Gustav en Anton
Rose Tremain
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Geus, 2004 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : TREM |
Marnix Verplancke
ru/eb/18 f
De kleur van Rose Tremain speelt in het Nieuw-Zeeland van rond 1850, toen het niet alleen overspoeld werd door Britse armeluizen, maar ook nog eens goud in de ondergrond bleek te bevatten, wat een nog veel erger slag aantrok: fortuinzoekers die de anderen het licht in de ogen niet gunden. Meer zelfs, als het even kon zagen ze dat licht liever doven.
Rose Tremain
De kleur
Oorspronkelijke titel: The Colour
Vertaald door Eugène Dabekaussen en Tilly Maters
De Geus, Breda, 383 p., 24,90 euro.
Spreek de term historische roman uit en een deel van de omstanders krijgt vapeurs bij de gedachte aan rijke beschrijvingen van adellijke kastelen en koninklijke lusthoven waarin geloverde jonkvrouwen en bepruikte jongelingen elkaar smachtend aankijken terwijl op de achtergrond een virtuoze solist op een handgeschilderd spinet een staaltje van zijn kunnen ten gehore brengt. En dat terwijl de rest van je publiek - wellicht om precies dezelfde reden - stante pede luidruchtig over de nek gaat. Ze worden inderdaad niet voor iedereen gemaakt, die historische romans, noch door iedereen gesmaakt.
Tot voor kort gold Rose Tremain als het typevoorbeeld van zo'n historische-romanschrijfster maar wie gehoopt - of gevreesd - had dat Tremain verder zou gaan op dit platgetreden pad, komt met De Kleur bedrogen uit.
Wanneer Joseph Blackstone samen met zijn kersverse vrouw Harriet en zijn nukkige moeder Lilian in Nieuw-Zeeland aankomt, lijkt hij het geluk aan zijn zijde te hebben. Hij heeft een lapje grond gekocht dat op een weidse heuveltop ligt en waar hij een boerderij wil beginnen, tot vreugde van zijn vrouw, en tot verdriet van zijn moeder, die niet veel meer doet dan het porselein weer aan elkaar lijmen dat tijdens de overtocht uit Engeland gebroken is en haar overleden man Roderick enerzijds betreuren en anderzijds verwensen omdat hij het hele familiefortuin heeft vergokt. Joseph maakt een huisje van leem waar hij metalen platen op legt. Met zijn ezel en een geïmproviseerde ploeg trekt hij angstvallig scheef lopende voren in de grond en hij schaft zelfs een koe aan, Beauty, die bij gebrek aan stal door Lilian een jasje aangemeten krijgt. Alles peis en vree dus, tot in juni de wind naar het zuiden draait en de winter aanbreekt. Opeens blijkt die heuveltop toch niet zo'n goed idee geweest te zijn. Beauty's neus vriest dicht, de deur van het huisje blokkeert door de sneeuw die er tegenaan gewaaid is en het dak begint vervaarlijk door te buigen.
Tremain betoont zich ook in deze roman een kei in het creëren van een historische setting, maar in tegenstelling tot haar vorige boeken blinkt De kleur uit door de spaarzaamheid ervan. Ze schetst een paar lijntjes, vult hier en daar iets in, maar suggereert toch meer dan ze werkelijk zegt en dat kan er het lezen alleen maar aangenamer op maken. Opvallend is bijvoorbeeld de manier waarop ze de zwaarte van het leven in de nieuwe thuis van de Blackstones laat aanvoelen en dit door heel summier, door het verhaal heen te duiden op de geleidelijke achteruitgang van het huis en de gronden, in zoverre dat ze uiteindelijk door de droogte verpulverd en door de regen weggespoeld worden. De kleine cultuurwereld die iedere kolonist wil opwerpen is in het geval van de Blackstones niet opgewassen tegen de brute kracht van de inheemse natuur.
Maar voor dat gebeurt ontdekt Joseph 'de kleur', een synoniem voor het goud dat toen in de volksmond weleens 'de grote maatschappelijke nivelleerder' genoemd werd omdat het van een schooier een rijkaard kon maken, maar voor de meesten gewoon een vroege dood betekende. Het is slechts goudstof wat hij vindt, maar het blijkt genoeg om hem het hoofd op hol te brengen en hem de al even neerwaartse weg van zijn huis op te laten gaan. Hij neemt een boot naar Hokitika, waar volgens geruchten bergen van het geelblinkende spul op hun eerlijke vinden liggen te wachten. Harriet probeert het fort aanvankelijk alleen recht te houden, maar wanneer Lilian sterft, besluit ze haar man achterna te reizen.
