Paddenkoppenland : roman
Luc De Vos
Luc De Vos (Auteur), Emmanuel Gerard (Auteur), Jules Gerard-Libois (Auteur), Philippe Raxhon (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Davidsfonds, 2004 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : CONGO-KINSHASA 945.6 |
31/12/2005
Ons 'geheugen van Congo' wordt niet alleen geplaagd door de geest van Leopold II, maar ook door geesten van recentere, 'postkoloniale' makelij, zoals die van Lumumba en Mobutu. Daarvan getuigen een aantal recente uitgaven als Lumumba: de complotten? De moord (Luc De Vos e.a.), Kisangani, verloren stad (Walter Zinzen) en Mobutu, de man van Kamanyola (Walter Geerts).
De geest van Patrice Lumumba spookt op geregelde tijdstippen, meestal in kleine hoekjes van de Belgische publieke sfeer, maar enkele jaren geleden intensief in de brede media en politiek. Eerst met het boek De moord op Lumumba (Van Halewyck, 1999) van Ludo De Witte, daarna met de "Parlementaire onderzoekscommissie belast met het vaststellen van de precieze omstandigheden waarin Patrice Lumumba werd vermoord en van de eventuele betrokkenheid daarbij van Belgische politici" (2000-2001). Eerder dan het bezweren van de al bij al beperkte mediacontroverse rond de stellingen van De Witte, werd de commissie opgericht met het oog (vooral dat van Louis Michel) op een verbetering van de relaties met het regime van Laurent Kabila, de zogezegde erfgenaam van Lumumba. Zoals bekend besloot de commissie dat België enkel een morele verantwoordelijkheid droeg omdat het de moord van Lumumba niet verhinderd had.
De vier deskundigen van die commissie (Luc De Vos, Emmanuel Gerard, Jules Gérard-Libois en Philippe Raxhon) brengen nu hun verslag, met enkele minimale wijzigingen, uit in Lumumba: De complotten? De moord. (Het volledige rapport van de commissie kan geraadpleegd worden op www.dekamer.be). In de reconstructie van het lot van Lumumba moeten de experten "de barokke geschiedschrijving", met allerlei wilde verhalen over de betrokkenheid van Belgen, zuiveren. Het boek leest dan ook vaak als een cursus historische kritiek, met theoretische uitweidingen over de historische methode en legio praktische voorbeelden van hoe je een document verkeerd kunt beoordelen. De méemoires van kolonel Frédéric Vandewalle bv., waar zowel Jacques Brassine (auteur van een doctoraat over het onderwerp waarin de Belgen volledig van schuld vrijgepleit worden) als Ludo De Witte zo op steunden, worden afgedaan als een twijfelachtige bron. De experten grijpen terug naar de oorspronkelijke documenten (de telexen, brieven, verslagen, notities van ministers, etc.), voor zover die nog of al beschikbaar zijn -- een kwalificatie die we goed voor ogen moeten houden bij lezing van de eindconclusies van de experten. Tweehonderdertig van die, overwegend in het Frans gestelde, documenten nemen ze op in hun boek, dat dan ook geen leesboek, maar een studieboek is.
Het is hier niet de plaats om in te gaan op de vaak gedetailleerde kritieken die Ludo De Witte (zie zijn artikelen op www.uitpers.be) en Jacques Brassine (zie zijn 'réflexions' op www.brassinedelabuissiere-lumumba.be), vanuit hun diametraal tegenovergestelde posities, op het rapport hebben geuit. Enkele van De Wittes opmerkingen lijken mij gefundeerd, vooral die over de zwarte gaten in het onderzoek (de rol van de CIA en Belgische financiële groepen) en een zekere anti-Lumumba-tendens in het verslag (de verklaringen van Belgische actoren worden te weinig kritisch benaderd). De vraag is echter of verder onderzoek niet gewoon meer van hetzelfde zou opleveren, nl. bewijzen van Belgische betrokkenheid bij de operaties rond Lumumba's afzetting, arrestatie en moord, maar niet van directe verantwoordelijkheid. De Wittes beschuldiging van 'tekstfetisjisme' vind ik een gevaarlijk retorisch argument, want je kan evengoed stellen dat De Witte zich ook bezondigt aan tekstfetisjisme, maar dan van de soort waarin je te veel leest in documenten. De experten van de Lumumba-commissie tonen dat een aantal keren overtuigend aan, in het bijzonder van de beruchte telexen 'Brazza 53' en 'Minaf 064'.
