Ik wil de koning zijn : naar Macbeth van Shakespeare
Judith Vanistendael
William Shakespeare (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
International Theatre and Film Books, 2001 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : TONEEL : SHAK |
31/12/2002
Luk Perceval ('De Standaard', 23.04.2002)
<4>Toen in het midden van de jaren '80 de Vlaamse theatermakers zich vrijheden begonnen te permitteren tegenover de toneeltekst, was dat voor veel schrijvers en toeschouwers een schok. Er was amper een traditie. Hugo Claus had vrije vertalingen gemaakt van enkele Griekse toneelteksten, maar verder ging dat niet. Hugo Claus: "...voor [de verfilming van het toneelstuk] De verlossing heb ik dus wel een nieuw scenario geschreven. De dialogen bijvoorbeeld zijn minder uitleggerig. Op het toneel heb je alleen maar woorden die refereren aan; in een film kun je dingen laten zien." Je ziet het misschien niet direct, maar wat Claus hier zegt, is in scherpe tegenspraak met de overtuigingen van Luk Perceval (en veel van zijn collega's).
Het Vlaamse theater was lang een onderafdeling van de literatuur. En hoe beroemder de schrijver, hoe volgzamer de theatermakers. Het kenmerkende aan de jonge theatermakers van de jaren '80 was dat zij het theater als theater liefhadden, en niet als geënsceneerde literatuur. Tot grote consternatie van gevestigde auteurs als Walter van den Broeck en Hugo Claus was de toneeltekst niet meer het natuurlijke uitgangspunt voor een regie. Uit het citaat blijkt dat Claus toneel als een tekstueel, niet als een visueel medium beschouwt. Nochtans weten regisseurs als Perceval maar al te goed dat je op het toneel óók dingen kunt laten zien. Je kan hele scènes weglaten, zolang je het overheersende sentiment in die scène maar op een andere manier ensceneert: in het spel, in de belichting, of nog anders. Tekst is slechts één onderdeel van een voorstelling en net zoals lampen gedoofd kunnen worden, zo kan tekst ook geschrapt worden.
<4>Waarschijnlijk wisten Tom Lanoye en Luk Perceval maar al te goed dat de première van Ten Oorlog!, op 22 november 1997, een scharnier in de Vlaamse toneelgeschiedenis zou zijn. Ten Oorlog! sluit een toneeltijdperk af en opent de deur naar een nieuw. Het was het laatste stuk van Percevals Blauwe Maandag Compagnie en het eerste van Het Toneelhuis, het vernieuwde Antwerpse stadstheater waarvan hij de eerste artistiek leider werd. Het is, ten tweede, het hoogtepunt van de tekstuele aanpak die het Vlaamse theater sinds de jaren '80 kenmerkte. Ook daaraan lijkt een einde te zijn gekomen: er zijn weer "getrouwe" opvoeringen te bekijken en ooit extreme tekstbewerkers, zoals regisseur Gerardjan Rijnders, doen het heel wat rustiger aan. Ten derde en ten slotte: Ten Oorlog! betekende de glorieuze terugkeer van de auteur in het theater. Zijn positie is weer ijzersterk geworden en toch betekent dat niet dat slaafse navolging weer aan de orde van de dag is. Auteurs als Tom Lanoye en Peter Verhelst hebben gesnapt dat, als Jan Decorte op zijn heel eigen wijze Macbeth tot Bloetwollefduivel mag herschrijven, zij ook het recht hebben op ingrijpende bewerkingen. Het is zaak de regisseur vóór te zijn. De auteur knipt en plakt de vertaling of bewerking gewoon zelf. De regisseur die met deze teksten aan de slag gaat, kan nog wel schrappen, maar de tekst is op dramaturgisch vlak zo dwingend dat de stem van de schrijver niet verloren kàn gaan.
Voorbeeld. Toen Verhelst voor Het Zuidelijk Toneel in 1998 Romeo en Julia (studie van een verdrinkend lichaam) schreef, hield hij zich nog in. Op bladzijde 7 speelt "Tebaldo [...] met zijn mes / het schiet als een tong in en uit" en op bladzijde 9 zegt Benvolio: "We hebben de vorst bezocht. Hij heeft ons geleerd hoe je vlees moet versnijden zonder zelf onder het bloed te zitten." De scène is nog te herkennen en terug te vinden in Shakespeare's tekst, maar de zin over het versnijden van vlees komt uit de pen van Peter Verhelst. En toch volstond dat niet. Verhelst ging nog verder dan Lanoye: hij schreef een sequel, getiteld Red Rubber Balls (studie van een hangend lichaam). De tekstbrochure maakt geen melding meer van personages: er is maar één spreker, hoewel in de regie-aanwijzingen soms een Romeo en een Julia figureren. En wat zegt die spreker bijvoorbeeld? "Iets van mij./ Een rode glanzende vrucht, / een met sap gevulde / rood rubberen bal. / Iets dat met leren bandjes / voor je mond wordt gebonden. / En jij die je tong tegen die bal aandrukt."
