Een paard voor Sinterklaas
Ted van Lieshout
Ted van Lieshout (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Leopold, cop. 2002 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : VANL |
31/12/2003
Twee uur wijst de klok op de toren van Babel. Het papieren museum opent zijn deuren, paradijsdeuren in brons, gedeeltelijk verguld van de Florentijnse kunstenaar Lorenzo Ghiberti uit de vijftiende eeuw. "Over deze enorme deuren, waarop bijbelverhalen staan afgebeeld, deed hij bijna dertig jaar. Toen de beroemde kunstenaar Michelangelo ze zag, zei hij: 'Dit lijken wel de deuren naar het paradijs!' En sindsdien heten de deuren zo." Met dergelijke anekdotes brengt Ted van Lieshout als een bekwame gids de kunstwerken tot leven. Dit deed hij eerder al in Stil Leven (1998) waarin hij de kijker-lezer meenam langs een persoonlijke tentoonstelling van zijn lievelingsschilderijen.
Rode draad in dit boek is een bezoek dat de auteur bracht met zijn zus aan een museum in Berlijn. Aanleiding was een kaart die iemand hem ooit stuurde met een foto van een schilderij waarop een jongen afgebeeld stond die precies op hem leek toen hij elf was. Meteen is de toon gezet voor een heel persoonlijke rondleiding. De confrontatie met het echte schilderij viel tegen, wat hij wijt aan de vervelende bezoekers en suppoosten. Daarom begon hij zijn eigen museum: "Een museum met muren van papier, waar niemand je voor de voeten loopt en niemand zich moeit met waar je naar kijkt."
Het schilderij waar hij zo op lijkt, is van Hans Haubold Einsiedel, aan wie hij de eerste zaal van zijn papieren museum wijdt. Naast anekdotes geeft Van Lieshout ook regelmatig uitleg bij de gebruikte technieken en persoonlijke associaties en bespiegelingen. Deze laatste lijken heel terloops, maar raken vaak aan het wezen van de kunst en hoe die werkt: "Hans Haubold is niet dood. Niet echt. Hij is voor altijd en altijd elf. En voorgoed van verf." Voor het overige laat Van Lieshout de kunstwerken voor zichzelf spreken, zijn ondertitel indachtig: 'Heer beeld, ik wil u niet ontrieven'.
In een volgende zaal hangt het schilderij dat zijn zus het mooist vond, 'Het dodeneiland' van Arnold Böcklin. Door er zijn eigen favoriete schilderij tegenover te plaatsen, 'Bloeiende kastanjeboom' van Auguste Renoir, verheldert Van Lieshout het verschil tussen realisme en impressionisme. En hij geeft zijn zus gelijk dat de schilderijen het mooist zijn in het echt, al heeft zijn papieren museum het voordeel dat hij beide schilderijen pal naast elkaar kan hangen. Verrassend is zijn commentaar bij een schilderij van Adolf Menzel, dat onaf is. De lege schimmen geven het geheel iets vredigs in plaats van strijdlustigs zoals het bedoeld was. Terloops geeft Van Lieshout ook commentaar op de compositie. In een volgende zaal plaatst hij beelden van naakte mannen naast elkaar. In een gesprek met het beeld van Rodin, wijst hij op kleine foutjes. Hoe verder je door het museum wandelt, hoe meer verbanden je ontdekt tussen de kunstwerken. Michelangelo verwijst naar Ghiberti, die Rodin inspireerde enz. Het mooiste gebouw op aarde vindt Van Lieshout De toren van Babel van Breugel. In zijn museum associeert hij die met de ingepakte Rijksdag van Christo en de Berlijnse Muur. Bovendien vergelijkt hij twee versies van het schilderij, wat originele inzichten oplevert in de werking van perspectief en compositie. Daarbij verwijst hij naar een "zeer uitgebreide, spannende internetsite over Breugels schilderij."
Wat het bezoek aan het papieren museum nog spannender maakt, is dat de gids de bezoekers ook meeneemt naar de garderobe, de toiletten, het depot, de directiekamer, enz. waar ook kunstwerken blijken te staan, die hij desnoods manipuleert. Het 'Flessenrek' van Duchamps wordt hij hem een kapstok en het beroemde urinoir dat Duchamps Fontein noemde, zet hij op zijn kop. Meteen wordt duidelijk hoe ready mades werken. In de binnentuin maakt Van Lieshout ready mades in woorden. In een groen gedrukte tekst verandert hij de schommel en de wip in kunst: je kijkt ernaar met andere ogen. De tekst in het kantoor is grijs gedrukt en verwoord in een formele stijl: hij somt er de copyrighthouders, vindplaatsen en geraadpleegde bronnen op. In het trappenhuis laat hij de bezoeker Eschers Klimmen en dalen opnieuw ontdekken, de nooduitgang is Rodins hellepoort en de directiekamer is verboden toegang: de tekst staat er in spiegelschrift. Ted Van Lieshout speelt voortdurend met woord en beeld, waardoor je je telkens weer verbaast.
