Onbepaald door het lot : roman
Imre Kertész
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2004 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : KERT |
31/12/2004
De herinnering aan de nazikampen uit de Tweede Wereldoorlog leeft in de eerste plaats voort in woorden. In dagboeken als die van Anne Frank en Mirjam Bolle kunnen we de jodenvervolging op een 'directe' manier nabeleven. Anderen, zoals G.L. Durlacher, probeerden de gruwelijke feiten achteraf zo precies en objectief mogelijk te reconstrueren. Maar kan en mag er over de kampen ook literatuur geschreven worden? Het werk van schrijvers als Robert Antelme, W.G. Sebald en Imre Kertész (van wie onlangs de roman Liquidatie verscheen), vormt op deze vraag een overtuigend antwoord.
In zijn beroemd geworden boek Is dit een mens schrijft Primo Levi: "Zoals onze honger niet het gevoel is van iemand die een maaltijd heeft overgeslagen, zo zou ook onze manier om het koud te hebben een bijzondere naam vereisen. We zeggen 'honger', we zeggen 'vermoeidheid', 'angst', 'pijn', we zeggen 'winter', en het zijn andere dingen. Dat zijn vrije woorden, gemaakt en gebruikt door vrije mensen die leefden en gelukkig en ongelukkig waren in hun eigen huizen." Met deze schijnbaar terloops neergeschreven zinnen geeft Levi de onmogelijkheid aan van datgene wat hij in zijn boek aan het doen is: in woorden uitdrukken wat hij in Auschwitz aan menselijk leed heeft moeten zien en doorstaan. Deze paradoxale situatie wordt door zowat iedereen die over de nazistische concentratie- en vernietigingskampen geschreven heeft, aan de orde gesteld. Ook de Franse auteur Robert Antelme, om maar één voorbeeld te noemen, was zich er ten volle van bewust dat de kampervaring voor buitenstaanders onvoorstelbaar was. En desondanks schreef ook hij erover. In het voorwoord van zijn indrukwekkende boek De menselijke soort, waarin hij het leven in een Kommando van Buchenwald beschrijft, zegt hij in naam van alle pas uit het kamp teruggekeerden dat "de afstand tussen de taal waarover we beschikten en de ervaring die de meesten van ons nog steeds lichamelijk ondergingen, onoverbrugbaar" was. Aan het eind van zijn boek vinden we een passage die aangeeft waarom hij zijn ervaringen toch neergeschreven heeft, tegen de taalkloof, tegen de onvoorstelbaarheid in: "Onvoorstelbaar, het is een woord dat geen onderscheid maakt, geen beperking kent. Het is het makkelijkste woord. Wandel met dit woord, het woord van de leegte als schild, en de tred wordt vaster, steviger, het bewustzijn is zichzelf weer meester." Antelme wil hier duidelijk maken dat het onvatbare van de kampervaring door het begrip 'onvoorstelbaar' niet kaltgestellt mag worden. Er moeten woorden, er moet een taal gevonden worden om op de een of andere manier iets over het werkelijke-onwerkelijke van de kampen te kunnen zeggen.
Maar op welke manier? Getuigen als Elie Wiesel en G.L. Durlacher wezen elke fictionalisering van de jodenmoord van de hand. Ze waren van oordeel dat elke afwijking van de op zich al elke verbeelding tartende historische werkelijkheid ongepast was, al was het maar omdat revisionisten en ander lelijk volk er garen bij zouden kunnen spinnen. Probleem is echter dat de historische werkelijkheid zich niet zomaar op een objectieve manier laat beschrijven. Ook de boeken van Wiesel en Durlacher zijn geschreven vanuit een subjectief perspectief, vanuit de persoonlijk doorleefde ervaring, en moesten met het feilbare instrument van het eigen geheugen tot stand worden gebracht. Het is ironisch te noemen dat net een veel geciteerde passage van Wiesel, waarin deze bericht over een massale verbranding van levende baby's, niet met de historische werkelijkheid overeen schijnt te komen (zie Gie van den Berghe in Het gebruik van de holocaust). Ervan uitgaand dat het hier niet gaat om een geval van ervaringsopbod, toont deze passage aan dat herinnering en verbeelding intrinsieker met elkaar verbonden zijn dan Wiesel zelf wil erkennen.