Met de Oresteia-bewerking Aars! ten slotte, ging Verhelst nog verder. Hierin is zijn taal zo overweldigend, dat de voorstelling onder de druk bezweek. De theaterkritiek was er niet wild van, maar de tekst kreeg alle lof toegezwaaid.
<4>Wat bepaalt eigenlijk of een auteur een vertaling of een bewerking aflevert? In het geval vanTen Oorlog! is er geen twijfel mogelijk: dat is een bewerking. De teksten in het boek Een wandelende schaduw, een keuze uit het toneelwerk, gekozen, ingeleid en vertaald door H.J. de Roy van Zuydewijn zijn dan weer overduidelijk vertalingen. Voor een groot deel gaat Een wandelende schaduw precies over de kunst van het vertalen. De Roy van Zuydewijn besteedt in zijn inleiding veel aandacht aan de moeilijkheden die Shakespeare-vertalers ondervinden. Zo heeft hij het op bladzijde 18 over een erg moeilijk vertaalbare regel uit Julius Caesar: "His coward lips did from their colour fly." Dat betekent dat Caesars lippen bleek werden van angst, zeker, maar het betekent ook dat Caesar in woorden afstand nam van zijn vaandel ('their colour'), van alles wat hij tevoren verdedigde.
Met de originele tekst op de linkerbladzijde en De Roy van Zuydewijns vertaling rechts, heb je als lezer vaak de neiging om zelf vertaler te gaan spelen -- en dan krijg je gegarandeerd bewondering voor de vertaler die een dergelijke nuance weet te behouden. Het blijft trouwens een uitstekend idee om ook de brontekst op te nemen: zo heb je een perfect leesbare vertaling, terwijl je à la carte toch nog kan grasduinen in de grandeur van het origineel.
De Roy van Zuydewijn heeft een selectie gemaakt uit de toneelstukken. Er staan dus geen volledige stukken in dit boek. Het verhaal wordt bondig samengevat en per fragment is er een situering in het stuk. Dat volstaat ruimschoots om te kunnen volgen. Een wandelende schaduw is een ongelooflijk klassiek boek, dat niks te maken heeft met hedendaags theater, maar dat wel een heel mooi beeld geeft van de schatkamer die Shakespeare's oeuvre is.
En wat met de Koning Lear, vertaald door Frank Albers? Gaat het hier om een vertaling of een bewerking? Dat is al moeilijker. De voorstelling zelf was zeker een bewerking; Albers was zo kwaad over wat Het Nationale Toneel met zijn tekst had gedaan, dat hij zich publiekelijk van de opvoering distantieerde. Maar ook de gepubliceerde tekst is in zekere zin een bewerking. Vergelijken we een passage van Albers' vertaling, met De Roy van Zuydewijns vertaling.
Bij De Roy van Zuydewijn zegt de nar (in I.4, 182 e.v.): "Jij was nog een hele baas toen je je van haar gefrons / niets hoefde aan te trekken. Nou ben je een nul / zonder één ervoor. [...] Ja, ja, ik / zal mijn mond wel houden. Dat staat op uw gezicht / te lezen, al zegt u niets."
Bij Albers klinkt het zo: "Jij was een leuke vent ooit, toen je je nog geen zorgen / hoefde te maken over haar fronsen. Nu ben je een nul / zonder een cijfer ervoor... [...] Oké, ik hou mijn mond, het is goed, ook al zegt u niks, uw gezicht zegt genoeg."
Albers' vertaling is iets Vlaamser, maar vooral veel helderder van toon. De nar spreekt als een mens. Hoe mooi De Roy van Zuydewijns vertaling ook is, het is een taalgekronkel van jewelste, dat zijn rechtvaardiging ontleent aan de bravoure van het origineel. Albers' vertaling heeft zich bevrijd van het gewicht van het origineel -- en daarom is het een bewerking.
<4>Tot slot: Titus Andronicus, Julius Caesar en Coriolanus, bewerkt door Manja Topper en Kuno Bakker. Topper en Bakker behoren tot het Nederlandse toneelgezelschap Dood Paard. Bij het bewerken vonden ze het belangrijk "om Shakespeare's directheid en brutaliteit te volgen. We hebben geprobeerd recht te doen aan de mentaliteit, de poëzie en de verbeeldingskracht van de schrijver en niet zozeer aan de vorm die hij hanteerde." Schrijvers zullen bij het lezen van deze regels dadelijk fronsen. Bij literatuur is de vorm doorgaans het allerbelangrijkste. Ingrijpen in de essentie van een tekst, is van een heel andere orde dan scènes wegknippen of anders rangschikken.
