De Arabische cocktail : van revolutie tot contrarevolutie
Jef Lambrecht
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Houtekiet, 2002 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : AFGHANISTAN 945.6 |
31/12/2002
Duizenden analysten onderzoeken al jarenlang de omvang van het Al Qaeda-netwerk. Toch slaagde de organisatie erin de VS in het hart te treffen. Waren al die onderzoekers en geheime diensten dan zo onwetend of onbekwaam, of is er meer aan de hand? Jef Lambrecht en Peter Franssen zoeken een antwoord op de vragen wie verantwoordelijk is voor het Al Qaeda-gevaar, en hoezeer de geheime diensten wisten dat er zware aanslagen op komst waren.
VRT-journalist Jef Lambrecht gaat in IX-XI: hoe 11 september mogelijk werd op zoek naar de wortels van het vreemde conflict dat tegenwoordig de wereld beheerst. Een conflict tussen een hoogtechnologische en militair superieure staat en een ondergronds terroristisch netwerk dat niet duidelijk bepaald kan worden, laat staan gevat. Tezelfdertijd blijken die twee partijen al lang op allerlei, soms heel indirecte wijzen met elkaar verstrengeld, wat de strijd tegen het terrorisme ernstig hindert.
De oorsprong van die verstrengeling situeert Lambrecht in de alliantie tussen de VS en het Egyptische Moslimbroederschap sinds de jaren '50. Fanatieke Moslimbroeders vonden in de VS een schuilplaats voor de vervolgingen van Nasser. Tegelijkertijd werkten de Moslimbroeders zich in in het Saoedische onderwijssysteem, waar Bin Laden met hun ideeën in contact kwam. Deze twee ontwikkelingen kwamen samen in de Afghaanse oorlog waarvoor Bin Laden en Abdallah Azzam rekruten van over heel de moslimwereld wierven en daartoe financiële steun ontvingen van de VS, Saoedi-Arabië en Pakistan. Lambrecht besluit dat de VS het soennitisch fanatisme gebruikten om het derde-wereldnatio-nalisme en het communisme te dwarsbomen. Na de val van de Sovjet-Unie steunden de VS de Taliban, nog een soennitisch extremisme, in de hoop dat een stabiel regime in Afghanistan de doorvoer van olie uit Centraal-Azië mogelijk zou maken. Maar het soennitisch fanatisme heeft zich sinds de Golfoorlog tegen de Amerikaanse broodheer gekeerd.
Lambrechts boek is opgedeeld in drie voor de hand liggende delen. Het eerste deel behandelt de strijd tegen de Russische bezetting in Afghanistan, terwijl het tweede deel de opkomst van de Taliban en Al Qaeda verhaalt. Het zijn informatieve en goed geschreven overzichten. Het boek kent wel een wat vreemd ritme, met soms lange uitweidingen over de Afghaanse geschiedenis die niet direct relevant zijn voor het thema, en soms te korte passages over essentiële elementen, zoals de deobandistische achtergronden van de Taliban. Je hebt soms het gevoel dat Lambrecht krampachtig uit het vaarwater probeert te blijven van de uitstekende boeken van Ahmed Rashid (De Taliban -- Li 2001, p. 478) en Michael Griffin (Reaping the whirlwind). In die zin kunnen we de nadruk begrijpen die gelegd wordt op twee 'reve-laties' die niet in voornoemde boeken voorkomen. De eerste onthulling betreft de weigerachtigheid -- die blijkt uit vrijgekomen transcripties van het Politburo -- van de Sovjet-Unie om Afghanistan binnen te vallen. Ondanks die aarzelingen snelden ze toch een bondgenoot te hulp en bleek uit de langdurige bezetting een geopolitieke strategie. In een tweede 'onthulling' heeft Lam-brecht het over de 19e-eeuwse Jamaluddin al-Afghani als voorloper van het (pan)isla-misme. Het belang van al-Afghani's ideeën wordt echter overdreven want zijn nieuwe kalifaat was sterk modernistisch gekleurd, terwijl het Moslimbroederschap zich tegen het westers modernisme verzet. Algemeen ontbreekt het in Lambrechts boek toch aan enige nuance over de geschiedenis van het islamisme. De Egyptische Moslimbroeder-schap is niet zo'n homogene beweging als hij suggereert, en dat de filosoof van de 'Europese islam' Tariq Ramadan, familie van al-Banna, de stichter van de Moslimbroe-derschap, afgeschilderd wordt als een militant islamist, is een onbegrijpelijke fout.
In het derde deel vat Lambrecht de kritieken samen op het officiële onderzoek naar 11/9. Eigenlijk is er niet veel onderzoek, want de regering Bush zegt zich op de toekomst te willen concentreren en verdere aanslagen te voorkomen, eerder dan te focussen op het verleden. Handig natuurlijk om de banden met het soennitisch extremisme geheim te houden, alsook de tekortkomingen van de geheime diensten toe te dekken. Eenzelfde geheimhouding heerst over de econo-mische banden met Saoedi-Arabië. Lam-brecht houdt het er op dat de regering Bush een zuiver beeld wil ophouden voor de Amerikaanse bevolking en dat de geheime diensten gefaald hebben omdat ze een misplaatst, arrogant vertrouwen hadden in hun topkaders en de geavanceerde technologie.