In al zijn methodische omzichtigheid bewijst het rapport van de deskundigen alvast hoezeer Belgische instellingen en personen -- van het Hof tot individuele gekken -- zich op allerlei wijzen in de Congolese politiek mengden en het bewind van Lumumba dwarsboomden. Onvermijdelijk wellicht, zo kort na de snelle onafhankelijkheid van een kolonie met wel heel bijzondere kenmerken, maar dat is een politieke analyse waar de Lumumba-commissie zich niet kon en wou aan wagen. Met de publicatie van het rapport en nu dit boek is de geest van Lumumba nu misschien tijdelijk gekalmeerd, maar ooit zal hij opnieuw komen spoken.
In Kisangani waart de geest van Lumumba niet meer rond, ondervond Walter Zinzen toen hij de geteisterde stad bezocht in 2002 en 2003. De inwoners wimpelen vragen over hun beroemdste stadsgenoot af, of relativeren zijn mythe. Lumumba kun je echter niet wegdenken uit de geschiedenis van de stad; hij werd er politiek bewust en bouwde er zijn machtsbasis uit, en Zinzen besteedt dan ook veel aandacht aan hem in Kisangani, verloren stad.
De geschiedenis van Kisangani is er een van oorlog en gruwel, vanaf Stanleys vestiging tot de nu al acht jaar aanslepende burgeroorlog. De associatie met Lumumba is de stad niet goed bekomen. Na de op zich al gewelddadige opstand van de Simba's in 1964 bv., stelde veiligheidschef Victor Nendaka duizenden mensen terecht, in de hoop daarmee de lumumbisten definitief van het Congolese toneel te doen verdwijnen. Het is een vrij onbekende misdaad, en zo belicht Zinzen er nog een paar. Van de zogenaamde 'zesdaagse oorlog' die Rwanda en Uganda in juni 2000 uitvochten in Kisangani, noteert Zinzen enkele schrijnende getuigenissen van inwoners van het verwoeste Mangobo, nota bene de gemeente waar Lumumba woonde.
Het boek, dat omwille van de centrale positie van Kisangani ook als een geschiedenis van Congo leest, is een mengeling van stemmen, in de eerste plaats een 'orale geschiedenis' opgetekend uit de monden van de huidige stadsbewoners, aangevuld met citaten uit werken van Congolese historici of memoires van kolonialen. Uit zijn aanpak en kleine commentaren door de tekst heen merk je dat Zinzen zich de (academische) kritiek op journalistiek werk over Congo duidelijk heeft aangetrokken. Hij benadrukt dat hij Congolese stemmen naar voor wil halen, en geen exclusieve focus op blank leed wil. Op subtiele wijze schakeert hij de stemmen van zijn gesprekspartners, van de lumumbist Frédéric Osinga tot de onversaagde blanke planter Antoine De Clercq. Bij boude beweringen, bv. over kannibalisme, plaatst hij vraagtekens. Heel mooi is hoe hij zijn huisbediende Emani aan de praat krijgt. Eerst vertelt die wat Congolese 'boys' altijd vertellen in interviews met Belgische journalisten ("dat het in de koloniale periode nog zo slecht niet was en alleszins beter dan nu"), maar later vertelt hij een genuanceerd verhaal over de koloniale en postkoloniale tijd.
Met de geest van Mobutu hoeven wij Belgen ogenschijnlijk niet meer af te rekenen, want de luipaard heeft zichzelf voldoende in diskrediet gebracht. Walter Geerts is zo eerlijk toe te geven dat we wel nog terug moeten kijken op onze relatie met Mobutu, omdat er bij zijn aantreden veel geloof was in zijn mogelijkheden (het refrein klonk toen, en nog lang daarna, dat Congo een sterke leider nodig had), en de meesten verbaasd waren dat zijn beleid zo vlug ontspoorde. Geerts, ex-koloniaal en oud-journalist die Mobutu vele keren interviewde, wil in zijn "getuigenis" een "aanvaardbare middenpositie" betrachten. Hij wil ook de relatie tussen Mobutu en hemzelf schetsen, en daarbij afrekenen met het beeld dat in België bestaat dat hij een 'vriendje' van Mobutu was.