Psychologisch gezien laat Tremain haar hoofdpersonages een tegengestelde evolutie doormaken. Joseph verandert van een achterbakse bullebak en moordenaar uiteindelijk in een ingetogen, teruggetrokken kluizenaar die van het leven niets meer verwacht, terwijl Harriet van een onschuldig jong schepsel uitgroeit tot een zelfstandige vrouw die weet wat ze van het bestaan wil en ook in staat is dit te krijgen. De manier waarop ze bijvoorbeeld tegen de ellende van de goudgraversgemeenschap aankijken, is wat dit betreft tekenend. Joseph stort zich van in het begin in de hel. Hij laat zich inpalmen door de plezierjongen Will die alles doet voor geld, maar hem als een steen laat vallen wanneer er geen goud gevonden wordt, wat Tremain in staat stelt een hallucinante ruzie te beschrijven waarbij geweld en ruwe seks in elkaar overgaan tijdens een moddergevecht op een kapotgegraven rivieroever. Joseph blijkt een machtswellusteling die willens nillens het onderspit zal moeten delven in zijn strijd tegen de wereld. Harriet daarentegen ziet meteen dat de massa verwoed in de grond gravende varkens met de beste wil van de wereld geen hemels tafereel oplevert. "Alsof ongemerkt een aardbeving had plaatsgevonden", beschrijft ze de scène, "en de mijnwerkers nu probeerden te herbouwen wat ze al kwijt waren." Instinctief trekt ze aan dit tafereel voorbij, hoger de berg op en vindt er per ongeluk het goud waar de anderen zo naarstig naar op zoek zijn. De mannelijke, typisch westerse overheersingstechniek van schop en lier - Joseph keert op het einde van het boek niet toevallig verslagen terug naar Engeland - moet het hier afleggen tegen de vrouwelijke, inlevende en begrijpende levensinstelling van de vrouw die in de denkwereld van de Maori's tot inzicht komt en in Nieuw-Zeeland een echte thuis vindt.
Marnix Verplancke
Over de auteur
* De Engelse schrijfster Rose Tremain (1943), echtgenote van meesterbiograaf Richard Holmes, schreef tot voor kort historische romans voor de galerij.
* Restoration en Music and Silence zijn veel geprezen en gelauwerde romans die uitblinken in accurate historische details en daarbij geen ruche of pauwenveer onvermeld laten.
* Met De kleur gooit ze het over een andere boeg.
Goud kon van een schooier een rijkaard maken, maar betekende voor de meesten gewoon een vroege dood
Marnix Verplancke ■
31/12/2004
Aan het succesverhaal van de Orange Prize lijkt maar geen eind te komen. Wat eerst werd gezien als een controversieel vrouwenonderonsje, groeide snel uit tot een van de belangrijkste Engelstalige internationale literaire prijzen. De moeilijkste evenwichtsoefening bleef het vermengen van onbekend talent en gevestigde waarden in de zoektocht naar de te bekronen roman. Daarbij leek gaandeweg het accent te verschuiven van zeer bekende naar minder bekende auteurs die toch een opmerkelijk oeuvre van minstens een viertal romans bij elkaar hadden geschreven. Het allernieuwste talent werd geduid met de zgn. Orange Futures, een lijst van auteurs om in de gaten te houden. En nu wil de Orange Prize dat jonge talent structureel exploreren door een nieuwe, tweede prijs in het leven te roepen: de Orange Award. De eerste editie is volgend jaar, wanneer de 10e verjaardag van de Orange Prize gevierd wordt. Voor de Orange Award komen ook kortverhalen en novellen in aanmerking, maar mannen worden nog steeds verzocht zich te onthouden.
De Orange Prize 2004 ging naar de Britse auteur Andrea Levy voor haar roman Small island. Overige auteurs op de shortlist waren Chimamanda Ngozi Adichie (Paarse hibiscus), Margaret Atwood (Oryx en Crake), Shirley Hazzard (The great fire), Gillian Slovo (Ice road) en Rose Tremain (De kleur). Levy is van Jamaicaanse afkomst, wat in sterke mate haar oeuvre heeft beïnvloed. Zonder biografisch te zijn, onderzoeken romans als Every light in the house burnin', Never far from nowhere (longlist Orange Prize 1996) en Fruit of the lemon de dualiteit van een gekleurde én Britse achtergrond. Small island vertrekt van de naoorlogse migratie uit de Cariben naar Engeland, historisch gezien het begin van de multiculturele Britse samenleving. Door een gekleurd en een blank koppel samen te brengen onder één dak in Earl's Court, observeert Levy een tijdssegment (dat deel uitmaakt van haar familiegeschiedenis) vanuit twee perspectieven.
De Australische Shirley Hazzard (geb. 1931) reisde als diplomatendochter de hele wereld rond. Ze heeft een tijd voor de Verenigde Naties gewerkt en is nu Amerikaans staatsburger. Hazzard heeft vier romans geschreven, waarvan drie -- The bay of noon (1971), The transit of Venus (1981 -- National Book Critic's Circle Award en nominaties voor de American Book Award en de PEN/Faulkner Award) en The great fire (2003) -- genomineerd werden voor de National Book Award. The great fire won vorig jaar uiteindelijk de National Book Award, wat mogelijk de kansen op de Orange Prize terugschroefde. Twintig jaar zwoegde Shirley Hazzard aan deze roman, die geldt als een voorbeeld van stilistisch schrijverschap. Het werd een imposant fresco, waarin de 'grote brand' van de Tweede Wereldoorlog en zijn nasleep in Europa en Azië zijn beslag krijgt. Centraal staat majoor Aldreth Leith, gestationeerd in het naoorlogse Japan, die in een wereld van gruwel en overleving op zoek gaat naar betekenis en menselijkheid in het leven.