Woorden en beelden zijn nog sterker geïntegreerd in de gedichten die Van Lieshout opneemt tegen de achtergrond van eigen kunstwerken. Ze zijn even verschillend als de tentoongestelde werken. De meeste zijn geschreven in parlandostijl waarin enjambementen en contrasten voor vervreemding zorgen:
Het is al bijna zomer en de zon
schijnt en een blauwe wind valt
over de stad. Dertien paarden staan
in een file met dertien agenten
In dit stadsgedicht komt het blauw terug in 'blauw verdriet' dat het gedicht een duik laat nemen in emoties om te eindigen met "Ik vind vijf kilo / bintjes en geen woord voor mij gewoon / te zwaar voor het ene kind dat ik ben." Deze confrontatie van banale dingen en diepe gevoelens is nog treffender in 'Radijsjes' waarin de herinnering aan een vreselijk ongeluk maakt dat de ik voor het eerst ziet "dat groente kan bloeden". Het gedicht dat ertegenover staat, begint met spruitjes en eindigt met kussen. Daartussen liggen regels als muziek, vol alliteraties en klinkerrijmen: "Ik wilde dat ik leven kon van lege lucht en stoom, / van wind die waaide en een hand die zachtjes aaide."
Naast gedichten in vrije versvorm staan er ook heel klassiek berijmde verzen in de bundel, naast verhalende gedichten ook beschrijvende en dialogische, naast doodernstige ook absurde. Het eerste gedicht, 'Wat heb ik aan tijd?', stelt vragen bij het nut van kunst. 'Wanda' is een brabbelrijm in de traditie van 'Wij willen Willem weg' en 'De brief' trekt de ambtelijke briefstijl op flessen. Meteen maakt de dichter duidelijk dat poëzie even verscheiden is als beeldende kunst.
De meeste gedichten gaan ook confrontaties aan onder elkaar. 'Verzet', 'Erfenis' en 'Geoorloofd' zijn drie heel verschillende oorlogsgedichten, het eerste cynisch, het tweede ironisch en het derde filosofisch ("de verleden tijd / van oorlog is vrede. / Maar de verleden tijd / van vrede is oorlog." Ook de vorm van de gedichten verschilt sterk.
De laatste gedichten zijn het persoonlijkst. 'Nieuwe schoenen' vertolkt herkenbaar de schaamte van een kind dat met zijn moeder uit winkelen gaat. 'Blote voeten' drukt Van Lieshouts centrale thema uit: het verlangen gezien, gekend, verwacht en bemind te worden. Ook 'Als uit een kaal ei' is herkenbaar: het verwoordt het verlangen te ontpoppen "in wie ik ben bedoeld, in iets moois". Het laatste gedicht is een antwoord op het vorige: "Ik ben mooi. Iedereen / ziet het. Ik ben zo / mooi. Lief en goed" De bevestiging is zo nadrukkelijk dat ze bij de lezer wel vragen moet oproepen.
Ook voor de kunstwerken op de achtergrond gebruikt Van Lieshout heel verschillende technieken, net zoals hij dat eerder deed in zijn bundels Mijn botjes zijn bekleed met deftig vel en Een lichtblauw kleurpotlood en een hollend huis. Tot zijn eigen collectie behoren zowel schilderijen in oliepastel als foto's, over-all composities met pleisters of stickers, assemblages en aquarellen. Een paar keer gebruikt hij kunstwerken van anderen, die hij manipuleert. Zo geeft hij een portret van Van Gogh een gezicht uit een schilderij van Ingres.
Een paar gedichten hangen in de zalen onder de kunstwerken van anderen en alleen daarom al trekken ze de aandacht. In de restauratiekamer hangen onder tekeningen van Jaap de Vries twee versies van 'Dordrecht 1968'. De eerste versie stond al in de bundel Zeer kleine liefde. In de tweede zijn maar enkele woorden 'gerestaureerd': 'meneer, vriend en ik' zijn vervangen door 'oom, broer en ik', waardoor het gedicht veel persoonlijker wordt. Onder 'Het dodeneiland' hangt 'Verdronken eiland', een indrukwekkend gedicht dat net als het kunstwerk de dood overleeft met onsterfelijke regels als de volgende:
Op zoek naar plek die wil omarmen,
naar eigen huis dat van hem houdt.
en tussen sterren in de nacht
heeft hij, die lieve astronaut,
een dapper slot van licht gebouwd.
Net als in de meeste musea ben ik in dit boek de tijd vergeten. Dit boek moét wel de Gouden Uil winnen. De jury heeft de unieke kans om tegelijk originele non-fictie, sterke poëzie en helder proza te bekronen.
[Jan Van Coillie]
Margriet Veeneman
In zijn papieren museum heeft Van Lieshout bekende en vooral minder bekende kunstwerken verzameld. Hij vertrekt vanuit zijn eigen nieuwsgierigheid en geeft terloops uitleg over verschillende kunsttechnieken ('Aquarel is een deftig woord voor waterverf'). Bovendien verwerkt hij in zijn persoonlijke impressies informatie over schilders als Renoir en beeldhouwers als Rodin. Naast schilderijen en beelden van andere kunstenaars horen gedichten, tekeningen, collages en foto's van de samensteller zelf tot de museumcollectie. Bij de tekst staan veel verwijzingen naar afbeeldingen op vorige of volgende bladzijdes. Het boek is zorgvuldig opgemaakt en op twee schilderijen na komen alle afbeeldingen, meestal paginagroot, zeer goed tot hun recht . De Paradijsdeuren van Lorenzo Ghilberti openen en sluiten de tentoonstelling van dit onconventionele, aantrekkelijke kunstboek. Het papieren museum laat zich het beste lezen en bekijken als een verhaal. Om daarna al bladerend terug te gaan naar de plekken waar je nog eens wilt zijn. Een beetje zoals je in een echt museum rondloopt dus. Vanaf ca. 11 jaar.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.