Het is niet verwonderlijk dat zoveel geheimhouding in het onderzoek aanleiding geeft tot complottheorieën. In 11 september: waarom de kapers vrij spel kregen betoogt Peter Franssen dat er zoveel ongerijmdheden zitten in het officiële verhaal over de aanslagen dat je wel moet besluiten dat er iets verborgen wordt, en dat is de voorkennis die de geheime diensten hadden over terroristische plannen. De diensten lieten de terroristen begaan zodat ze na de aanslagen in staat waren meer middelen en bevoegdheden te bekomen voor henzelf, en de regering vrij spel had voor een interventie in Afghanistan. Kortom, 9/11 was een ideaal moment om de imperialistische slagkracht van de VS nog te vergroten.
Franssen benadrukt voortdurend dat zijn stelling rust op feiten en bewijzen, niet op beweringen en interpretaties. Hij wil hiermee natuurlijk de kritiek voorkomen dat hij als PVDA-activist lijdt aan anti-Amerikaanse paranoia. Maar de zaken die hij aanhaalt als 'feiten en bewijzen' zijn voorlopig niet meer dan vragen over het onderzoek van 11/9. Er zijn vreemde toevalligheden, en de geheime diensten hebben allerlei aanwijzingen over het hoofd gezien, maar zolang we niet weten toe de zaken precies ineenzitten, kunnen ze niet in deze of gene richting worden uitgelegd. Bovendien zijn er in elk verhaal van grote gebeurtenissen wel gaten en toevalligheden te ontdekken. Ten hoogste kan Franssen een hypothese vooropstellen, maar dat is nog geen bewijs.
Bovenop de epistemologische claim van Franssen komen nog allerlei suggestieve beweringen over de intenties van de VS. De vraag bv. of de Amerikaanse overheid het zou aandurven haar eigen bevolking aan te vallen om bepaalde doelen te bereiken, beantwoordt Franssen affirmatief. Hij duikelt een plan uit 1963 op, Operatie Mongoose, dat een aanslag op VS-burgers voorstelde om een interventie in Cuba te kunnen verantwoorden. Zeer onthullend maar essentieel is natuurlijk dat het plan niet werd uitgevoerd omdat president Kennedy het te riskant vond. Kortom, militairen denken de gekste plannen uit, maar de politiek behoudt de overmacht. Uiteindelijk is het boekje van Peter Franssen toch een ideologisch pamflet tegen de VS. Het bevat terechte kritiek op de buitenlandse politiek van de VS, maar je kan toch niet beweren dat de VS de enige kwade genius in de wereld is. Het stoort bv. dat Franssen zo licht over de Russische bezetting van Afghanistan gaat.
Beide boeken leggen de verantwoordelijkheid voor het Al Qaeda-gevaar voor een stuk bij de VS. Lambrecht verwijt de VS dat ze in haar geopolitieke strategie een soennitisch extremisme steunde dat niet onder controle kon worden gehouden. Franssen beweert dat de VS het extremisme veel meer controleerden en zelfs met 11/9 tot eigen voordeel aanwendden. De laatste overdrijft de invloed die de VS kunnen hebben op het oncontroleerbare kluwen dat de internationale politiek is. Maar, en daarin hebben beide boeken een sterk punt, de vraag is of de VS bij een machiavellistische benadering kan blijven van die internationale politiek waarbij het niet uitmaakt met welke partijen je een alliantie aangaat, als je maar je doelen kunt bereiken. Uit de samenwerking tussen de VS en de dictatoriale staten in Centraal-Azië blijkt alvast dat de VS na 11/9 niet besloten heeft dat een voorzichtigere aanpak zou kunnen resulteren in minder kans op blowback. Integendeel, steeds meer conservatieve politici en denkers betogen dat het beleid van de VS niet meer gestuurd moeten worden door multilaterale en humanitaire overwegingen, maar nood heeft aan meer directe machtspolitiek, wat dan 'realisme' heet. [Chris Bulcaen]
B.C. Meulenbeld
Een studie over de achtergronden van 11 september 2001 met een overdaad aan informatie over de talloze fracties en splintergroepen die het Afghaanse politieke toneel bevolken, de subtiele verschillen der vele islamitische stromingen, islamisering, ideologische motieven en internationale geldstromen die Afghanistan eerst maakten tot een strijdtoneel voor de toenmalige grootmachten USA en USSR en daarna tot een broeinest van goed gefinancierde en getrainde vrijheidsstrijders en terroristen. Er wordt uitvoerig ingegaan op het Talibanbewind en - reeds in een vroeg stadium - de denkbeelden van Osama bin Laden. De dubieuze rol van Saudi-Arabië en de ongebreidelde expansie van een militante, sterk anti-westerse en extreme islam blijven niet onvermeld. Tot slot het effect en de nasleep van 11 september, met een afsluitende analyse van wat er nu in de regio speelt en broeit. Met landkaart, literatuurlijst, bronnen- en websitevermelding. Het vuistdikke boek is in korte tijd geschreven en lijkt een compilatie van losse stukken, soms met enkele doublures.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.