Wetende dat elke herinneringstekst, elk getuigenis van de kampen sowieso elementen van ver-beelding in zich draagt, moeten we ons afvragen of deze ongewilde fictionalisering opgerekt mag worden tot een die door de auteur bewust wordt nagestreefd. Mag er m.a.w. in boeken over de jodenvervolging en -vernietiging gespeeld worden met de grenzen tussen fictie en realiteit? De verontwaardiging waarmee een Wiesel of Durlacher deze vraag zouden bejegenen is misschien begrijpelijk, maar de geschiedenis van de kampliteratuur tot op heden heeft aangetoond dat ze, enkele onverkwikkelijke gevallen uitgezonderd, niet helemaal op haar plaats is. Schrijvers als Alexandar Tisma, Tadeusz Borowski en Imre Kertész hebben nl. aangetoond dat het gebruik van fictionele elementen of literaire technieken de gebeurtenis van de nazigenocide niet hoeft te 'verschonen'. Met hun verhalen en romans hebben ze ons op een overtuigende manier laten zien dat artistieke interventies het onuitspreekbare meer recht kunnnen doen dan holocaustpuriteinen ons willen doen geloven. De omweg van de literatuur kan de waarheid, ook die van de kampen, wel degelijk ten dienste staan. Tot dat besef kwam Robert Antelme al zeer vroeg. Toen hij zag hoe zijn pas bevrijde kampgenoten met hun chaotische verhalen op algemeen ongeloof stuitten, wist hij direct dat "er veel kunstgrepen nodig [zijn] om enige waarheid over te brengen" (De menselijke soort). Ook Jorge Semprun, die eveneens de verschrikkingen van Buchenwald meemaakte, is van mening dat de ervaring fictioneel bewerkt moet worden om ze aan de lezer te kunnen doorgeven. In een recent interview in 'Vrij Nederland' legt hij uit hoe hij in zijn boeken probeert om "de geur van het kamp, de eeuwige aanwezigheid van de geur van het crematorium" over te brengen: "Die geur moet als het ware uit het boek komen. Je moet de getuigenis geloofwaardig maken. Dat betekent toch ingrijpen: een dichtheid creëren waardoor ervaringen overgebracht worden. Dat kan betekenen dat je om iets duidelijk te maken personages schept, vaak samengesteld uit tientallen werkelijke mensen. Het betekent in ieder geval dat je een dichtheid in de tijd moet scheppen. De reële tijd moet je vervangen door een dramatische tijd. Je brengt in de tijd uiteenliggende gebeurtenissen samen, geeft er een vorm en verband aan om iets zichtbaar te maken van de complexiteit of de bruutheid van de werkelijke ervaring" ('Vrij Nederland' 10.01.2004). Geslaagde kunstgrepen maken van de gruwel dus geen kunst, maar proberen hem net voelbaar te maken in zijn even onwaarschijnlijke als onverbiddelijke realiteit.
Er is nog een andere, meer 'opportunistische' reden om de fictionalisering van de nazislachting niet botweg af te wijzen: over enkele decennia zal er van de overlevende getuigen niemand meer over zijn; vanaf dan zijn we -- nolens volens -- overgeleverd aan de romanciers als we de herinnering aan de kampen levend willen houden. Jorge Semprun is hierover zeer duidelijk: "De persoonlijke herinnering aan de concentratiekampen moet opnieuw uitgevonden worden door de fictie. Ik zeg niet dat dat gemakkelijk is. Maar als het niet gebeurt, wel, dan zullen de kampen slechts een episode zijn, verloren in de tijd, zoals zoveel andere." ('De Volkskrant', 5.12.2003). Semprun gaat met deze uitspraak in tegen al diegenen die van de nazigenocide iets sacrosancts, iets onaanraakbaars willen maken. Hoe goed bedoeld en in psychologisch opzicht begrijpelijk deze sacralisering ook kan zijn, op de keper beschouwd is ze alleen maar contraproductief. In de toekomst zal over de kampen immers alleen maar op een empathische manier kunnen worden geschreven en nagedacht als het fictionaliseringstaboe doorbroken wordt. Hiervoor is een zekere durf nodig, maar ook en vooral veel artistiek talent en een hoge dosis historisch en moreel besef. Een schrijver als W.G. Sebald heeft alvast het goede voorbeeld gegeven: boeken als De emigrés en Austerlitz zijn ware herinneringskunstwerken, waarin fictieve elementen zeer behoedzaam, op een zowel ethisch als esthetisch doordachte wijze, met onzalige episoden uit de nationaal-socialistische geschiedenis verweven zijn. Juist door een beroep te doen op "moralische Phantasie" (Günther Anders) slaagt Sebald erin het trauma van de kampervaring 'werkelijk' te maken en "de sporen van pijn die in talloze fijne lijntjes door de geschiedenis heen lopen" te traceren.
Imre Kertész heeft zich met de hier kort geschetste problematiek van het schrijven over Auschwitz intensief beziggehouden, zowel in zijn beschouwend als zijn creatieve werk. In zijn essays, die jammer genoeg nog niet in het Nederlands zijn vertaald, toont hij zich een overtuigd verdediger van al degenen die de werkelijkheid van de kampen in een zo adequaat mogelijke kunstvorm hebben proberen om te zetten. Zo respecteert en bewondert hij de werken van schrijvers als Celan en Borowski, en zelfs 'La vita è bella', de komische film van Roberto Begnini die zich in Auschwitz afspeelt, vindt in zijn ogen genade. In zijn Dagboek van een galeislaaf staat een notitie waarin hij zijn visie kort en krachtig formuleert: "Het concentratiekamp is alleen maar als literaire verbeelding voorstelbaar, niet als werkelijkheid." Dat is duidelijk, maar heel wat complexer wordt het als Kertész nadenkt over de manier waarop die 'literaire verbeelding' tot stand moet komen: "Het is alleen de vraag hoe ik de schijnbaar onoverbrugbare kloof tussen stof en compositie moet overbruggen, hoe ik de achter elke stilering op de loer liggende dramatiek kan vermijden, die in die situatie eenvoudig niet aanwezig was maar door het terugblikken toch een rol gaat spelen. Het is het werk van de 'geschiedschrijving' -- een kunstmatige methode die gebeurtenissen heel anders registreert dan zij zich oorspronkelijk hebben voorgedaan." (Dagboek van een galeislaaf) Kertész is zich er dus heel goed van bewust dat de wereld die hij met woorden opbouwt altijd een heel andere zal blijven dan degene die hij als kind in Auschwitz heeft meegemaakt. In die zin is elke roman over de kampervaring tot mislukken gedoemd. Een beetje verder in zijn dagboek schrijft hij dan ook: "Wie de beschrijving van het concentratiekamp als een literaire triomfator -- anders gezegd: 'succesvol' -- doorstaat, is geheid een bedrieger en een leugenaar."
