Oliver
Edward van de Vendel
Edward van de Vendel (Auteur), Fleur Van der Weel (Illustrator)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Querido, 2003 |
VERDIEPING 2 : BABILLE : TAAL EN VERHAAL : GEDICHTEN : VAND |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Querido, 2003 |
JEUGD : GEDICHTEN : VEND |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Querido, 2003 |
JEUGD : GEDICHTEN : VAND |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Querido, 2003 |
Woord Jeugd Gedichten :
|
31/12/2003
Een speelsere titel voor een dichtbundel kun je moeilijk bedenken. Edward van de Vendel verrast alweer. Waar hij in zijn vorige bundels met zijn eigenzinnige beeldspraak een frisse wind liet waaien door de poëzie voor kinderen vanaf zo'n jaar of negen, zet hij hier de poëzie voor jongere kinderen op zijn kop. Deze versjes zijn niet alleen korter, ze zijn ook speelser en luchtiger dan in zijn vorige bundels. Maar net als in die bundels dicht hij over heel gewone dingen, die hij door de poëtische taal bijzonder maakt. Het gewone van de dingen waarover hij schrijft, wordt extra in de verf gezet door de nuchtere titels: 'Strand', 'Bril', 'Afwas', 'Feest', 'Vis', 'Plas' enzovoort. Je moet de gedichten (voor)lezen om deelgenoot te worden aan de magie van de poëzie.
Opmerkelijk is de inleving in het standpunt van het kind. De beelden die Van de Vendel kiest, sluiten meestal aan bij de kinderlijke verbeelding:
Strand
De zon schijnt alle grote mensen plat --
Ze liggen slap als plantjes.
Ik sta hier,
Ik heb een emmertje met zee
En ik ben nat.
Wat doe ik? Water geven.
O jee,
Zes moeders overeind gespat.
In veel gedichten lijkt de beeldspraak ontstaan te zijn uit een fantasierijke inval: de sneeuw valt in je oor als muntjes in een automaat; mama die piano speelt, "legt haar handen / op de tanden. / Wat een breed gebit"; papa's kleerkast wordt een huis van verlangen en mama stuurt het kind 's avonds op in een 'dekbed-envelop'. Dichter en kind maken het gewone bijzonder door het te vermengen met dingen die er op het eerste gezicht niet bij passen. Ontwaken wordt bijzonder door de gedachte aan het strand, opa's wenkbrauwen blijken plots met gras en hooi te maken te hebben en brievenbussen met monden en eten. Soms vind ik die combinaties te gezocht, dan verdringt de auteur het kind te sterk. In 'Schoenen' geeft de ik zijn schoenen zijn voeten te eten en zijn zweet te drinken. 'Moet je weten' is in dat gedicht een stoplap onder rijmdwang, iets wat je gelukkig verder in de bundel zelden vindt. Ook de vermenging van het tuintje met make-up lijkt me te weinig vanuit een kind gedacht en te weinig sprekend. Consequent is de dichter wel in zijn kinderlijke animisme: "Mijn bril is ziek. Gebroken poot". "Open ramen, en gordijnen / die me wakker zwaaien -- / vindt de wind het tijd / om binnen te gaan liggen?" of "Ik weet precies / hoe zielig / een vergeten op te eten / borrelnootje is".
Het beeld van het kind dat Van de Vendel voor ogen heeft, is verwant aan dat van Frank Adam: het is dat van een eigenzinnig kind vol plannen en invallen. Het bedenkt dat het niets meer weet van zijn eerste verjaardag: "Hiep hiep hoera dus -- wie dit leest: / ik geef een feestje. Nu meteen. / kom vanmiddag met cadeautjes, / ik ben jarig. / Inhaal-één.' Als het kind modderkleren heeft, is dat niet omdat het in de plas sprong, "de plas is me op de kop gesprongen". Net zoals bij Adam zetten de gedachten(kronkels) van de ik geregeld aan tot filosoferen zoals in het titelgedicht. Al zijn vissen heeft de kat opgegeten, behalve één, "Superguppie in mijn kom. / Er nog zijn -- / daar gaat het om". Bovendien is Van de Vendels kind gevoelig. Het sterkst blijkt dat in 'Merel', waarin de herhaling, het pakkende neologisme 'neergevouwen', het bijzondere centrale rijm en het contrast mee het gevoel zijn krachtige vorm geven.
Er lag een merel
neergevouwen
dood op het station.
Ik wist niet dat dat kon.
Zoveel mensen die vertrekken,
niemand om hem toe te dekken.
Ik wist niet dat dat kon.
Dat alles zo kon zijn.
Dat mama heel hard liep en riep:
We missen de trein.
Verdriet hoort erbij, maar de totaalindruk van de bundel is er een van speelsheid en vrolijkheid, een indruk die versterkt wordt door verrassende rijmen, lichtvoetige ritmes, neologismen als "visje mensenstemmenstil" en spreektaal als "kijkes / wieze vieze voeten / stampen in een plas?" Maar vooral zijn er de gekke invallen. De afwas zou minder vervelend zijn als er wielen aan de keuken stonden. "Wie zet de kippen aan? / Waar zit het knopje van de haan?"... '"ierwekkers bij de buren". Speels is ook de beeldspraak in het knuffelversje 'Fruit': "Nemen we allebei een hapje, / niemand zeggen, / sappig, / vlug. / leggen we daarna onszelf / omgedraaid terug". Ten slotte straalt die speelsheid ook uit de illustraties, met een hond als hoofdpersoon, wat vaak voor extra grappige effecten zorgt, bv. met de poes op schoot. Het dier, met streepjeshemd, is getekend als een schaduwknipsel en doet denken aan creaties van Fiep Westendorp. Het steeds weer andere lijntje voor de mond roept zowel herkenbare gevoelens als een komisch effect op. Superguppie is echt een verzenbundel voor jonge, speelse honden die de wereld nog als nieuw tegemoet treden. [Jan Van Coillie]
Ton Jansen
Bundel met 51 gedichten waarin voor kinderen herkenbare dingen van alledag op een bijzondere wijze verwoord worden. Onderwerpen als suiker, opa's wenkbrauwen, een merel en scheerschuim worden door de auteur op een niet voor de hand liggende wijze bekeken; suiker is verworden tot een zandstrand en het scheerschuim heerlijke slagroom. Hij hanteert originele beelden en talloze vreemde combinaties. Vaste rijmschema's ontbreken. Rijm lijkt eerder toevallig aanwezig en zorgt voor mooie ritmische poëzie met tal van knappe taalvondsten. Ook de vormgeving en illustraties passen wonderwel bij deze verrassende gedichten. Ze zijn in zwart-wit en felgroen, waarbij afwisselend de tekst, de titel of de ondergrond één van die kleuren heeft. De illustraties zijn linosneden; het hoofdpersonage is een zwarte, aangeklede hond, die bij alle gedichten voorkomt in een bij het gedicht horende setting. Handzame uitgave (ongewijzigde herdruk) waarin zowel de (voor)lezer als de toehoorder geen eenvoudige kost krijgt voorgeschoteld. Wie er voor openstaat, ontdekt een wonderlijke wereld. Vanaf ca. 6 jaar.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.