Toppers in concert 2013 : het meezingfeest van het jaar
Jeroen Van der Boom
Gérard Gefen (Auteur), Christine Bastin (Fotograaf), Jacques Evrard (Fotograaf)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Dexia Bank, 2004 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 638.3 GEFE |
31/12/2004
Gérard Gefen wil de impulsen ontrafelen die mensen in West-Europa drijven (dreven) bij de aanleg van een tuin. Niet de 'gezinstuin' met zijn uitgesproken privékarakter krijgt zijn aandacht, maar wel de tuin die door de ontwerper expliciet bedoeld was voor het oog van een publiek. Hij onderscheidt vier drijfveren: een uiting van hoogmoed of uiterlijk vertoon, een zoektocht naar een omgeving voor meditatie, de vrucht van weetgierigheid of de creatie van een aparte collectie planten, en ten slotte een uiting van de tijdgeest of de schepping van een kunstwerk op zich.
Bij tuinen als uiting van (hoogmoedig) vertoon denk je onmiddellijk aan de tuinen van Versailles of de Boboli-tuinen bij het Palazzo Pitti in Florence. Ze zijn typerend voor "het tijdperk van de eigenliefde" en de beste voorbeelden vind je dan ook in het Frankrijk van de Zonnekoning. Maar de praalzucht komt vanaf 1800 even sterk naar voren in het Engelse landschapspark (bv. Blenheim Castle, het familiedomein van Winston Churchill). Even sterk kan de weldoende invloed van de afzondering in de tuin zijn op de creativiteit van de mens (vivons heureux, vivons cachés). Sprekende voorbeelden zijn o.a. Leonardo da Vinci (de tuin van Clos Lucé, in de buurt van Amboise); Erasmus (het huis van kanunnik Wychmans in Anderlecht) en Chateaubriand (Châtenay). Daarnaast zijn er de tuinen die in de eerste plaats bedoeld waren voor de studie, voor de libido sciendi (het plezier van de kennis). De oudste voorbeelden tref je al aan in de 16e eeuw (o.a. de botanische tuin in Leiden), maar de meeste duiken op vanaf de 18e eeuw. Als laatste drijfveer noemt de auteur de tuin als kunstwerk. Het meest voor de hand liggende voorbeeld zijn de tuinen van Monet in Giverny, waar de kunstenaar -- net als in zijn schilderijen -- op zoek gaat naar allerlei kleursensaties. Ook Rubens' tuin in pure renaissancestijl, het Parque Güell van Gaudi in Barcelona en musemtuinen als in Otterlo (Kröller-Müller) passen in dit hoofdstuk.
Gérard Gefen weidt slechts zelden uit over de planten in al die beroemde tuinen, maar speurt naar de ziel van de ontwerper of de eigenaar. Hij staat stil bij de geschiedenis van de tuin en vertelt anekdoten uit het leven van de mensen die er woonden. Hij zoekt naar gelijkenissen of tegenstellingen in andere landen en tijden. Hoewel zijn betoog fijnzinnig en erudiet is, krijg je toch af en toe de indruk dat hij de gekozen voorbeelden in het keurslijf van zijn opvatting dwingt. Zo typeert hij de Koninklijke Serres van Laken als een wetenschappelijke collectie exotische planten. Dit klopt uiteraard, maar het is eveneens een perfect voorbeeld van hoogmoedig vertoon en het was een uitgelezen plek voor Leopold II om zich af te zonderen in een omgeving die uitnodigt tot meditatie.
Van bijzondere kwaliteit zijn de prachtige foto's van Christine Bastin en Jacques Evrard. Zij illustreren perfect de ideeën van de auteur. [Jan Vermeiren]
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.