De schrijver B., hoofdfiguur uit Kertész' zopas vertaalde roman Liquidatie, trekt uit deze visie de uiterste consequenties. Hij laat zijn manuscript over Auschwitz vernietigen en pleegt -- omdat hij ook zijn leven als een expressiemiddel beschouwde -- zelfmoord.
B. was in Auschwitz geboren en zou er a.h.w. zijn ganse leven blijven. Door zijn gruwelijk levensbegin was heel zijn bestaan een concentratiekamp geworden; de wereld was een "wereld van moordenaars" en de enige kunst die de mens tot in de finesses ontwikkeld had, was volgens hem "de kunst van het moorden". B.'s geliefde deed haar uiterste best om zijn donkere mens- en wereldbeeld te begrijpen, maar na een bezoek aan Auschwitz -- "alles maakte een onwaarschijnlijke indruk, als was het een kopie van het origineel" -- besefte ze dat ze zijn lijden nooit zou kunnen vatten, laat staan verlichten.
Ook de literatuur kan de eenzaamheid van de overlevende niet opheffen. De Auschwitz-ervaring is voor B. "vormeloos en bloederig als een moederkoek" en kan als zodanig niet worden doorgegeven. Als hij zijn door Auschwitz getekend bestaan zou willen beschrijven, zo zegt hij aan zijn redacteur, dan wordt het vertekend, dan "wordt het een verhaal". Uiteindelijk schrijft hij de roman toch, maar dan "als een persoonlijke brief van gene zijde die door niemand is geschreven en voor niemand is bestemd." Zijn (ex-)geliefde zal de enige zijn die hem leest. Daarna verbrandt ze hem, op zijn postume vraag -- "Mijn verbeelding was onvoldoende, mijn middelen schoten tekort". Maar "dit aan Auschwitz gewijde leven" zal altijd in haar aanwezig blijven: "ik zal de wonde dragen".
B.'s redacteur maakt ergens de opmerking dat we "alleen uit onze verhalen te weten [kunnen] komen dat onze verhalen afgelopen zijn". Daarom wilde hij B.'s roman het koste wat het kost redden. En misschien is het ook daarom dat Kertész altijd over Auschwitz is blijven schrijven. Hij doet dat almaar gefragmenteerder, almaar minder als een "literaire triomfator". Hoe duidelijker het wordt dat het trauma van de kampen op geen enkele manier adequaat beschreven kan worden, hoe meer hij die onontkoombare mislukking in zijn werken inschrijft. En juist daarom, omwille van het indrukwekkende vermogen om zijn onvermogen uit te drukken, is Kertész een auteur die het bestaansrecht van literatuur over Auschwitz op een overtuigende en eerbiedwaardige manier aantoont. [Koen Van Baelen]
Eszter Zinkstok
Keseru, redacteur bij een uitgeverij, schrijft over de literaire nalatenschap van schrijver B. die zelfmoord heeft gepleegd. B. was geboren in Auschwitz en droeg de last van de traumatische ervaringen uit het concentratiekamp zijn hele leven met zich mee, waarbij hij ook zijn vrouw Judit opzadelde met deze zware erfenis. Keseru was altijd zeer onder de indruk geweest van B. en zijn werk en op bijna obsessieve wijze gaat hij na B.'s dood op zoek naar het meesterwerk dat deze volgens hem geschreven zou moeten hebben. Keseru verwerkt in zijn relaas dialogen uit B.'s toneelstuk 'Liquidatie', maar beschrijft daarnaast op een persoonlijke manier zijn band met B., de zoektocht naar het vermeende manuscript en de toedracht van zijn raadselachtige dood. Uit het verhaal komt duidelijk naar voren dat werkelijkheid en waarheid relatieve begrippen zijn die gemakkelijk te manipuleren zijn. Dit is de derde en laatste roman uit een trilogie, na 'Onbepaald door het lot' en 'Kaddisj voor een niet geboren kind'*. De roman speelt zich af in de jaren negentig, na de val van het communisme. Vast thema in het werk van de Hongaarse auteur (1929, Nobelprijs 2002) is de holocaust (en in het bijzonder Auschwitz) als het grootste trauma van de twintigste eeuw. Gebonden; normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.