De wei van Koe
Paul de Moor
Paul de Moor (Auteur), Geert Vervaeke (Illustrator)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Afijn, 2005 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MOOR |
31/12/2005
Paul De Moor, bekend als schrijver van reisimpressies en toeristische beschouwingen, geeft zijn eerste jeugdboek een wat raadselachtige lange titel en een ondertitel die niets aan de verbeelding overlaat: Zo moet het gaan als er iemand is, ook over Charles Darwin. Daaruit blijkt dat het minder belangrijk is dat het boek over Charles Darwin gaat, dan dat het antwoord geeft op de vraag hoe het moet gaan als er iemand is. Is die iemand gewoon 'een mens' en is de vraag dus hoe een mens moet bestaan en hoe de wereld zich tegenover hem moet gedragen? Of is 'iemand' het hoofdpersonage van dit verhaal, dat vertelt hoe het door de wereld behandeld zou moeten/willen worden? Of laat dit boek gewoon zien wat er gebeurt als mensen samen zijn?
Het hoofdpersonage, een meisje dat bijna elf wordt, vertelt wat ze meemaakte van 11 tot 19 februari 2004, de dag dat ze jarig is. Het is koud en saai bij haar thuis. Mama is naar Spanje verhuisd en papa is er nooit voor haar. Hij wil dat zijn dochter leert en slim wordt, hard werkt, veel geld verdient en een voorbeeld neemt aan hem. "Hij moet altijd ergens naartoe. Maar van ergens naartoe wil hij ook snel weg, naar ergens anders. Zo rent hij door de dagen. Van ergens naartoe naar ergens anders. Hij is altijd ergens. Almaar door. Van 'tot straks, lieve meid' tot 'later, beste meid'. Hij morst koffie over zijn schone hemd. Hij struikelt over zijn voeten. Hij vindt de sleutels van zijn auto niet. Zijn twee mobieltjes rinkelen om het hardst. Hij praat maar door. Hij komt zo. Hij is al onderweg. Hij is er nooit." Mama vindt hij een gans en hij wil niet dat het meisje naar haar toe gaat. Er is dus eigenlijk niemand voor haar. Tot ze in contact komt met de oude buurman Erasmus, wiens huis en hoofd kraken van de boeken, vooral over Charles Darwin. Als het meisje hem vraagt wie die Darwin was, is het hek van de dam. Buurman Erasmus, "een gezellige beer, ook als hij een brombeer is", vertelt haar het hele leven van de Engelse ontdekkingsreiziger, hij neemt haar in zijn oude VW-kever (ook een verwijzing naar Darwin!) mee naar Engeland om Darwins wereld te bezoeken. Die reis neemt het grootste deel van het boek in beslag. De lezer bezoekt met Buurman Erasmus en het meisje het graafschap Kent en de plaatsen waar Darwin woonde, leerde, werkte. De knappe evocatie van het landschap, beknopt maar met goed gekozen woorden, toont duidelijk dat die streek voor de auteur bekend terrein is. Mooi is het voorval met de kei die de auteur (zoals hij in een interview vertelde) bij Dover tegen een rots gooide, waarbij er een scherf afsprong zo scherp als een mes. In het boek doet Buurman Erasmus net hetzelfde, met daarbij de bedenking: "Misschien is het mes wel per ongeluk uitgevonden", en daarmee zitten we weer volop in Darwins evolutieverhaal. De reisimpressies worden afgewisseld met Buurman Erasmus' verhaal over het leven van de onderzoeker-ontdekkingsreiziger Darwin. Hij vertelt over diens verzamelwoede, zijn belangstelling voor alles in de natuur, zijn experimenten over het adaptievermogen van levende wezens aan veranderde omstandigheden, zijn liefde voor Emma, zijn reizen naar o.m. Vuurland en vooral de Galapagoseilanden, zijn stellingen over de evolutie van levende wezens, over de verwantschap van mensaap en mens, zijn ontdekking "dat de mensen tussen de dieren en de bloemen en de planten en de bomen stonden, en niet erboven als een koning". De auteur brengt dat verhaal aantrekkelijk, boeiend, vol afwisseling en met vooral veel aandacht voor de emoties van de ontdekkingsreiziger. Belangrijker dan wat de auteur