De absolute debutant in het gezelschap was ongetwijfeld de in de Verenigde Staten levende Nigeriaanse Chimamanda Ngozi Adichie (geb. 1977) met Paarse hibiscus. Eerder werden haar kortverhalen bekroond met o.m. de O'Henry Prize en een nominatie voor de Caine Prize for African Writing 2002. Paarse hibiscus brengt het verhaal van de 15-jarige Kambili die met harde hand opgevoed wordt door haar streng religieuze, katholieke vader. Haar wereld wordt begrensd door de hoge muren van het familieverblijf en de frangipanibomen rond het erf. Tegen de achtergrond van de Nigeriaanse politieke en militaire onlusten, worden Kambili en haar broer ondergebracht bij een tante. Die opent een totaal nieuwe wereld voor de kinderen: niet enkel het land maar ook de gezinsverhoudingen thuis zullen niet aan conflict en veranderingen kunnen ontsnappen.
De Zuid-Afrikaanse auteur Gillian Slovo (geb. 1952) is de dochter van Joe Slovo, leider van de South African Communist party, and Ruth First, een journaliste die vermoord werd in 1982. Zelf woont ze in Engeland sinds 1964. Naast een crime-reeks en een aantal biografische geschriften, schreef ze een viertal romans, waarvan de laatste, Ice Road, genomineerd werd voor de Orange Prize. Schrijven is voor Slovo een bevraging van de omstandigheden waarin individuen verstrikt raken in politieke gebeurtenissen. Waar haar vorige romans het Zuid-Afrikaanse politieke systeem onder de loep nemen (bv. Rood stof), focust Ice Road op het communistische Rusland uit de jaren '30 en '40. Centraal staan de 'zuiveringen' van Stalin en het beleg van Stalingrad. Gillian Slovo laat de doden spreken door de ijzige winterkou en het mensonterende Stalinisme ten voeten uit te portretteren.
Rose Tremain (geb. 1943) en vooral Margaret Atwood -- beiden aan hun elfde roman toe -- behoren tot het soort auteurs die de voorbije zes jaar weinig of geen kans maakten om de Orange Prize te winnen: ze zijn nl. te bekend en gelauwerd voor een literaire bekroning die na de beginjaren het minder bekende talent begon op te sporen. Waar Atwood al voor de derde keer genomineerd werd, is het een primeur voor Rose Tremain. Ze behoort tot de eerste lichting van Granta's Best Young British Novelists. Haar uitgebreide oeuvre van romans en kortverhalen kan o.m. bogen op een nominatie voor de Booker Prize (De gift van de koning (1989)), de James Tait Black Memorial Prize (Sacred country (1992)) en de Whitbread Best Novel Award (Muziek en stilte (1999)). Met De kleur zoekt ze de 19e-eeuwse Nieuw-Zeelandse gold rush op. De familie Blackstone emigreert uit het Engelse Norfolk, op zoek naar een beter leven. Wanneer Joseph gegrepen wordt door de goudkoorts, laat hij zijn familie en boerderij achter, om zijn geluk te zoek aan de westkust over de verraderlijke bergketen. Aanleiding tot een exploratie van wat menselijk geluk inhoudt.
Wat de vertaling in het Nederlands betreft, lijkt er duidelijk vooruitgang met de vorige jaren. De boeken van Chimamanda Ngozi Adichie, Margaret Atwood en Rose Tremain zijn reeds vertaald en gezien het succes van haar vorige boek, Rood stof, zal Gillian Slovo ongetwijfeld snel volgen. Alleen uit de oeuvres van winnares Andrea Levy en Shirley Hazzard werd tot nu toe helemaal niet vertaald. Nochtans zeer de moeite waard. [Kris van Zeghbroeck]
Marian Verstappen-Naus
Joseph en Harriët Blackstone verhuizen halverwege de 19de eeuw van Engeland naar Nieuw Zeeland in de hoop daar een rijke en nieuw leven te kunnen beginnen. Het blijkt echter vreselijk tegen te vallen. Als Joseph goud (de kleur) vindt, raakt hij helemaal geobsedeerd en besluit uiteindelijk naar de goudvelden te gaan. Intussen stelt het huwelijk niet veel meer voor. Harriët gaat Joseph zoeken en door een toeval vindt zij goud in een rivier. Na een vloedgolf neemt Joseph het goud mee en gaat terug naar Engeland. Harriët ontdekt echter nog veel meer goud en daarmee begint ze een nieuw leven. Behalve het verhaal over de gouddelvers en hun onvoorstelbare harde leven gaat het verhaal ook over de liefde van een blanke jongen voor zijn Maori-kindermeisje. Een fantastisch verhaal, boeiende beschrijvingen van gelukszoekers en het onmenselijke gevecht van de gouddelvers, de geweldige natuur van Nieuw Zeeland en de rijke cultuur van de Maori’s. Een prachtig verhaal dat blijft boeien tot de laatste bladzijde. Gebonden, vrij kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.