City of men. Seizoen 1 en 2
Kátia Lund
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Ambo, cop. 2005 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : LINS |
31/12/2006
Toen de roman Cidade de Deus (Stad van God) in 1997 in Brazilië verscheen, werden er amper twaalfduizend exemplaren van verkocht. In zijn vuistdikke boek noteert de antropoloog en auteur Paulo Lins -- zelf geboren in een favela van Rio de Janeiro -- afstandelijk zijn observaties over het geweld en de verschillende stadia van de misdaden die de (soms zeer) jonge macho's (haast) gewetenloos uitvoeren. Af en toe wordt Lins wel poëtisch, maar meestal beperkt hij zich tot een droog en direct verteld relaas dat veel weg heeft van een bittere avonturenroman en zich verre houdt van elk antropologisch traktaat.
Paulo Lins schetst zelfs niet eens de politieke context,enkele korte paragrafen niet te na gesproken. Maar dat ligt volledig in de lijn van zijn bedoelingen: een afstandelijk verslag maken voor een lezer die al lezend meegezogen wordt in een werkelijkheid die hem bij de keel grijpt. En die opeens heel nabij lijkt. Te vergelijken met het weergaloze In cold blood van Truman Capote, ook zo'n helder en kurkdroog misdaadrelaas.
Paulo Lins ging bij het schrijven van Stad van God niet over een nacht ijs. Hij kende de toestand in Rio's bekendste favela maar al te goed vanuit zijn eigen jeugd. Bovendien schreef hij acht jaar lang aan het boek, in de marge van een academische studie over de favela's waaraan hij meewerkte. De roman bestaat uit drie delen die de ontwikkeling van de sloppenwijk beschrijven. Wat in de jaren '60 van de vorige eeuw begon als een door de Braziliaanse staat gesteund sociaal huisvestingsproject, was tien jaar later verloederd tot een getto waarin drugs en geweld van kansloze jongeren nietsontziende criminelen maken. Toch opent Lins ook de ogen van zijn lezers voor de andere kant van dit beschamende leven, voor de individuele cultuur die in de sloppen ontstond en zich uitdrukt in muziek, mode en taal. En voor een enkeling die zich recht en waardig weet te houden in die poel van menselijke ellende en geweld.
Het boek werd in 2002 verfilmd door de bekende Braziliaanse cineast Fernando Meirelles, die zijn sporen als filmmaker verdiende bij de commerciële televisie. De film kende een wereldwijd succes, wat Meirelles een ironische commentaar ontlokte: "Praat over je dorp en je bent universeel". In het kielzog van de film kreeg ook het boek de wereldwijde aandacht die het verdient.
Paulo Lins (geboren in 1958) was medestichter van de 'Cooperativa de Poetas', een groepje dat in de jaren '70 de 'concrete poëzie' voorstond en aan jonge auteurs de gelegenheid wilde bieden hun werk te publiceren. Vanuit deze samenwerking zette Lins in 1986 een poëziereeks op die hij de naam 'Sob o Sol' (Onder de Zon) meegaf. Lins is ook lid van de jury van de zowel begeerde als omstreden literatuurprijs van de Casa de las Américas. Na Cidade de Deus begon hij te werken aan een boek over de slavernij in Brazilië vanaf de 15e eeuw. Daarin probeert hij een fictieve reconstructie te maken van de geschiedenis van een Braziliaanse familie die van slaven afstamde en volgt hij de sporen naar hun Afrikaanse voorvaderen.
Van rechtstreeks belang voor Stad van God is Lins' werk met de antropologe Alba Zaluar, die van 1986 tot 1993 de criminaliteit in de favela's onderzocht. Lins maakte heel wat interviews met bewoners en beschikte dus over een schat van informatie, die hij met fictieve elementen verweefde. De roman respecteert de chronologie van een project dat in se niet slecht bedoeld was, maar volledig ontspoorde. De 'Stad van God' werd tussen 1962 en 1965 gebouwd door de regering van Carlos Lacerda in Jacarepaguà, een westelijke wijk van Rio. In 1966 kregen de woonblokken hun eerste bewoners, uitgeschudde mensen die dakloos waren geworden door een van de grootste overstromingen die Rio ooit kende. Algauw kwamen ook bewoners van andere, soms door misdadig opzet verwoeste, favela's zich in de 'Stad' vestigen. De woonblokken waren op mensenmaat gebouwd, niet meer dan vijf verdiepingen hoog. Ernaast stonden bakstenen huisjes, op hun beurt omgeven door houten barakken. Een ongecontroleerde aangroei veranderde de 'Stad' in een heus labyrint, een ideaal terrein voor crimineeltjes die voor de vaak corrupte en moorddadige politie op de vlucht moesten. In 1979 braken de eerste oorlogen tussen drugsbendes uit. Vandaag telt de 'Stad' al meer dan 120.000 inwoners... En het geweld heeft de wijk tot een ondoordringbaar terrein gemaakt waar eigen 'wetten' de wetteloosheid reglementeren.
