Niets dat hier hemelt
Tomas Lieske
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Querido, 2003 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 11392 |
31/12/2003
De elegante 30-er en meestervervalser Alexander Rothweill is in juni 1944 getuige van een diefstal op de sneltrein naar Bilbao. Het slachtoffer, dat tijdens het indutten van al haar geld werd beroofd, is de 18-jarige en pas geadopteerde wees Pili Eguren. Deze ontmoeting, waarin het hoofdpersonage trouwens geen al te zuivere rol speelde, leidt in Thomas Lieskes nieuwste roman Grand Café Boulevard uiteindelijk tot een gezamenlijke en gedoemde vlucht voor gehavende herinneringen. Lieske experimenteert als vanouds behendig met de lenigheid van zijn on-Nederlandse en beeldende taal en regisseert een boeiend, soms duister, soms magisch verhaal van twee dolende, geharde en manipulerende (vooral Alexander Rothweill dan) protagonisten die de schaduw van het verleden niet van zich kunnen afschudden. Jammer dat de schrijver zich vooral in de tweede helft van het boek wel eens vergaloppeert. Naar het eind toe geeft hij de welopgebouwde, strakke compositie uit handen en verliest zich in al te vergezochte metaforen, hallucinaties en verhaalbochten.
Via voortdurende perspectiefwissels en tijdsprongen weet Lieske de geschiedenissen van Pilar Eguren en Alexander Rothweill/Taco Albrando geraffineerd met elkaar te verweven en te verbinden. Want Alexander Rothweill is inderdaad geboren als Taco Albronda. Een Groninger die op jonge leeftijd met zijn ouders, broer en twee zusjes verhuist naar de uitgestrekte en ongastvrije Zuid-Hollandse polders. Het ongeluk blijft hen niet gespaard. In een idioot auto-ongeluk komen beide ouders om het leven en niet veel later verliest het getraumatiseerde en onthoofde gezin ook nog de twee zusjes, die plots en in onduidelijke omstandigheden voorgoed verdwijnen. Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog verruilt Taco het ruwe Nederlandse platteland voor Parijs en laat hij zijn broer Fedde alleen achter op de herenhoeve in de vijandige polders. Na enkele jaren Parijs vergaart Taco als meestervervalser en onder zijn nieuwe identiteit (Alexander Rothweill) o.a. in het franquistische Spanje een aardig vermogen. Zonder scrupules en beredeneerd schenkt hij zichzelf een nieuw leven: "Dát kon hij: zijn leven vormgeven. Wie was dat, de Maker? Hij toch?"
Pili Eguren, die aan het fascistische Franco-regime haar ouders én haar jeugd verloor, kiest bijna tartend voor het misdadige web dat haar oplichter voor haar spant: "Dit was de man met wie ze uit eigen beweging was meegegaan. Dit was, met al zijn geheimzinnige onbetrouwbaarheid, haar oplichter en medeplichtige, bij wie ze zich niet verveelde, die zij niet kon missen. Dat zijn onbetrouwbaarheid haar opnieuw zou kunnen schaden, realiseerde zij zich wel, maar zolang het bestaan elegantie, zwier en afwisseling bevatte wilde zij daar niet veel aan denken."
Met dezelfde elegantie, zwier en afwisseling zet Lieske in zijn vreemde, metaforische taal de verhaallijnen uit, waarin het toeval een belangrijke rol speelt: "Het toeval, die ongrijpbare duivelse figuur, kon hem altijd parten spelen." In een groot deel van de roman resulteert dat in een mooi evenwicht tussen epische en poëtische stukken, tussen fictie en realiteit, tussen visioen en werkelijkheid, tussen spanning en sfeer. Maar die precaire balans slaat regelmatig jammerlijk door vanaf het moment dat Rothweill zijn voeten terug op de zompige Nederlandse polderklei heeft gezet. In zijn vlucht voor de autoriteiten en zijn misdadig verleden neemt hij Pili -- onder valse voorwendselen, maar met instemming -- mee naar zijn geboortegrond en naar zijn broer Fedde. Meesterlijk is Lieske nog wel in de portrettering van Fedde, de wereldvreemde, naïeve reus met een obsessie voor zijn verdwenen zusjes, die gefascineerd is door vleermuizen en wat autistische trekjes vertoont. Maar daarna krijgt het verhaal een wazige, holderdebolder en warrig vertelde afwikkeling. [Jan Bettens]
Jos Radstake
In deze nieuwe roman van Tomas Lieske (1943) ontmoet een rijke Hollandse oplichter-vervalser in 1944 in een trein in Spanje een meisje, van wie de ouders in de Spaanse Burgeroorlog zijn omgebracht. Met enkele uitzonderingen worden het verhaal en de stukken voorgeschiedenis via deze hoofdpersonen in alternerende (namen dragende) hoofdstukken verteld. Dat is maar goed ook, want aan elkaar laten zij het achterste van hun tong niet zien. Een duizelingwekkend verhaal over afkomst, vlucht en bedrog, aantrekkingskracht en bestemming voert de lezer vanuit Spanje, via Parijs in 1951, naar de veengronden van Zuid-Holland. Daar is het dat de vervalser zijn broer, kluizenaar en vleermuiskweker, na 17 jaar opnieuw ontmoet. In een adembenemende apotheose, surrealistisch getint en visionair, zakken de broers uiteindelijk langzaam weg. Deze verbazingwekkende, knap gestructureerde, roman, vol leidmotieven en spiegelingen (spiegel ook letterlijk van belang), stilistisch gaaf, laat de eerdere romans van Lieske, Nachtkwartier (1995) en Franklin (2000), verre achter zich. Meesterlijk! Paperback, normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.