De maan is overal
Kolet Janssen
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Davidsfonds /Infodok, 2002 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : JANS |
31/12/2002
Jacob zag het meteen toen hij na school de keuken in liep. Een gat. Donker en met rafelige randen. In het midden van de keukenvloer, tussen de tafel en het aanrecht." Zo'n gat, dat staat voor avontuur en spanning, dat weet het kleinste kind. En in verhalen kan het de grens zijn tussen de gewone en de fantasiewereld. Jacobs zus doet of er niets is en ook zijn ouders kijken er niet van op, wat het gat nog vreemder maakt. Jacob kan er niet van slapen en die nacht besluit hij af te dalen. Al snel botst hij op een slijmerig monster. Het is zo akelig dat Jacob de moed verliest en een afscheidsbrief schrijft aan zijn ouders. Deze en andere wissels in Jacobs gevoelens zijn zwak uitgewerkt, met te weinig nuance of suggestie. Hij ontsnapt en ontmoet Hugo, een harig wezentje dat eerst even bang is als hij, maar hem al snel voor zich inpalmt. Hugo is een aardjongen die nog zijn 'grootgevecht' moet houden voor hij een aardman kan worden. Vanaf dan wordt de afloop voorspelbaar. Samen beramen ze een plan om het monster te verslaan. Het plan ziet er origineel uit, maar valt toch wat mager uit. Ze zullen het monster gek maken met letters en woorden. Daartoe moeten ze het de huid vol schelden met woorden die beginnen met dezelfde letter: "schunnige, schijterige schobbejak." Ook de lezer wordt uitgenodigd om mee te verzinnen zodat hij of zij net als Jacob kan ervaren hoe dat oplucht. Natuurlijk wordt Jacob toch door het monster gevat en raakt hij in paniek, maar als Hugo begint te schelden, scheldt hij mee en zo verslaan ze het monster. Jacob moet vlug naar boven en Hugo blijft achter, hij heeft de proef doorstaan. Hugo is duidelijk een schaduwfiguur in het groeiproces dat Jacob doormaakt. De hele tocht wordt zo een initiatieritus waarbij kinderlijke angsten overwonnen worden. En het mag bang zijn, want het is van vlees en niet van steen en niet van ijzer zoals in het motto staat uit Job 6, 12. Het bijzondere is dat het voornaamste hulpmiddel hier de taal is (het woord is vlees geworden) al is dit gegeven op zich niet zo origineel. Overigens is de taal van het verhaal zelf niet echt creatief, behalve in de scheldwoorden (en dan nog). Sommige zinnen klinken echt stijf: "Hij zit al te smakken van genot bij de idee om mij te kunnen opeten."
Aan het slot staat het fantasierijke kind nog eens duidelijk tegenover de rationele volwassene. Zijn ouders zien het gat, maar ze 'fantaseren' niet verder: "Ze wisten echt niet dat je naar beneden kon in zo'n gat." Om zijn band met de fantasiewereld te bevestigen, begraaft Jacob zijn knikker als een schat voor Hugo. Hij is groter geworden, maar zijn fantasie is hij nog niet kwijt.
De illustraties van Tim Polfliet onthullen een nieuw talent. Ze verrassen door de bijzondere composities met vlekken, druppels en afgeronde vlakken waarmee zowel figuren als voorwerpen neergezet zijn. Ook het kleurgebruik is gedurfd, met vooral groene en op het eind roze en bruinrode tinten. Jacob ziet eruit als een kleine boef in zijn groengestreepte pyjama. Zijn wijd uiteen staande ogen achter zijn brilletje en zijn aardappelneus volstaan, samen met zijn houdingen, om zijn gevoelens uit te drukken. De illustrator heeft iets met ogen. Als Jacob afdaalt, wordt hij gevolgd door amandelvormige ogen die voor spanning zorgen en verder beweegt hij zich tussen ronde vormen met kikkerogen.
Tim Polfliets fantasierijke spel met vorm en kleur verdiende een speciale vermelding op de achterflap.
[Jan Van Coillie]
Julienne van den Heuvel
Iedereen schijnt het gat, dat opeens midden in de keukenvloer zit, heel gewoon te vinden, maar Jacob is erdoor geobsedeerd. Hij is er doodsbenauwd voor, maar daalt er toch in af, midden in de nacht, gewapend met een zaklantaarn. Bijna wordt hij opgegeten door een eng, onsmakelijk groen monster, maar met hulp van de aardjongen Hugo weet hij te ontsnappen. Zo is hij niet alleen het monster de baas, maar ook zijn eigen angst, juist door datgene waar hij zo bang voor is onder ogen te zien. Deze boodschap komt duidelijk over, zonder er te dik bovenop te liggen. Het verhaal is fantasievol en spannend. De twaalf hoofdstukken zijn verdeeld in tekstblokken; de korte zinnen beginnen telkens op een nieuwe regel. De uitgave is mooi verzorgd: glad licht crèmekleurig papier, illustraties met abstracte elementen in gedekte tinten (doen enigszins denken aan bedrukte stoffen uit de jaren vijftig) en een nieuwsgierig makende omslagillustratie met zachtgroen als hoofdkleur. Voorlezen vanaf ca. 6 jaar, zelf lezen vanaf ca. 8 jaar.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.