over Darwin vertelt, is voor hem de relatie tussen het vertellende meisje en de oude buurman-boekengek, die met eerlijke interesse voor de vragen van het meisje zijn kennis met haar deelt. Paul De Moor vertelde in een interview dat het hem precies daarom te doen was in dit boek: een beeld oproepen van zijn eigen ervaringen met ontmoetingen als kind met mensen die open en vrijgevig hun kennis met hem deelden, die met echte belangstelling luisterden naar zijn vragen en ruimschoots tijd maakten om daarop te antwoorden. Dat maakt meteen duidelijk dat dit niet zomaar een kinderboek is, maar ook een boek voor oudere ,'wijze' mensen. Die merken in dit verhaal dat wat zij vertellen belang kan hebben voor kinderen, op voorwaarde dat ze rustig hun verhaal vertellen, met aandacht voor de vragen en de reacties. Schitterend is de manier waarop de auteur laat zien hoe kinderen onverwacht kunnen reageren op wat ze horen. Vanuit hun ervaring en hun kennis betekenen woorden voor hen niet precies hetzelfde als voor de volwassen verteller en soms spelen onverwachte connotaties daarbij een belangrijke rol. Dat kan tot grappige misverstanden leiden, verrassende gedachtekronkels of onverwachte toepassing van een vroeger terloops gebruikt beeld. Zulk taalspel bezorgt de tekst een fantasierijke frisheid, een kinderlijke onbevangenheid.
De indeling van het boek in kleine stukjes met lange titels, met daaronder de vermelding van wat aan bod komt, en de talrijke vrij realistische pentekeningen van kevers en vogels en mensen op ruitjespapier, geven het boek een wat ouderwets tintje dat zowel bij Darwin als bij Buurman Erasmus hoort, die nog met een kroontjespen schrijft. "Hij doopt de pen in het flesje inkt en vist er woorden uit. Hij legt de natte woorden traag en langzaam op het witte papier en laat ze tot rust komen. Dan blaast hij ze droog. Pas als zijn adem over de woorden strijkt, komen ze tot leven en zingen ze hun verhaal. Buurman Erasmus luistert er met veel aandacht naar. Als hij het verhaal van een rij woorden niet mooi vindt, trekt hij er een streep door en vist andere woorden uit de inktpot." Helemaal niet ouderwets is de uitgepuurde taal van de auteur. Zijn stijl spoort aan om rustig te lezen, met volle aandacht voor de woorden, die bladzijden later nog een echo krijgen.
Het kleine meisje krijgt in dit boek geen gezicht, je weet niet waar ze woont, zelfs niet hoe ze heet. Maar haar innerlijk wordt wel mooi en precies getekend: haar verlangen naar een warme thuis, haar onbevangen reactie op het verhaal van Buurman Erasmus, haar angsten, haar droom van iemand die er voor haar altijd is, haar bewondering voor mooie jongens, haar spelen met taal... Doordat er van echte gesprekken bij haar thuis vrijwel geen sprake is, met een mama die er niet is en een papa die alleen zichzelf hoort, heeft ze het niet zo makkelijk met woorden: "Woorden spoken soms ook door mijn hoofd. Overdag zijn ze blauw als lavendelvelden en in de dalende zon zijn ze paars en 's nachts zilvergrijs. In de boeken en in mijn hoofd zijn ze licht als kleuren, en dan zingen ze en dansen ze en vertellen ze verhalen. Maar op mijn tong worden ze zwaar. Op mijn tong worden woorden keien. Groot en rond en glad en veel te zwaar. Ze leggen me het zwijgen op." Het meisje zoekt iemand om verhalen van te horen en tegen te vertellen. Thuis is dat Felix, het jongetje dat op de halve maan zit die als mobieltje voor haar raam hangt. Aan hem vertelt ze het verhaal over haar grote droom: een verjaardagspartijtje thuis met papa en mama en cadeautjes voor iedereen, ook voor die jongen met diepe ogen, met ogen om in te zwemmen. Over zijn schouder wil ze naar de maan kijken. En het zal sterren sneeuwen. Dan zullen ook de keien op haar tong smelten tot woorden. Zo zal het voor haar gaan als er iemand is.
