Il paradiso perduto
Federico De Roberto
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2005 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 5872 |
31/12/2005
Er lijkt maar geen eind aan te komen: na Dante's Goddelijke komedie, Boccaccio's Decamerone, Tasso's Jeruzalem bevrijd en Manzoni's De verloofden (om enkel de recentste vertalingen op te sommen) verschijnt met De onderkoningen van de Siciliaanse schrijver Federico de Roberto (1861-1927) alweer een grote klassieker uit de Italiaanse literatuur. Vijf redenen om hem te lezen (en één om hem te laten liggen)!
1. Bedenker van een meeslepend anti-epos
De onderkoningen vertelt de geschiedenis van drie generaties Uzeda's, een adellijk geslacht van Spaanse komaf dat op Sicilië als plaatsvervanger van de heersende Bourbons optreedt. Het verhaal is eigenlijk te banaal voor woorden: als prinses Teresa Uzeda van Francalanza op de eerste pagina van het boek haar laatste adem uitblaast, stromen uit alle delen van Sicilië meteen de familieleden toe, met in hun kielzog een schier eindeloze stoet van slippendragers. Allemaal hopen ze op een paar kruimels van de rijkdommen die volgens het erfrecht de oudste zoon Giacomo toekomen. Maar tot ieders stomme verbazing wordt het familiebezit bij testament netjes verdeeld tussen de wettelijke erfgenaam Giacomo en diens losbollige jongere broer Raimondo, zijn moeders oogappel. De laatste wilsbeschikking is dan ook nog maar goed en wel voorgelezen of 'nonkel pater' don Blasco, die in de openingshoofdstukken voortdurend met allerlei vliesvleugeligen wordt vergeleken, begint als een lastige vlieg om de hoofden van de andere familieleden heen te zoemen: "Uitgeschud! Uitgeschud! Jullie zijn uitgeschud! Uitgeschud als in een bos!... Weiger dat testament, eis wat jullie toekomt!" Waarna de familieleden zich, soms openlijk, soms stiekem, in een bittere strijd om het geld en de landgoederen werpen die sommige Uzeda's op de rand van de waanzin of de dood zal brengen (en anderen eroverheen zal duwen, wat in het laatste geval weer een nieuwe stoet van kraaien en gieren op de been brengt).
Niets bijzonders dus, ware het niet dat De onderkoningen geldt als een van de meesterwerken van het verisme, de Italiaanse variant van het naturalisme. Met een perfecte mix van koele beschrijving en klinische ontleding, die hij in geen van zijn andere werken zo treffend zal weten te creëren, schetst De Roberto een ontluisterend anti-epos: zijn personages zijn geen helden, maar drenkelingen die vechten voor wat ze waard zijn om hun stand op te houden, omdat zij zich geen leven buiten die stand kunnen voorstellen. Verwacht dus geen hoofse taferelen of nobele gevoelens. En ook geen familieruzietje zoals er dertien in een dozijn gaan. Tolstoj zei het al: "Alle gelukkige families lijken op elkaar, maar elke ongelukkige familie is ongelukkig op haar eigen manier."
2. Chroniqueur van zijn tijd en van Sicilië
Tegelijk is De onderkoningen het verhaal van de Italiaanse eenwording op Sicilië. Op het moment dat we in het boek stappen, hebben de Bourbons de opstandelingen van 1848 net weten te paaien met een paar kleine toegevingen, afzwakkingen van het feodale systeem. Maar als Giuseppe Garibaldi even later met zijn leger van roodhemden op Sicilië ontscheept, vastbesloten om de lappendeken van staatjes die Italië is in één land te verenigen, krijgt de revolutie het eiland volledig in haar greep. Iedereen wordt gedwongen om kleur te bekennen: liberaal of Bourbons. Voor de Uzeda's lijkt dat een uitgemaakte zaak: zij danken hun macht aan de Spaanse heersers en zien de revolutie aanvankelijk als een kwalijke mode. Maar zodra ze de hete adem van Garibaldi in hun nek voelen, duiken de eerste dissidenten in de familie op: don Gaspare wedt uit angst en opportunisme op twee paarden en nicht Lucrezia raakt tot over haar oren verliefd op de liberaal gezinde Benedetto Giulente. Het zal de familieleden, die elkaars bloed al sinds het begin van de erfeniskwestie kunnen drinken, nog feller tegen elkaar opzetten. Zodra ze echter merken dat er met die verfoeilijke revolutie ook geld te rapen valt, zijn zelfs de meest aan de Bourbons verstokte Uzeda's er als de kippen bij om met de opstandelingen te heulen.
Die dubbele houding wordt het best verwoord door prins Consalvo, de jongste telg van de Uzeda's, die aan het eind van het boek eerst een bevlogen verkiezingstoespraak voor het volk houdt en vervolgens tegenover zijn tante het achterste van zijn tong laat zien: "Nee, ons soort mensen is niet gedegenereerd, dat is nog steeds hetzelfde." Diezelfde gedachte zal Giuseppe Tomasi di Lampedusa ruim zestig jaar later in De tijgerkat, dat vaak met De onderkoningen wordt vergeleken, nog treffender weten te formuleren: "Als we willen dat alles blijft zoals het is, moet alles anders worden."
