekker, de kwakzalvers tot wie de ouders zich wenden, en de prenten worden evenredig uitzinniger. De Aziatische oorsprong van veel van deze behandelingen inspireert de jonge David B. wel tot een prachtige metafoor van de epilepsie. Hij stelt zich de ziekte voor als een soort Chinese slang/draak die zijn broer belaagt. Ze kronkelt om hem heen, zit mee aan tafel, wordt door de acupuncturist bedwongen, maar ze wordt steeds groter en sterker, wat de auteur verbeeldt in grote prenten die volledig omkaderd worden door het serpent. Wanneer de broer zich uiteindelijk laat gaan en niet meer vecht tegen de ziekte, stelt David B. het zich voor dat hij het uiterlijk van de slang aanneemt (zie ill.). In de illustratie zien we ook hoe de broer/slang een berg beklimt. Het is een mythische metafoor die in de Franse titel van de strip aangegeven wordt. Waar 'Haut-mal', een informele term voor epilepsie, goed vertaald werd naar 'vallende ziekte', werd het eerste lid van die titel, 'l'ascension' niet vertaald. Het is nochtans een heel juist gekozen term die niet alleen de plotse opkomst en langzame verergering van de ziekte vertolkt, maar ook de lijdensweg die de broer noodlottig en met een vreemde mengeling van opstand en bereidwilligheid bewandelt. Mythische (Sisyphus) en bijbelse (Golgotha) associaties liggen voor de hand.
Het is die rijkdom aan associaties en beelden die, naast het sterke en doorleefde verhaal, zo fascineert in deze en andere strips van David B. Hij verklaart die rijkdom zelf door te verwijzen naar zijn opvoeding en de ziekte van zijn broer. Zijn ouders lazen voor uit bijbelse en mythische verhalen, en David B. onthield er vooral de heroïsche gevechten van. Samen met zijn broer en zus begon hij al vlug tekeningen van veldslagen te maken, en later voedde hij zich volop met literatuur over antieke strijders en helden, en verhalen van zijn voorouders over de oorlogen die zij meemaakten. Geweld, oorlog en epilepsie worden een geheel, en de auteur stelt dat ook uitdrukkelijk in een heel relevante passage waarin hij zijn stripproject verdedigt tegen kritiek van zijn moeder (in werkelijkheid zorgde zijn striproman ook voor een tijdelijke verwijdering tussen David B. en zijn ouders). De jonge David B. engageert, in (dag)dromen en in zijn tekeningen, al deze strijders, en ook nog geesten en spoken, als bescherming tegen zijn soms agressieve, en altijd heel erg aanwezige broer, en tegen de ziekte zelf. De auteur verklaart hier, en nog meer in de latere delen van Vallende ziekte, hoe en waarom hij in zijn strips zo gepreoccupeerd is door geweld, oorlog, herinneringen en dromen. Hij toont ook de bronnen van zijn bijzondere signatuur.
Blijkbaar was het arsenaal aan herinneringen en beelden uit zijn jeugd nog niet uitgeput, want David B. voelde na afwerking van zijn levensproject meteen de behoefte een 'vervolg' te maken, 'Babel', waarin hij hetzelfde verhaal van de vallende ziekte en zijn wording tot striptekenaar nog eens vertelt, maar dan met andere beelden. In Babel 1 zijn dat bv. de koning van de wereld (een mythische figuur die de krachten van de wereld beheerst) en de Biafra-oorlog, in het nog onvertaalde Babel 2 zijn dat Papoea-maskers, waar zijn broer en hij een grote interesse voor koesterden. De verschillende albums zullen opnieuw een striproman vormen, die echter heel fragmentarisch is opgebouwd. In Babel 1 zijn er zes, in los verband tot elkaar staande hoofdstukken, en dat in 32 pagina's. Je krijgt voorlopig de indruk dat David B. wat overschotjes van zijn levensverhaal heeft verzameld, maar visueel is dit alleszins een overdonderende strip. Het is ook geen doorslagje van Vallende ziekte. Waar hij in die striproman zijn toenmalige, kinderlijke visie op de ziekte van zijn broer illustreert, vertrekt hij in 'Babel' van zijn huidige, volwassen visie, en stelt hij dan ook onomwonden dat hij de tekenaar is geworden wie hij is omwille van de ziekte van zijn broer. Stilistisch is er ook een groot verschil met Vallende ziekte. De auteur voegt rood en grijs toe aan zijn kleurenpalet, en dat past uitstekend bij de nog hallucinantere en fantastische beelden. De prenten over de koning van de wereld en de oorlog in Biafra zijn onvoorstelbare staaltjes van inventieve en krachtige stripkunst. Heel significant is hoe hij de paginagrote, overvolle prenten van de oorlog vormgeeft als een gelaat, dat visuele associaties oproept met het gezicht van zijn broer, en uiteindelijk dat van hemzelf. Opnieuw: ziekte, oorlog en tekenen, een geheel. [Chris Bulcaen]