Een heel mooi boek over oude en jonge mensen die naar elkaar luisteren en met elkaar praten, over het verlangen dat in ieder van ons leeft. Een mooie achtergrond voor de psychologische tekening van het eenzame meisje, is Darwins verhaal over de evolutie van het leven op aarde, over de geboorte van 'iemand', over de aanpassing van de mens aan zijn omgeving en aan andere mensen, over hun samenhorigheid en afhankelijkheid. [Herman De Graef]
Hans Thijssen
Een elfjarig meisje ontmoet haar vreemde buurman. Deze buurman Erasmus heeft ontzettend veel boeken waarvan de meeste over Charles Darwin gaan. Het meisje maakt aan de hand van haar buurmans verhalen over Darwin een reis door de natuur en de geschiedenis. In deze raamvertelling staan modern, gejaagdheid en aanname tegenover ouderwets, traagheid en verwondering. De hoofdstukken waarin het meisje hoort over Darwin, beginnen (net als sommige naslagwerken) met steekwoorden, de overige hoofdstukken ('s avonds/'s nachts) spelen zich bij het meisje thuis af en zijn meer reflectief. Het taalgebruik is zeer beeldrijk en goed te volgen door de beoogde doelgroep, maar door de associatieve manier van vertellen is het moeilijk om de verhaallijn vast te houden. De kracht van het verhaal zit in het perspectief van de ik-figuur waardoor de kinderlijke wijsheid en eenvoud van de beelden, de aandacht voor het ongewone en het gewone heel naturel overkomen. De paginavullende illustraties zijn collages met gemengde technieken die net zo vervreemdend werken als het verhaal zelf. Voor de geoefende lezer die geïnteresseerd is in natuur en geschiedenis. Vanaf ca. 10 jaar. Mede naar gegevens van
Lieve Raymaekers
ua/an/22 j
Het hoofdpersonage is een tienjarig meisje. Haar moeder is radicaal anders gaan leven in Spanje, haar vader is een carrièreman die geen tijd heeft voor zijn dochter. Dus brengt zij haar tijd door bij buurman Erasmus, de tegenpool van haar eigen vader: een oude man met een witte baard, geïnteresseerd in zowat alles maar Charles Darwin in het bijzonder, altijd met zijn neus in de boeken, altijd denkend, altijd vrolijk, en met heel veel tijd voor zijn buurmeisje. Samen met hem trekt zij naar Engeland, op een soort Charles-Darwin-bedevaart. Even vreemd als de titel is het hele boek. Om te beginnen het verhaal: welk tienjarig meisje gaat er in godsnaam met haar buurman op reis? Waarom heeft de moeder man en kind verlaten? Waarom wordt de buurvrouw steevast heks genoemd? Tenminste, dat is de nuchtere kijk. Een mildere bril werpt een blik op een meisje van gescheiden ouders, dat in haar eenzaamheid een fantasievriendje verhalen laat vertellen en troost zoekt bij surrogaatouders: de buren. Maar eigenlijk gaat het verhaal nog meer over Darwin: zijn leven en werk worden via de buurman – niet toevallig Erasmus, de naam van Charles' enige broer - zeer uitvoerig belicht. Naast het grote aantal wetenswaardigheden over Charles Darwin, bevat het boek ook nog heel wat onderhuidse verwijzigen, voor de kenner: zo is bv. buurvrouw Eva “uiterst kies op haar theeservies. Het servies komt uit de fabriek van haar vader.” (p. 12), een duidelijke referentie naar de familie Wedgewood, waaruit zowel Charles’ moeder als zijn eigen vrouw stamden. Hier en daar is het boek wat langdradig. Maar verder is het lang niet slecht geschreven. Getuigen daarvan de gebalde zinnen waarmee het hoofpersonage haar vader perfect samenvat: “Hij praat maar door. Hij komt zo. Hij is al onderweg. Hij is er nooit.” (p. 17) of evengoed de problematiek rond haar moeder: “Mijn mama is geen gans, zoals papa beweert. Ganzen reizen in familie.” (p. 76). De illustraties van Geert Vervaeke lijken wel uit Darwins tijd te dateren: schetsen van apen, vogels, insecten, geraamten, in oude gravurestijl.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.