3. Uitbater van een rariteitenkabinet
Het stikt in De onderkoningen van de excentriekelingen. De Roberto voert een aantal rare snoeshanen ten tonele die je niet makkelijk vergeet. Neem don Ferdinando, die zich na het lezen van Robinson Crusoë angstvallig op zijn landgoed terugtrekt en zijn hele erfdeel verkwanselt met het ontwerpen van exotische tuinen en ingenieuze, maar volstrekt nutteloze pompinstallaties. Of de onvruchtbare donna Chiara, die tegenover alle familieleden koketteert met het bastaardje dat haar man bij een kamermeisje heeft verwekt. Maar wellicht geeft geen ander tafereel de monsterlijkheid van de familie Uzeda beter weer dan dat van Chiara's bevalling, het eerste grote hoogtepunt in het boek, wanneer letterlijk een gedrocht wordt geboren: "Opeens verbleekten de vroedvrouwen, die hun hoop op vorstelijke geschenken in rook zagen opgaan: uit de bloederige opening kwam een vormloos stuk vlees te voorschijn, iets onnoembaars, een vis met een snavel, een geplukt vogeltje, en dat geslachtsloze monster had maar één oog, drie onduidelijke pootjes, en leefde nog." Dat de -- relatief snel van de schok bekomen -- ouders in de volgende scène hun pasgeborene in een fles vol alcohol stoppen en er vertederd naar staan te kijken, illustreert het drama van de Uzeda's: ze koesteren zich in de innerlijke misvorming waartoe het 'noblesse oblige' hen veroordeelt.
4. Stilist tot in de kist
Gustave Flaubert was een van de lichtende voorbeelden van De Roberto. In hem bewonderde hij niet alleen het oog voor detail, maar ook de verfijnde pen. Dus dook de schrijver van De onderkoningen in de archieven van de Uzeda's in Catanië en schaafde hij net zo lang aan zijn zinnen tot ze de 'schwung' en het ritme hadden die zelfs van het zwartgalligste verhaal, van de verschrikkelijkste historie een ware verlustiging voor de lezer maakten. "Een zin moet gevarieerd, precies, kleurrijk en welluidend zijn. [...] De woorden moet worden gemengd zoals schilders hun kleuren mengen, tot de juiste toon is gevonden", vond hij. Het zijn precies de schrijftechniek, het tempo en het constante, zorgvuldig gehandhaafde ritme die van De onderkoningen een heuse pageturner maken.
5. De schrijver en zijn vertaler
De Roberto zou zich in zijn graf verkneukelen bij de gedachte alleen al dat zijn meesterwerk nu in zo'n formidabele vertaling verschijnt. Els van der Pluijm levert een boek af zoals er allang geen meer oorspronkelijk in het Nederlands is verschenen: haar vertaling is vindingrijk, soepel van toon en van een zinnelijkheid die je bijwijlen kippenvel bezorgt.
6. Het boek van de liefdeloosheid
Het zou in koeien van letters op de kaft moeten staan: 'Niet voor gevoelige lezers!' Wie De onderkoningen openslaat, licht tegelijk het deksel van de doos van Pandora op. Haat, wraak, achterbaksheid, het zijn maar een paar van de drijfveren die de handelingen bepalen. Alle personages zijn er voortdurend op uit om hun bloedverwanten het leven zuur te maken, en als er dan al eens een goede ziel opduikt, zoals de vrome hertogin Teresa, die met haar geduld en medeleven ieders bewondering weet af te dwingen, dan wordt die door het leven niet lang verwend. In de Italiaanse literatuurgeschiedenis wordt De onderkoningen dan ook niet voor niks 'het boek van de liefdeloosheid' genoemd. Wat dat betreft had het in het Nederlands dus ook 'De onderkruipers' mogen heten. [Tom De Keyzer]
Drs. Cees van der Pluijm
'De onderkoningen' (1894) is een klassieker uit de Italiaanse literatuur, geschreven door Federico de Roberto (1861-1927). De roman beschrijft in bijna 700 pagina's de ondergang van een adellijke familie op Sicilië in de roerige tweede helft van de 19de eeuw. Politiek en sociaal gebeurt er veel (opkomst van de arbeidersklasse, de Italiaanse eenwording). De Roberto tekent de tijdgeest en de familie met een grote erfeniskwestie, tal van intriges, met problematische huwelijken, geboorte en dood, tot in de kleinste details. Het boek is meeslepend, groots en briljant, en zo is ook de vertaling: een fenomenale prestatie. Eenvoudig is het allemaal niet, al is het maar vanwege de naturalistisch-realistische ("veristische") gedetailleerdheid en het grote aantal personages dat opdraaft. Gelukkig bevat het boek een stamboom, een lijst met verklarende woorden en een lijst met de personen uit de drie beschreven generaties en hun familieleden. De beschikbaarheid van deze roman in zo'n fonkelend Nederlands is een geschenk! Een eerdere, mindere vertaling verscheen in 1963 als 'Het geslacht Uzeda'. Vrij kleine druk, volle bladspiegel.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.