Het is een heterogeen boek geworden, dat weinig nieuws oplevert, met in de eerste hoofdstukken vooral een geschiedenis van de eerste onafhankelijkheidsjaren, en in latere hoofdstukken meer herinneringen aan reportages in Congo, met vaak lange passages die niet relevant zijn voor het onderwerp. Geerts tekent verontwaardigd het verval van de staatsvoorzieningen op. Over de jaren na 1980 gaat hij nogal snel, en is hij soms onnauwkeurig. Van zijn interviews met Mobutu krijgen we meestal een kort verslag. Op twee beruchte interviews gaat hij dieper in: dat van 18 juli 1975 en het tv-debat in 1979. Beide malen is het woordje 'dictator' het onderwerp van controverse.
Geerts begrijpt niet waarom Mobutu hem gunstig genegen was, omdat hij hem toch kritisch aanpakte. Hij wijt het aan het feit dat ze "hoe langer hoe meer als Bantu met elkaar in contact gekomen zijn". Dat zogezegde Bantu-denken haalt Geerts wel meer aan, ook al in zijn bekende geschiedenis van tien jaar onafhankelijkheid, Binza 10 (1970). Het is zijn verklaring voor het grote verschil tussen Congolezen en Belgen en voor het grote fiasco dat de Congolese staat is geworden. Parlementaire democratie bv. is een "vergiftigd geschenk" voor de Bantu. Deze ideeën gaan terug op de Bantoe-filosofie van Placied Tempels (1946), maar Geerts verklaart die niet in zijn boek, en gebruikt ze in een verwaterde versie, zodat de leek misschien wel denkt dat Geerts "primitief denken" bedoelt. Overigens was Mobutu geen 'Bantu' (het Ngbandi-volk spreekt geen Bantutaal), maar maakte hij wel handig gebruik van deze filosofie, vooral van de idee van de "sterke leider", om zijn bewind te legitimeren. Dat Geerts deze 'Bantu'-argumentatie van Mobutu zo vlug aanvaardde, was wellicht de echte reden voor Mobutu's genegenheid. De hele Bantu-filosofie is al lang onderuitgehaald als stereotyperende etnofilosofie. In de recente Congolese burgeroorlog gaf de notie van een aparte Bantu-denk- en leefwijze nog aanleiding tot racistische misdaden.
Dat Bantu-denken en de sympathieke trekjes van Mobutu verhinderen Geerts een definitief oordeel te vellen over de man. Het is echter al langer geweten dat dictators best sympathieke trekjes kunnen hebben, en persoonlijke ervaringen, die van Geerts of van Mobutu's schoonzoon Pierre Janssen, kunnen niet als decisief beschouwd worden in de geschiedschrijving. In De man van Kamanyola is Walter Geerts eerlijk over de positie die hij ingenomen heeft tegenover Mobutu en de Congolese geschiedenis, aan ons om daar kritische bedenkingen bij te hebben. [Chris Bulcaen]
Drs. J. van der Meulen
De Belgische kolonie Congo verwierf op 1 juli 1960 in chaotische omstandigheden zijn onafhankelijkheid. Het land viel in feite uiteen. De Belgen vertrokken; de Verenigde Naties grepen in met het zenden van troepen. Toen premier Lumumba de Russen om hulp wilde vragen, werd hij door de president afgezet en in oktober 1960 gevangen genomen. Op 17 januari 1961 werd hij vermoord. In 2000 doet het Belgische parlement een onderzoek naar de moord op Lumumba en speciaal naar de eventuele Belgische betrokkenheid daarin. Vier historici werden aangesteld om de onderzoekscommissie bij te staan. Dit boek bevat hun bevindingen. Zij gebruikten een groot aantal documenten, waarvan er 230 (vnl. in het Frans) in de tekst zijn opgenomen. Het is een uiterst gedetailleerde studie over de gebeurtenissen die hebben geleid tot de dood van Lumumba. De conclusie is dat de Belgische autoriteiten geen feitelijke, maar wel een zekere morele verantwoordelijk dragen voor de moord op Lumumba. Met zwartwitfoto's, alfabetisch personenregister en kaarten.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.