31/12/2008
In het tweede deel van zijn grote autobiografische zwart-wit strip verlegt David B. de klemtoon van zijn epileptische broer naar zichzelf. Waar zijn broer zich neerlegt bij zijn zware ziekte en het actieve leven opgeeft, worstelt de adolescente David met de loodzware last die zijn broers ziekte op het hele gezin heeft gelegd. Hij krijgt meer inzicht in dat verleden en dat roept zowel woede als schuldgevoelens op. Om zelf vooruit te kunnen, moet hij zijn broer opzij duwen, wat nieuwe reacties en schuldgevoelens opwekt. Dat komt goed tot uiting in het tekenenmotief. Als kinderen werkten David en Jean-Christophe samen aan grote tekeningen en stripverhalen. Met het verergeren van zijn toestand gaf Jean-Christophe dat tekenen op, zoals hij alles opgaf. Hij ontwikkelt wel een grote jaloezie, wil David verhinderen te tekenen en laat doorschemeren dat Davids tekentalenten zijn moeilijkheden vergroten. Toch kan David niets anders dan verdergaan met tekenen, omdat hij zo het verleden kan verwerken en meent onder het stigma van de vallende ziekte uit te geraken. Waar zijn broer zich laat gaan in een slachtofferrol, meent David dat hard werken een uitweg biedt: "Ik vraag me af of ik hem niet heb verstikt met mijn onafzienbare productie. Ik zie wel dat ik hem in de weg zit. Toch ga ik niet omwille van zijn gezondheid stoppen met tekenen."
In de eerste hoofdstukken (deel 1) van zijn striproman toonde David B. de mythologische bronnen van zijn stripbeelden, in de laatste drie (dit deel 2) verhaalt hij vooral waarom hij zo'n gedreven striptekenaar is geworden. Daarnaast zet hij de verhaallijnen uit het eerste deel verder: de progressie van de epilepsie en de vele alternatieve geneeswijzen waartoe zijn ouders zich wanhopig wenden. Stilistisch gaat hij steeds verder om ongelofelijk knappe, uitzinnige opstapelingen van beelden te bereiken. De ziekte verbeeldt hij niet meer als een serpent dat zijn broer aanvalt, maar ? om de vereenzelviging van Jean-Christophe met zijn ziekte te benadrukken ? als inwendige, donkere strepen en kronkelingen in Jean-Christophes gelaat en lichaam. Hij rekt het lichaam van zijn broer ook uit tot grote vlakken, bollen en kaders, waarin hij het familiedrama laat afspelen, om zo de beklemming van de hele familie over te brengen. De alternatieve kwakzalvers worden nog waanzinniger getekend dan in het eerste deel, met een inventieve stortvloed aan vreemde symbolen en beelden. Ten slotte markeert hij zichzelf vaak met de symbolen die de ziekte van zijn broer uitbeelden. Hij benadrukt daarmee de diepe verbondenheid met zijn broer, een hoofdzakelijk negatief gekleurde band, die hij in een opmerkelijk contemplatieve epiloog toch een positieve wending geeft. [Chris Bulcaen]
Gerard Zeegers
Het heeft even geduurd, maar de vertaling van David B.'s klassieke autobiografische strip over opgroeien met een epileptische broer is nu een feit. Het zesluik wordt in twee kloeke bundels uitgegeven, waarvan dit de eerste is. We lezen hoe de jonge David, zijn broer Jean-Christophe en zus Florence opgroeien. David heeft een levendige fantasie en is vooral gek op oude verhalen over oorlog. Hij leest en fantaseert over Hunnen en de Eerste Wereldoorlog. Dat wordt aangevuld met verhalen over zijn opa die nog gevochten heeft in die oorlog. Ondertussen gaat het slecht met zijn oudere broer. Zijn ziekte openbaart zich en de epileptische aanvallen worden steeds frequenter. Allerlei hulp wordt ingeroepen zoals psychiaters die op hem willen experimenteren en macrobioten die rare diëten verzinnen. De zomervakanties in macrobiotische communes zijn erg grappig en vormen de broodnodige humor. Het onderwerp is topzwaar, maar David B. vertelt het soepel en met overtuiging. Hij wisselt de ziekte van zijn broer af met kinderfantasie, alledaagse beslommeringen en humor. Met name de eenvoudige zwart-wittekeningen (die Satrapi gebruikte als voorbeeld voor haar stijl in 'Persepolis') zijn schitterend. 'Vallende ziekte' is het mooiste voorbeeld van wat een geslaagde literaire strip kan zijn.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.