De inhoud van het boek sluit nauw aan bij de reële evolutie van de 'Cidade'. In drie lange delen schetst Lins de totale verloedering en criminalisering van de plek. Deze lange hoofdstukken worden telkens vanuit het gezichtspunt van de jongeren verteld (het zijn de geschiedenissen van Hel, Musje en Jo Kleintje). Het eerste deel vertelt wat einde jaren '60 gebeurde. Een jeugdige bende -- bekend onder de naam 'Trio Ternura' ('Trio Tederheid'!) -- specialiseert zich in het overvallen van vrachtwagens die gasflessen leveren voor de bewoners. Enkele jongeren koesteren echter nog hoop en willen hun leven niet in de criminaliteit doorbrengen. In het tweede deel (dat zich in de jaren '70 afspeelt) lezen we over het ontstaan van echte 'gangs' die de drugstrafiek (vooral cocaïne maar ook hasj) organiseren. Een belangrijk personage uit het eerste deel, Touwtje, wordt als het ware in de misdaad herdoopt. Hij heet nu Zé Pequeno (Jo Kleintje) en breidt zijn handel fors uit. In het derde deel (dat het begin van de jaren '80 bestrijkt) wordt Zé de machtigste drugsbendeleider van heel Rio. Om zich heen verzamelt hij een legertje kinderen en adolescenten, tussen 11 en 18 jaar oud, allemaal bedreven in moord en doodslag. Jo Kleintje gedraagt zich steeds arroganter en belaagt ook de vrouw van een andere bendeleider. Die druppel doet de emmer overlopen. De grote oorlog onder de gangs breekt uit. De uitzichtloosheid is totaal. Haast niemand ontsnapt nog aan de misdaad. Moord is wet geworden en de schier wetteloze politie pikt haar graantje van criminele winst en moordadigheid mee...
Stad van God is dus literatuur. En wel van een gevaarlijk soort: door het realisme dat de schrijver in zijn roman aan de dag legt, had hij wel eens kunnen vervallen in een plat getuigenisboek dat niets meer is dan een opeenstapeling van banale feiten zonder 'meerwaarde'. Maar deze doorgewinterde schrijver houdt dat risico ver van zich af. Paulo Lins moet wel deze samba-verzen kennen: "het leven is niet alleen wat het is / het is een ietsje meer, wat de ogen niet kunnen zien". We voelen ons bij de lectuur van Stad van God niet alleen bij de keel gegrepen door de kurkdroge beschrijving van zoveel koel- en warmbloedigheid, er is inderdaad iets meer. Over die toegift heeft de auteur zelf enkele verklaringen afgelegd, waarin hij zijn grote bewondering voor andere schrijvers expliciet belijdt. Lins heeft het over de Braziliaanse schrijver José Lins do Rego (1901-1957), die in zijn roman Fogo morto ('Dood vuur', uit 1943) de scherpe tegenstellingen tussen arm en rijk aan de kaak stelde. Paulo Lins maakte, naar zijn zeggen, een "urbane versie" van do Rego's plattelandsroman. Lins geeft ook toe dat hij zijn lievelingsboeken graag "herschrijft". Uit het begin van Misdaad en straf van Dostojevski heeft Lins zelfs de scène 'gekopieerd' waarin de oude eigenares wordt vermoord. In Cidade de Deus vinden we Dostojevski's thema terug in de moordscène waarin de zwarte vader uit wraak zijn blanke zoon ombrengt. De lezer die wat vertrouwd is met de Braziliaanse literatuur zal ook de verwijzingen herkennen naar Graciliano Ramos, die andere grootmeester.
Kortom: Lins is niet in de val van het platte realisme getrapt. Hij schreef een sublieme roman over de hel, met veel literaire knipoogjes. En daar doet de lezer alle voordeel bij. Bij Lins is er naast de impliciete aanklacht ook nog plaats voor poëzie, zij het mondjesmaat. Op pagina 20 luidt het: "Poëzie, beste poëzie, werp je licht over de zekerheden van de mensen en de klank van mijn woorden. Want ik waag me aan proza, waar de kogels zich door de fonemen boren, waar het woord dat groter dan zijn omvang is, spreekt, handelt en gebeurt. Hier wordt het beschoten en valt het, uitgesproken door tandeloze monden in holle steegjes, in dodelijke beslissingen. [...] De mond zwijgt. De kogel spreekt." [Bart Vonck]
Drs. G.A. Ribbink
Dit boek schetst een meedogenloos beeld van het leven in de favelas van Rio de Janeiro. Gewelddadige, aan drugs verslaafde jongeren leven van roofovervallen en drugshandel. Het recht van de sterkste of liever gezegd de best bewapende bepaalt de gang van zaken, in een milieu waarin mensen met een 'normale' baan als losers worden beschouwd en de politie net zo corrupt is als de boeven. Het boek bestaat uit drie verhalen, gecentreerd rondom personages uit de wijk Cidade de Deus (Stad van God): Hel, Musje en Jo Kleintje. Maar deze hoofdpersonen zijn slechts enkele voorbeelden van een lange reeks van personages met kleurrijke namen, die allen gemeen hebben dat ze weinig perspectief hebben om uit de vicieuze cirkel van geweld en armoede te geraken. Paulo Lins (1958) groeide zelf op in een sloppenwijk van Rio en werkte er later als antropoloog. Dit is zijn debuut als romanschrijver. Vrij kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.