De keuze van de stukken is al even opmerkelijk als de motivatie van de bewerking. Julius Caesar is in geen tijden door een groot gezelschap opgevoerd. Titus Andronicus wordt algemeen als een bloederig gedrocht uit Shakespeare's beginjaren gezien. Coriolanus is bij het grote publiek een grote onbekende. Het spreekt voor Dood Paard dat zij de verborgen parels uit Shakespeare's schatkist halen. Op de planken mocht het resultaat er zijn. De typische, onderkoelde speelstijl van Dood Paard en de geringe bekendheid van de teksten waren daarbij cruciaal. Titus haalde zelfs het Theaterfestival 1998. Nu zijn de drie bewerkingen gebundeld door uitgeverij International Theatre & Film Books en dat valt tegen.
Waarom? Over het algemeen kan je stellen dat Shakespeare grote beelden en metaforen ontwikkelt, die enkele regels in beslag nemen. Deze grote beelden zijn vaak bloedmooi, maar even vaak banaal. Daarin schitteren echter andere beelden, andere facetten, als de ogen op een pauwenstaart die langzaam openvouwt. Die facetten verlenen kleur aan het overkoepelende beeld. De kunst van het vertalen is dan ook zoveel mogelijk recht te doen aan de pauwenogen in de staart. Topper en Bakker zijn erin geslaagd om al die ogen zorgvuldig weg te boenen en alleen de grotere, banale beelden over te houden. Elke nuancering ontbreekt in hun "De kleur ontvluchtte zijn laffe lippen". De taal is geëgaliseerd: waar voordien een rotsmassief van taal de lezer tegemoet blikte, ligt nu een fraai tegelvloertje. (Een vloertje met hier en daar een foute tegel, overigens. Hoe rijm je het woord 'handenwrijvend' met de uitroep 'yeah'? De vermenging van taalregisters leidt soms tot potsierlijke zinnen, zoals "Als Marcus Brutus zo gierig wordt / dat hij zijn vrienden zulke kleine kutbedragjes weigert / dan mogen de goden hem met hun bliksemschichten / vermorzelen.")
De bewerkers hebben er voor gekozen om zo weinig mogelijk interpunctie te gebruiken. Maakt dat de teksten directer? Ik twijfel eraan. In veel gevallen is het gewoon verwarrend om een zin te lezen die een vraag zou kunnen zijn, maar die niet eindigt met een vraagteken. Waarom kunnen komma's niet, maar punten wel? De wetenschapper zal opmerken dat deze vertaling editie-technisch onverantwoord is, maar je hoeft niet gestudeerd te hebben om te merken dat het inconsequent is om toegankelijkheid na te streven in de bewerking en daarnaast de lectuur willens nillens te bemoeilijken met een duistere interpunctie-gril. Daarnaast -- en het spijt mij maar ik kan er niet omheen -- wordt dit boek ontsierd door een sliert typ-, druk-, taal- en dt-fouten. Hoeveel sympathie ik ook heb voor de theatermakers van Dood Paard, als literair werk blijft dit boek niet overeind. Literatuur en toneel -- het blijft een moeilijk huwelijk. [Mark Cloostermans]
Drs. Madelon de Swart
Deze drie in het Nederlands vertaalde en bewerkte tragedies, die alle spelen in het klassieke Rome van de eerste eeuw voor Chr., zijn opgenomen naar jaar van schrijven. 'Titus Andronicus' (± 1590), mogelijk Shakespeares eerste tragedie, is een bloederig verhaal over wraak. 'Julius Caesar' (± 1599) gaat over de samenzwering van Brutus en Cassius tegen de ambitieuze dictator, die wordt gedood, maar zij worden later zelf verslagen. 'Coriolanus' (1608) is Shakespeares laatste tragedie en gaat over de arrogante generaal die een natuurlijk leider is maar te gronde gaat door zijn eigen trots. De drie stukken, waarvan de eerste de minste, de derde de beste is, van de belangrijkste Engelse toneelschrijver/dichter werden vertaald en bewerkt: het eerste ingrijpend, het tweede minder en het derde nauwelijks, door leden van toneelgroep het Dode Paard, die het geheel speelde in het seizoen 2001-2002. De vrije vertaling, in helder en modern proza, doet recht aan het verhaal, maar niet aan de mooie poëzie en beeldspraak van de auteur. Daarom zal de bundel vooral bezoekers van de voorstellingen aanspreken. Steenrood omslag met een knielend zwart figuurtje; kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.